onregelmatige werkwoorden fra-ned Flashcards
Acquérir
verwerven
Conquérir
veroveren
Aller
gaan
S’asseoir
gaan zitten
Avoir
hebben
Battre
(ver)slaan
Combattre
bestrijden, vechten tegen
(se) débattre
Bespreken, (zich verzetten, tekeergaan)
boire
drinken
Bouillir
Koken
Conclure
(be) sluiten
Exclure
uitsluiten
inclure
Insluiten, bevatten
Connaître
kennen
Apparaître
verschijnen
Disparaître
verdwijnen
Paraître
Lijken, schijnen, verschijnen
boeken/uitgaven
Reconnaître
(h)erkennen
Courir
Lopen
Accourir
Toesnellen
Recourir à
Zijn toevlucht nemen tot
Secourir
Te hulp komen
Croire
Geloven
Croître
Groeien, wassen
Accroître
Toenemen
Cueillir
Plukken
Accueillir
ontvangen
Recueillir
Opvangen
Devoir
Moeten
Dire
Zeggen
Redire
Herhalen
(se) contredire
(mekaar/zich) tegenspreken
Interdire
Verbieden
Médire (de qqn)
Kwaadspreken
Prédire
Voorspellen
Écrire
Schrijven
Décrire
Beschrijven
(s’)inscrire
(zich) inschrijven
Prescrire
Voorschrijven
Souscrire (à)
Onderschrijven, intekenen
Émouvoir
Ontroeren
Promouvoir
Bevorderen, promoten
Être
Zijn
Envoyer
Sturen, zenden
Renvoyer
Terugzenden, wegsturen
faire
doen, maken
Contrefaire
namaken