Voc. au cabinet du médecin Flashcards
gaan naar
aller à (chose)
aller chez (personne)
zijn dokter raadplegen
consulter son docteur
in de praktijk
en cabinet
een huisbezoek
une visite à domicile
een medisch onderzoek ondergaan
subir un examen médical
een diagnose stellen
poser un diagnostic
zijn diagnose geven
donner son diagnostic
voorschrijven
prescrire
een voorschrift
une prescription
syn. une prescription
une ordonnance
medicamenten nemen
prendre des médicaments
een attest
une attestation
een medisch (afwezigheids)attest
un certificat médical (d’absence)
het verschuldigde bedrag
le montant dû
terugbetalen
rembourser
een terugbetaling
un remboursement
een terugbetaling uitvoeren
effectuer un remboursement
verwittigen
prévenir
de werkgever
l’employeur
de bediende
l’employé
opplakken, kleven
coller
een vignetn het mutualiteitsstrookje
une vignette
zich voelen
se sentir