vocabulaire allerlei Flashcards
het digitale magazine
Le magazine numérique ou une revue numérique
een krant
un journal
een digitale factuur
une facture électronique
een blog
un journal électronique
slim
malin / maligne
de nieuwkomers
les personnes nouvellement arrivées
nieuwkomers op de markt
les nouveaux venus
durf
de kant
le côté
de moed hebben om
Avoir le cran de
de moed, de vermetelheid
La témérité
het lef
Le toupet (populair taalgebruik) / de durf (avoir du culot, quel culot! (wordt zowel negatief als positief gebruikt)
durven
Oser
riet
Osier
dorst lessen
désaltérer
uitvoeren
effectuer
een bestelling plaatsen
effectuer une commande
zich houden aan
s’en tenir à = suivre
de maatregelen
les mesures
blazen
Souffler
slagen in / om te …
réussir à
over (heen)
par-dessus
boven
au-dessus de
een vol hoofd hebben (er kan niets bij)
En avoir plein la tête
doodmoe zijn (bijv. na een lange wandeling)
en avoir plein les jambes (ook: en avoir plein les pattes’, hoewel vulgairder)
bezoeken
Visiter (‘Visiter’ betekent ‘bezoeken’, in de zin van ‘bekijken’, dus gebouwen, instellingen e.d..
Voor ‘iemand bezoeken’ wordt meestal ‘aller voir quelqu’un’ gebruikt of ‘rendre visite à’.)
Een dokter bezoeken
consulter un médecin
een gebouw
Un édifice
de inhoud verklappen, spoilen
divulgâcher
Divulgâcher’ is samentrekking van ‘divulguer’ = verspreiden, onthullen’ en ‘gâcher’ = bederven, verpesten
een saai verhaal vertellen
raconter une histoire ennuyeuse
de aandacht kwijtraken
perdre l’attention
een nieuw gebouwde, vernieuwende stad
une ville nouvelle
Zijn muziek was betoverend
Sa musique était envoûtante
Hij is door de bliksem getroffen
Il a été frappé par la foudre
het onweer
l’orage
de storm
la tempête
de firma
la firme
de grill
le gril
het hek
la grille
het schema
La grille
La grille des salaires = het schema, de salarisschaal
De grap
la blague
De bumper
le pare-chocs
een stoombad (een ‘badkamer’ waar men de temperatuur verhoogt (bevordert de transpiratie)
une étuve
een vulkaankrater
un cratère
een droog gebied
un territoire sec, une région sèche, une terre aride
een hogedrukpan
un autocuiseur, une cocotte-minute
promoten
promouvoir
beloven
promettre
wandelen
se promener
de hond uitlaten
promener le chien
bekend maken
promulguer = bekend maken (als ‘publier, proclamer’)
Wat brengt u eigenlijk hier?
Quel mauvais vent vous amène ici?
De zin ‘quel mauvais vent vous amène’ heeft een negatieve en op zijn minst een ironische bedoeling. Het is een variatie op het vriendelijke: ‘Quel bon vent vous amène?’.
Heeft u slecht nieuws voor ons?
Avez-vous une mauvaise nouvelle pour nous?
pellen
Décortiquer
wordt vaak in recepten gebruikt waar het gaat om schaaldieren uit hun schaal of schelp te halen.
Décortiquer wordt ook in figuurlijke zin gebruikt als analyseren/ uitpluizen.
Afzagen (van takken)
ébrancher
Scheiden
‘séparer’ (uit elkaar halen, splitsen) of ‘divorcer’ (een relatie beëindigen)
Verkorten
raccourcir
Cesser les enfantillages = ophouden met kinderachtigheden.
Cesser les enfantillages = ophouden met kinderachtigheden.
Commettre un adultère = overspel plegen; wordt niet met ‘être’ gebruikt.
Commettre un adultère = overspel plegen; wordt niet met ‘être’ gebruikt.
Se comporter = zich gedragen
Se comporter = zich gedragen
Un comportement adulte = een volwassen gedrag.
Un comportement adulte = een volwassen gedrag.
naar beneden brengen, buiten zetten, aflopen, uitstappen
descendre
Wanneer ‘descendre’ gevolgd wordt door een lijdend voorwerp, wordt het vervoegd met ‘avoir’.
Elle a descendu la poubelle.
Elles est descendue (uitgestapt) à la station Chatelet.
descendre quelqu’un = iemand ombrengen (meestal met een vuurwapen)
Maar nu ter zake
revenons à nos moutons
Deze uitdrukking wordt bijvoorbeeld gebruikt bij een werkoverleg wanneer de discussie afgedwaald is naar andere onderwerpen.
‘revenons’ is de gebiedende wij in de nous-vorm, als aansporing van revenir: laten we teruggaan naar.
Naar huis gaan = rentrer.
Op je hoede zijn = être sur ses gardes. Er bestaat ook een uitdrukking zoals ‘La vie du loup est la mort du mouton’, wat betekent dat je op je hoede moet zijn.
geld als water verdienen
gagner de l’or en barres
rustig slapen zonder zorgen
dormir sur ses deux oreilles
woelen in je slaap
se retourner dans son sommeil
licht slapen
avoir le sommeil léger
mooie dromen hebben
faire de beaux rêves
de burgemeester (FR)
le maire
Madame le maire. Ook ‘la maire/la mairesse’
zadelen
seller
verzegelen
sceller
De onderneming is booming
L’entreprise est en plein essor
de (volle) bloei, de vooruitgang
L’essor
een brand
un incendie
een knuffelbeest
un animal en peluche
un nounours wordt gebruikt wanneer je met kinderen praat
Un doudou’ wordt in het gesprek met kinderen gebruikt om ‘een knuffel’ aan te duiden. Dat kan een speelgoedbeest, een dekentje of een zachte lap zijn.
un câlin = een knuffel (gebaar tussen mensen)
doux = zacht
une câlineuse = een (vrl) persoon die knuffelt
bloedzuigers
des sangsues
Een bloedsinaasappel
une orange sanguine
succes behalen
obtenir du succès
slepen, achterop raken, meeslepen, meetrekken
traîner
het voortouw nemen
diriger, prendre la tête
ophouden
ralentir, arrêter
de orde verstoren
troubler l’ordre
een blunder
Une bévue. Synoniem : une gaffe.
een successtory
Une histoire à succès
een prestatie
Une performance
Als je het over de duivel hebt dan trap je op zijn staart
Quand on parle du loup, on en voit la queue
de duivel
le diable
de vos
le renard
en zelfs
voire
soms
parfois, quelquefois
altijd
toujours
nooit
jamais
met zich meebrengen, meeslepen of trainen
entraîner
overgieten met een laagje saus
napper
een taart bedekt met chocolade
Un gâteau nappé de chocolat
opvullen
farcir
inpakken
envelopper OF enrober
deeg
de la pâte
het tafelkleed
la nappe
de leuning
la barrière
het is koud (spreektaal)
ça caille!
het magazine
le magazine
er schuilt een addertje onder het gras
Il y a anguille sous roche (paling; zonder lidwoord in deze uitdrukking)
een adder
une vipère
kweken
cultiver
een gepeperde rekening
une note salée
een oefening
un exercice
een handboek
un manuel
versteld doen staan, overdrijven
épater
roddelen over, praten over iemand in diens afwezigheid
jaser
ophangen
Accrocher
vastspijkeren
Clouer
opplakken
Coller
opprikken
Épingler (une épingle = een speld)
een tekening
Un dessin