expressions l'article Flashcards
1
Q
op het eerste zicht
A
à première vue
2
Q
dorst en honger hebben
A
avoir faim et soif
3
Q
gelijk of ongelijk hebben
A
avoir raison ou tort
4
Q
zin hebben
A
avoir envie
5
Q
hij jaagt me schrik aan
A
il me fait peur
6
Q
ze doet me teken (ze doet een teken naar mij)
A
elle me fait signe
7
Q
we doen beroep op hem
A
on fait appel à lui
8
Q
ik zal hem een dienst bewijzen
A
je lui rendrai service
9
Q
je moet daar een einde aan maken
A
il faut y mettre fin
10
Q
ik zal hem/haar een bezoekje brengen
A
je lui rendrai visite
11
Q
neem een voorbeeld aan hem/haar
A
prends exemple sur lui
12
Q
ik ga een klacht indienen
A
je vais porter plainte
13
Q
we gaan koffie drinken
A
on va prendre le café
14
Q
het ruikt hier naar frieten
A
ça sent les frites ici
15
Q
je moet in bed blijven
A
tu dois garder le lit