vocabulair p. 20-24 Flashcards
het abonnement
l’abonnement
de app
l’appli(cation)
de atletiek
l’athlétisme
de fuif, het feestje
la boum
de tennisbaan
le court de tennis
het (berg) beklimmen
l’escalade
het kampvuur
le feu de camp
de klimmer
le grimpeur
de gelegenheid
l’occasion
het publiek
le public
de (wandel)tocht, de (trek)tocht
la randonnée
de rust
le repos
de sociale media
les réseaux sociaux
de rugzak
le sac à dos
de chat
le tchat
leuk, grappig
amusant(e)
verslaan
battre
(zich) verwonden
(zich) kwetsen
(se) blesser
bewegen
bouger
in de tent slapen
dormir sous la tente
(met z’n vieren) zijn
être (quatre)
een passie hebben voor, heel geboeid zijn door
être passionné(e) de
klimmen, klauteren
grimper
joggen
jogger
zijn tent opzetten
monter sa tente
repeteren
répéter
zich abonneren (op)
s’abonner (à)
zwemmen
se baigner
uitgaan (in een discotheek)
sortir (en boîte)
chatten
tchatter
met behulp van
à l’aide de
ter gelegenheid van
à l’occasion de
dicht bij
à proximité de
de hobby’s, de vrijetijdsbesteding
les loisirs
de deelnemer, de deelneemster
le participant, la participante
de hobby, het tijdverdrijf
le passe-temps
toegankelijk
accessible à/au
bereiken
atteindre
toegang hebben tot
avoir accès à
zin hebben tot
avoir envie de
aanmoedigen
encourager
verslaafd zijn aan, bezeten zijn van
être accro à
zich vermaken, zich ontspannend
se distraire
trainen, oefenen
s’entraîner
rondhangen
traîner
de vechtsporten
les arts martiaux
de kano
le canoë
de (berg)beklimmer
l’escaladeur
de sportzaal, de turnzaal
le gymnase
de vogelkunde
l’ornithologie
het pretpark
le parc d’attractions
het benjispringen
le saut à l’élastique
het parachutespringen
le saut en parachute
koken
cuisiner
zijn tent opzetten
dresser sa tente
(berg)beklimmen
escalader
wandelen
faire de la marche
kanoën
faire du canoë
paardrijden
faire du cheval
fietsen
faire du vélo
vogels spotten
observer les oiseaux
op avontuur gaan
partir à l’aventure
duiken
plonger
het boek
le bouquin
de actuer, de actrice (toneel)
le comédien, le comédienne
het festival
le festival
de literatuur
la littérature
het schilderij, de schilderkunst
la peinture
de fotographie
la photographie
de repetitie
la répétition
de scène, het podium
la scène
het beeldhouwwerk, de beeldhouwkunst
la sculpture
het spektakel
le spectacle
de toeschouwer, de toeschouwster
le spectateur, la spectatrice
het toneelgezelschap
la troupe (de théâtre)
plankenkoorts hebben
avoir le trac
lezen
bouquiner
opkomen
entrer en scène
musiceren
faire de la musique
toneelspelen
faire du théâtre
een rol spelen
jouer un rôle
beeldhouwen
sculpter
de (postzegel-)verzameling
la collection (de timbres)
de verzamelaar, de verzaamelaarster
le collectionneur, la collectionneuse
het gezelschapsspel
le jeu de société
het verzamelen van postzegels
la philatélie
de streamingsdienst
la platforme de vidéos à la pêche
op café gaan, iets gaan drinken
aller boire un verre
een gezelschapsspel spelen
jouer à un jeu de société
kaarten, een kaartspel spelen
jouer aux cartes
rusten
prendre du repos
op café gaan, iets gaan drinken
prendre un verre
relaxeren
se relaxer