expressions l'article Flashcards

1
Q

op het eerste zicht

A

à première vue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dorst en honger hebben

A

avoir faim et soif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gelijk of ongelijk hebben

A

avoir raison ou tort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zin hebben

A

avoir envie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hij jaagt me schrik aan

A

il me fait peur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ze doet me teken (ze doet een teken naar mij)

A

elle me fait signe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

we doen beroep op hem

A

on fait appel à lui

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ik zal hem een dienst bewijzen

A

je lui rendrai service

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

je moet daar een einde aan maken

A

il faut y mettre fin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ik zal hem/haar een bezoekje brengen

A

je lui rendrai visite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

neem een voorbeeld aan hem/haar

A

prends exemple sur lui

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ik ga een klacht indienen

A

je vais porter plainte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

we gaan koffie drinken

A

on va prendre le café

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het ruikt hier naar frieten

A

ça sent les frites ici

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

je moet in bed blijven

A

tu dois garder le lit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wees welkom

A

soyez bienvenue

17
Q

vergezeld zijn van vrienden

A

être acompagné de copains

18
Q

omringt zijn door familie

A

être entouré de famille

19
Q

gevuld zijn met wijn

A

être rempli de vin

20
Q

voorafgegaan worden door reclame

A

être précéde de publicités

21
Q

gevolgd worden door zijn familieleden

A

être suivi de membres de sa famille

22
Q

bedekt zijn met verf

A

être couvert de peinture

23
Q

vitamines nodig hebben

A

avoir besoin de vitamines

24
Q

spotten met je zus

A

se moquer de sa soeur

25
Q

vitamines tekort hebben

A

manquer de vitamines