Voc: Financement et comptabilite Flashcards
1
Q
De schuldeiser
A
Le créancier
2
Q
De schuldenaar
A
Le débiteur
3
Q
De eigenaar
A
Le propriétaire
4
Q
De zaakvoerder
A
Le gérant
5
Q
De CEO
A
Le PDG
6
Q
Een lening
A
Un prêt
7
Q
Te leen krijgen
A
Emprunter
8
Q
De niet uitgekeerde winsten
A
Les profits non distribués
9
Q
De financiële onafhankelijkheid
A
L’indépendance financière
10
Q
De rente
A
Les intérêts
11
Q
De schuldenlast
A
L’endettement
12
Q
Terugbetalen
A
Rembourser
13
Q
De beurs
A
La bourse
14
Q
De leverancier
A
Le fournisseur
15
Q
De schulden
A
Les dettes
16
Q
De belastingen
A
Les impôts
17
Q
De aankoop / aanschaf
A
L’acquisation
18
Q
De boekhouder
A
Le comptable
19
Q
De bedrijfsrevisor
A
Le réviseur d’entreprise
20
Q
De oprichtingskosten
A
Les frais d’installation
21
Q
De lasten
A
Les charges
22
Q
Een vennoot
A
Un associé / partenaire
23
Q
Een investeerder
A
Un investisseur
24
Q
Een investering
A
Un investissement
25
Kapitaal leveren
Se procurer du capital
26
Een kapitaalinjectie
Injecter de nouveaux capitaux
27
Een lening bij de bank aangaan
Contracter un emprunt à la banque
28
De boekhouding
La comptabilité
29
Boeken (boekhouden)
Comptabiliser
30
Een boeking
Un opération comptable
31
Een boekjaar
Une année / excercice comptable
32
Een lopend boekjaar
Un excercic en cours
33
Een boekhoudkundige transactie
Une transaction comptable
34
Het boekjaar afsluiten
Clôturer un exercice
35
De boeken neerleggen
Déposer son bilan
36
De resultatenrekening
Le compte de résultats (sans s en France)
37
Winstgevend
Bénéficaire
38
La recette / rentrée
La recette / rentrée
39
Verlies boeken
Accuser des pertes
40
Het is verlieslatend
C’est déficitaire
41
De uitgaven / kosten
Les dépenses / coutes
42
Vertonen
Montrer / présenter / afficher
43
De agenda van de av
L’agenda de l’assemblée générale
44
De jaarrekening
Le compte annuel
45
Onderworpen
46
Het rekeningstelsel
47
De dubbele boekhouding
La comptabilité double / en partie double
48
Het dagboek
Le journal
49
De inventarisboek
Le livre d’inventaire
50
De aanschaffingswaarde
La valeur d’acquisition
51
De afschrijving
L’amortissement
52
De waardevermindering
Le réduction de valeur / dépréciation
53
De balans
Le bilan
54
De toelichting
L’annonce
55
De voorzieningen
Les provisions
56
De oprichtingskosten
Les frais d'installation
57
De dubieuze debiteuren
Les client douteux
58
BTW
TUA
59
De voorraad grondstoffen
Le stock de matières premières
60
De sociale zekerheid
La sécurité sociale
61
De kredietinstelling
L’établissement de crédit
62
De voorraad handelsgoederen
Le stock de marchandise
63
De intrest
L’intérêt
64
De verkoop van goederen
Les ventes de marchandise
65
De aankoop van grondstoffen
Les achats de matières premières
66
De levering van diensten
Les prestations de services
67
De verzekeringspremies
Les primes d’assurances
68
De bezoldiging van het personeel
Les rémunérations du personnel
69
De verkoop van afgewerkte producten
Les ventes de produits finis
70
Les ventes de produits finis
L’entretien et réparations
71
De verkregen korting
La réduction obtenu
