vocabulaire piste 3 ned-fra Flashcards
1
Q
de heldendaad, de prestatie
A
l’exploit
2
Q
de rilling
A
le frisson
3
Q
de winnaar
A
le vainqueur
4
Q
de opleiding
A
la formation
5
Q
handig
A
adroit
6
Q
overtuigend
A
convaincant
7
Q
getanlenteerd
A
doué (pour)
8
Q
geëngageerd
A
engagé
9
Q
uitzonderlijk
A
exeptionnel
10
Q
indrukwekkend
A
impressionnant
11
Q
hoogbegaafd
A
surdoué
12
Q
bezwijken (voor)
A
craquer (pour)
13
Q
aanmoedigen
A
encourager
14
Q
indruk maken op
A
impressionner
15
Q
delen
A
partager
16
Q
aanbevelen
A
recommander
17
Q
uit de bol gaan
A
s’éclater