HC.4 - Curatieve en palliatieve chirurgische oncologie Flashcards

1
Q

Welke vorm van behandeling zorgt voor de grootste kans op genezing?

A

Chirurgie bij solide tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarvan is de behandeling afhankelijk?

A
  1. aard van de tumor
  2. anatomische lokatie
  3. cTNM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 4 solide tumoren worden niet per se behandeld via chirurgie?

A
  1. Testiscarcinoom: chemo evt icm met RT of chirurgie
  2. Cervixcarcinoom: RT
  3. Larynx/proximale oesophaguscarcinoom: chemoRT
  4. Anuscarcinoom: chemoRT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is bij chirurgie in veel gevallen belangrijk?

A

Vaak nog extra therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bedoelen we met operabiliteit?

A

Kan de patient de operatie aan = zijn er medische contra-indicaties tegen operatieve ingreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor wordt de operabiliteit bepaald?

A
  • Diagnose
  • Icm nevendiagnoses
  • conditie patient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat bedoelen we met respectabiliteit?

A

Is het verwijderen van de tumor technisch mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is belangrijk bij respectabiliteit?

A

We willen radicaal zijn –> als dit niet kan (= irradicale resectie) dan vaak beter niet doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kan ervoor zorgen dat een tumor niet resectabel is?

A

Ingroei in vitale structuren: bronchus, aorta, hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doen we bij (in opzet) curatieve chirurgie?

A

De tumor radicaal verwijderen = aan randen van resectie preparaat geen tumorcellen volgens pathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke twee soorten irradicaliteit zijn er?

A

R1 = microscopisch irradicaal –> patholoog ziet dit (wondranden zijn niet schoon)
R2 = macroscopisch irradicaal –> chirurg ziet al tijdens de operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bedoelen we niet met kans op genezing?

A

Absolute genezing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat bedoelen we met kans op genezing?

A

Dat patient nog in leven is na 5 jaar (als helemaal weg)
Na 5 jaar is kans op kanker net zo groot als iemand van dezelfde leeftijd uit de ‘normale’ bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doen we vaak niet bij gemetastaseerde ziekte?

A

Primaire tumor weghalen want patient overlijdt vaak aan metastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoeveel patienten kunnen een operatie krijgen bij slokdarmcarcinoom?

A

50% en daarvan is na 2 jaar nog maar 50% in leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer geven we neo-adjuvante therapie?

A

chemo of RT pre-operatief bij een primair resectabele tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarvoor geven we voornamelijk neo-adjvuante therapie? En wat is een extra mogelijke bijkomstigheid?

A

Voor het opruimen van rondfietsende tumorcellen
Dat tumor kleiner wordt waardoor operatie makkelijker/beter gaat

18
Q

Wat is het doel van inductie therapie?

A

Chemo voor operatie bij een primair niet-resectabele en niet curatief met operatie tumor
Waarbij gehoopt wordt dat de tumor door de behandeling alsnog resectabel wordt

19
Q

Hoe wordt inductie chemo ook wel genoemd?

A

Conversie chemo = eerst palliatief maar overgaan in curatief door de chemo (inductie)

20
Q

Wat is adjuvante therapie?

A

Chemo na een operatie nav de definitieve PA uitslag
Doel: verbeteren van de (ziektevrije) overleving
–> Kapot maken rondfietsende tumorcellen

21
Q

Wat is palliatieve behandeling? Noem een voorbeeld hiervan

A

Klachten verminderen en kwaliteit van leven verbeteren
Levensverlegende behandeling

22
Q

Noem de 6 voorwaarden voor curatieve chirurgie

A
  1. kennis biologisch gedrag van tumor
    a) overleving (gunstig of ongunstig)
    b) metastaserings patroon (lymfogeen of hematogeen)
    c) noodzakelijke marges rond afwijking bij resectie
  2. radicale resectie primaire tumor is mogelijk
  3. meenemen regionale lymfeklieren
  4. relatief kleine kan sop morbiditeit en mortaliteit
  5. aandacht behoud voor functie
  6. aandacht behoud voor cosmetiek
23
Q

Wat is de behandeling bij een uitgebreid rectumcarcinoom?

A

Totale exenteratie
blaas, rectum, anus, uterus, soms vagina, prostaat
Enorme impact op kwaliteit van leven met 5jr overleving van 60% –> leeftijd bepaalt hierin mee
Is de enige behandeling mogelijk

24
Q

Wat zijn de mogelijke opties bij een radicale resectie van de slokdarm (tumor)?

A
  1. buismaag: bij 1% niet door eerdere maagchirurgie of tumor in maag/slokdarm
  2. coloninterpositie
25
Q

Welke drie onderdelen horen bij de oncologische diagnostiek?

A

1, vaststellen maligniteit/typering
2. TNM-classificatie
3. bepalen lokale resectabiliteit

26
Q

Wat is het probleem bij een hersentumor?

A

Ongeacht stadium niet resectabel

27
Q

Wat nemen we mee in het vaststellen van de maligniteit/typering en klinische stadiering?

A
  1. orgaan van origine
  2. histologie en differentiatie (biopt)
  3. lokale uitbreiding (T)
  4. Regionale lymfeklieren (N)
  5. Metastasen op afstand (M)
28
Q

Waarop bepalen we het beleid qua behandeling?

A

Diagnose en TNM-stadium

29
Q

Wat komt vaak kijken bij curatieve chirurgie?

A

Vaak adjuvante of neo-adjuvante therapie

30
Q

Waarop wordt gericht bij palliatieve zorg?

A

Verzachting/verlichting van klachten bij uitgebreide niet curabele (oncologische) ziekte

31
Q

Welke vier dingen worden gedaan in het kader van palliatieve zorg?

A
  1. Medicatie/interventie: pijnstilling, sonde
  2. Chemo: kleinere tumor –> minder klachten
  3. RT bij lokale klachten (botmeta of ulcerend mammacarcinoom)
  4. Interventie: radiologisch, endoscopisch of chirurgisch
32
Q

Wat is essentieel aan palliatieve behandeling?

A

Er is GEEN kans op genezing

33
Q

Wat zijn drie voorwaarden voor palliatieve chirurgie?

A
  1. Goede kans dat chirurgie de klachten verhelpt
  2. “Kleine” kans op morbiditeit en mortaliteit
  3. Kennis van biologisch gedrag van de tumor: levensverwachting patient (weken vs maanden)
34
Q

Wat zijn twee dingen waar rekening mee gehouden moet worden bij palliatieve chirurgie (maar die niet essentieel zijn)?

A
  1. Aandacht voor behoud functie/cosmetiek
  2. verlening van het leven
35
Q

Hoe kan palliatieve chirurgie acuut helpen bij het verlengen van het leven? (voorbeeld)

A

Bij een occlusie van de darm kan dit verwijderd worden

36
Q

Wat zijn veel voorkomende klachten bij tumorgroei?

A
  1. pijn
  2. problemen met stoelgang
  3. braken/mechanische klachten
  4. stank
  5. dreigende fracturen
  6. jeuk (pancreaskopcarcinoom)
  7. bloedingen
37
Q

Wat is de behandeling bij een sarcoom in de arm?

A

Amputatie

38
Q

Wat doen we bij dreigende fracturen in het kader van palliatieve zorg? Wat is hiervan een voorwaarde?

A

Plaatsen van pennen/olaten
Als levensverachting > 3 mnd

39
Q

Wat doen we bij een lokaal infiltratie PCC-anus

A

Stoma waardoor viezigheid niet meer langs de plek hoeft

40
Q

Wat doen we bij een lleus carcinoom in het kader van palliatieve zorg?

A

Resectie + stoma/anastomose
Resectie + stoma
Stoma
Overloopje/bypass

41
Q

Wat doen we in het kader van palliatieve zorg bij pancreaskopcarcinoom?

A

biliodigestieve anastomose

42
Q

Wat is een mannier om amputatie van het been te voorkomen? Hoe is de respons?

A

Geisoleerde perfusie
Aflsluiten vaten naar rest van het lichaam –> door beenvaten chemo waardoor heel lokale werking
In 90% van de gevallen is er respons