VO.2 gezondheidsvoorlichting Flashcards

1
Q

Wat is een kenmerk van de ziekten in Nederland met de grootste ziektelast?

A

Vaak terug te koppelen naar een ongezonde leefstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat gezondheidsvoorlichting?

A
  1. patienten moeten gemotiveerd worden tot gedragsverandering (bvb voor- en nadelen bespreken)
  2. Initieren van gedragsveranderingen (plannen opstellen, barrières wegnemen)
  3. Volhouden van gedragsveranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aan de hand waarvan wordt de meeste gezondheidsvoorlichting gegeven?

A

BRAVO-factoren
B = bewegen
R = roken
A = alcoholgebruik
V = voeding
O = onveilige seks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn vier vormen waarin gezondheidsvoorlichting gegeven kan worden?

A
  1. Algemeen: niet specifiek gericht op 1 groep bvb schijf van vijf
  2. Targeted: voor een bepaalde groep bvb alle vrouwen boven de 50
  3. Tailored: gepersonaliseerd voor het individu
  4. Persoonlijk gesprek: volledig gebaseerd op de specifieke persoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is belangrijk om in kaart te brengen voor gedragsverandering?

A

Determinanten van het gedrag –> factoren die het gedrag beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van welke categorieën van determinanten hangt het vertonen van gezond gedrag af?

A
  1. Biologisch: verslavingsgevoeligheid
  2. Fysieke omgeving: voorzieningen in de buurt, prijs
  3. Sociale omgeving: gedrag van naasten, sociale norm/druk
  4. Psychologisch: stress vermindering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kunnen we determinanten met elkaar verbinden en de samenhang bepalen? Noem een voorbeeld hiervan

A

Via gedragsverklaringsmodellen
De theorie van gepland gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg de theorie van gepland gedrag uit

A
  1. Verwachte consequenties van het gedrag –> bepaalt de attitude –> bepaalt de intentie –> bepaalt het gedrag
  2. Belang dat andere hechten aan het gedrag –> is sociale druk –> bepaalt de intentie –> bepaalt het gedrag
  3. Inschattingen over de mogelijkheden en problemen bij uitvoering van het gedrag –> bepaalt de inschatting van de uitvoerbaarheid –> bepaalt de intentie –> bepaalt het gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de vijf stadia van gedragsverandering

A
  1. Precontemplatie: niet gemotiveerd om gedrag aan te passen (niet bewust, verwacht geen voordelen) –> attitude
  2. Contemplatie: overwegen gedrag te veranderen binnen 6 maanden, maar nog geen vast plan (verwacht nog te veel nadelen, ziet veel barrières)
  3. Preparatie: van plan om te veranderen
  4. Actie: recent gezonder gaan leven, nog niet langer dan 6 maanden
  5. Behoud: recent gezonder gaan leven, langer dan 6 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een goede manier om roken te stoppen?

A

MIS = minimale interventie strategie
Rekening houden met de meeste factoren voor gedragsverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly