VO.1 beeldvormingstechnieken Flashcards

1
Q

Wat zijn twee varianten van botmetastasen en waardoor komen deze?

A
  1. Osteolytisch: stimulatie osteoclasten door factoren geproduceerd door de carcinoom cel
  2. Osteosclorotisch: stimulatie osteoblasten door factoren geproduceerd door de carcinoom cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soort skeletmeta’s komen voor bij multipel myeloom?

A

Osteolytisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij welke tumoren komen osteosclerotische laesies veel voor?

A
  • prostaatcarcinoom
  • mammacarcinoom
  • schildkliercarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe gedraagt het farmacon zich bij een skeletscintigrafie?

A

99m technetium HDP als een bisfosfanaat waardoor inbouw op plekken met een verhoogde betonbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een normaal beeld bij een skeletscintigrafie?

A

Symmetrisch intense gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is bij kinderen te zien op een skeletscintigrafie?

A

Symmetrisch de groeischijven omdat hier verhoogde botombouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke vragen moeten worden nagegaan bij de beoordeling van een skeletscintigrafie?

A
  1. hoeveel laesies?
  2. Hoogte van de intensiteit?
  3. voorkeurslocatie (maligne aandoeningen hebben een andere voorkeurslocatie dan benige)
  4. Wat is het aspect en de uitbreiding van de laesie?
  5. is het symmetrisch?
  6. Zijn de laesies in/nabij een gewricht?
    (dichtbij/in een gewricht is vaak benigne)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de voorkeurslocatie van botmeta’s bij prostaatcarcinoom?

A

Axiale skelet en bekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zien we bij een verhoogde osteoblast activiteit?

A

Hoge intensiteit van de laesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de voorkeurslocatie van osteosarcomen?

A

Lange pijpbeenderen nabij het gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn skip lesions?

A

lokale metastasen binnen de ossale structuur (binnen het bot)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een osteoblastische afwijking?

A

Hoge intensiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zien we op een skeletscintigrafie bij een osteosarcoom?

A

Focaal haarden met verhoogde stapeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn vaak afwijkingen in gewrichten?

A

Degeneratief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke afwijkingen bij een skeletscintigrafie zijn vaak benigne?

A

Afwijkingen aan de aanhechtingsplaatsen van spieren of pezen –> bot kan door mechanische prikkeling van de pees mee gaan irriteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is verdacht voor meta’s in botten?

A

Afwijkingen buiten gewrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarvoor kan een schildklierscintigrafie ingezet worden?

A

Voor diagnose en therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar wordt gebruik van gemaakt bij een schildklierscintigrafie?

A

Diagnostiek: gammastraling uit 123 jodium
Therapie: 131 jodium –> zowel gamma als beta straling dus ook voor diagnostiek na de therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe ziet een normale schildklier eruit op een schildklierscintigrafie?

A

Vlinder: twee kwabben met geen hete of koude gebieden

20
Q

Wat kan er gezien worden bij een hyperthyreoïdie op een schildklierscintigrafie?

A

Hete nodus: grote intensiteit in een scherp afgegrensd gebied (donker)
= autonoom gebied dat zijn eigen gang gaat en te veel hormoon produceert

21
Q

Wat kan gezien worden bij een euthyreoidie op een schildklierscintigrafie?

A

Koude nodus: witte plek
Minder scherp afgrensbaar

22
Q

Wat is de aard van een koude nodus?

A
  • 80% een cyste (vaak benigne)
  • 10-20% schildkliercarcinoom of -adenoom

Zeldzaam:
- parathyreoid carcinoom of -adenoom
- bloedingen
- multinodulair stroma

23
Q

Wat zijn vier vormen van schildkliercarcinoom?

A

Goed gedifferentieerd:
1. papillair-
2. Folliculair-
3. medullair-
Slecht gedifferentieerd:
4. anaplastisch-

24
Q

Wat is het algemene behandel protocol bij een schildkliercarcinoom?

A
  1. Chirurgie: totale thyreoidectomie
  2. Ablatie van schildklierrest met 131-jodium –> Tg gaat omlaag en kan als marker gebruikt worden tijdens follow up
  3. substitutie therapie met thyrax direct na ablatie
  4. Follow up: echo van de hals bij een verdenking van verdachte lymfeklieren + serum Thyroglobuline (Tg)
  5. Herbehandeling indien er aanwijzingen zijn voor een recidief of metastasen
25
Q

Wat is Tg in de behandeling van schildkliercarcinoom?

A

Een tumormarker (thyroglobuline)
Moet na thyreoidectomie helemaal afwezig zijn

26
Q

Waarvoor is een verhoogde Tg een bewijs na een thyreoidectomie?

A

Dat er nog rest tumorweefsel is of dat er ergens in het lichaam nog schildklierweefsel is

27
Q

Wat houdt de herbehandeling van een recidief of meta van schildkliercarcinoom in?

A

131-jodium

28
Q

Hoe kunnen we in de herbehandeling van schildkliercarcinoom de opname van het 131-jodium stimuleren?

A
  • Niet meteen starten met thyrax na thyreoidectomie
  • Recombinant TSH (elke 2 dagen injectie)
  • vanaf 1 week voor ablatie starten met 131-jodium met een jodium-beperkt dieet
29
Q

Wat is euthyreoot?

A

Normaal werkende schildklier

30
Q

Wat is het metastaseringspatroon van een papillair schildkliercarcinoom?

A

Lymfogeen

31
Q

Wat is de indicatie van een 123 jodium schildklierscintigrafie?

A

palpabele hyperthyreoïdie

32
Q

Wat is het aangewezen aanvullend onderzoek bij iemand met een normale schildklierfunctie maar een vergrote schildklier?

A

Geen scintigrafie
Biopt wel

33
Q

Wat gebeurt er 3-4 weken na een thyreoidectomie?

A

FT4 gaat omlaag
FSH gaat als reactie hierop omhoog

34
Q

Wat doet TSH?

A

Stimulatie van jodium opname in de schildklier via de NIS-transporter

35
Q

Wat is belangrijk voor de ablatie van de schildklier?

A

Dat er zo veel mogelijk radioactief jodium wordt opgenomen

36
Q

Wat is belangrijk bij het geven van 123 jodium na een thyreoidectomie?

A

De TSH moet zo hoog mogelijk zijn

37
Q

Wat is het idee achter de FDG-PET?

A

FDG bevat een radioactief fluor dat constant positronen uitzendt –> botst tegen een elektron uit het weefsel –> annihilatie –> de massa verdwijnt waardoor energie vrijkomt –> de 2 fotonen vertrekken tegengestelde richting
Detectie van de fotonen en 3D reconstructie met computer

38
Q

Waarvoor is FDG geschikt?

A

hoog metabole processen

39
Q

Wat geeft de FDG-PET goed weer?

A

Metabolisme in de cel omdat de FDG-6-fosfaat zichtbaar gemaakt wordt (uit FDG)

40
Q

Wat is een voorwaarde voor een goede zichtbaarheid op een FDG-PET?

A

Tumor moet in een omgeving zitten waar relatief weinig fysiologisch glucosemetabolisme zit

41
Q

Wat voor cellen zijn hoog metabool actief?

A

Delende cellen –> gebruiken glucose

42
Q

In welke drie organen is een fysiologisch normale hoge intensiteit van de FDG te zien?

A

Hersenen: draaien alleen op suiker
Myocard
Nieren: vanwege uitscheiden

43
Q

Welke maligniteiten kunnen we aantonen met een FDG-PET scintigrafie?

A
  • hoofd-hals tumoren
  • prostaat tumoren
  • testistumoren
  • melanomen
  • oesophagus carcinomen
  • NSCLC
  • non-hodgkin lymfoom
44
Q

Wat is een scintigrafie?

A

Scintigrafie is een beeldvormende techniek in de geneeskunde door middel van het registreren van vervalprocessen van radioisotopen. Hiertoe wordt aan de patiënt via een injectie, of een maaltijd, een radioactieve stof toegediend die zich bij voorkeur in een bepaald orgaan of afwijking ophoopt, waarna met een detector wordt nagegaan waar de toegediende activiteit zich na enige tijd (meestal een paar uur) concentreer

45
Q

Waar kan een non-hodgkin lymfoom zich manifesteren?

A

Alle lymfeklierstations
Alle organen (extra-nodulair)

46
Q

Waarvoor is een FDG-PET scintigrafie hoog sensitief?

A

Detectie van nodale en extra-nodale locaties van NHL
- Meest geschikt voor agressief en hooggradig NHL

47
Q
A