VO's Flashcards

1
Q

Via welke bloedbaan bereikt glucose vanuit de darmcel de lever?

A

via de vena porta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor wordt relatief veel glucose opgenomen in de lever?

A

Dit is als de insulinespiegel hoog is en de glucagon/adrenaline spiegel laag is (als je in een well-fed state bent) –> er wordt dan meer glucose opgenomen (glucose transporter is niet afhankelijk van de concentratie, hij zit in de lever altijd in het membraan) doordat insuline de glycogenese aanzet (+ glucosekinase en fosfructokinase1 actief maakt)

Doordat glucose in de lever gelijk wordt omgezet naar glycogeen blijft de [glucose] in de cel laag en kan glucose makkelijk van buiten naar binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het lot van opgenomen glucose in de lever?

A

Glucose wordt met behulp van insuline in de lever omgezet in glycogeen om het op te slaan, het wordt ook verder gemetaboliseerd in de glycolyse. Het wordt ook gebruikt tijdens de vetzuursynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor is de vetzuursynthese actief in de lever direct na de maaltijd?

A

Als de [glucose] in het bloed zodanig hoog is dat de insulinespiegel erg stijgt wordt de lever aangezet tot lipolyse (vetzuursynthese) omdat hij het met alleen glycogenese en glycolyse niet redt

Er wordt veel pyruvaat gevormd dat via de citroenzuurcyclus wil gaan, maar deze loopt vast door het grote aanbod –> het zal de cyclus verlaten als citraat wat naar het cytosol migreert –> hiervan worden triglyceriden gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Via welke route bereikt glucose vanuit de darmcel de spiercel en vetcel?

A

Uit de lever gaat het via de bloedvaten langs het hart naar de vet- en spiercellen kan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Via welk mechanisme wordt glucose opname in deze weefsels bevorderd?

A

In de spier- en vetvellen is de glucoseopname insuline afhankelijk. hier gaat de opname sneller. Het zorgt er voor dat de GLUT4 meer op het membraanoppervlak van de cellen zit. door insuline worden ze actief en kunnen ze dus veel glucose opnemen in de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het lot van het opgenomen glucose in de vetcel?

A

Een deel van de opgenomen glucose wordt gebruikt voor de energie behoefte, het andere deel: wordt d.m.v. dihydroxyacetoneo-fosfaat (DHAP) naar glycerol-3-fosfaat gevormd –> dit wordt gedefosforyleerd waardoor je glycerol overhoudt –> met dit glycerol kunnen triglyceriden worden gemaakt en wordt het glucose als het ware opgeslagen als vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het lot van het opgenomen glucose in de spiercel?

A

Er gebeuren 2 dingen bij:
- Bij genoeg glucose voor verbranding: nieuw glucose wordt omgezet in glycogeen d.m.v. glycogenese
- Als glucose gelijk nodig is voor verbranding: nieuw glucose wordt verbrandt (doorloopt de citroenzuurcyclus) voor ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Via welke route en in welke vorm bereiken vetzuren vanuit de darmcel de spiercel of vetcel?

A

Vetzuren worden in de darm terug omgezet naar triglyceriden –> hierna worden ze verpakt in chylomicronen (buitenkant wateroplosbaar laagje fosfolipiden met eiwitten voor de bestemming) –> deze komen via de lymfevaten in het bloed terecht –> daarna gaat het naar vetweefsel en spierweefsel (–> later pas naar de lever)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Via welk mechanisme worden vetzuren in deze weefsels opgenomen?

A

Als VLDL (direct uit het bloed) en chylomicronen (vanuit de lymfe) met triglyceriden aankomen bij weefsels, worden deze d.m.v. LPL (actief door hoge insulinespiegel in vetcel (in spiercel onafhankelijk ervan)) omgezet in glycerol en FFA (vrije vetzuren) (+ overige stoffen) –> de vrije vetzuren worden opgenomen d.m.v. diffundatie in de weefselcellen –> in vetcellen gebruikt om nieuwe triglyceriden op te bouwen en op te slaan en in spiercellen voor ATP aanmaak

Chylomicronen restanten gaan terug naar de lever (hierin vetzuren gebonden aan cholesterol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het lot van de opgenomen vetzuren in de vetcel?

A

De vetzuren worden d.m.v. palmityol-CoA synthetase (ATP nodig) omgezet in FFA(acyl)-CoA –> hierna vorming van triglyceriden door FFA-CoA met glycerol-3-fosfaat te binden –> deze triglyceriden worden vervolgens opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De vetopslag in vetweefsel is insulineafhankelijk. Noem drie processen waardoor insuline de vetopslag bevordert.

A
  1. insuline zorgt dat LPL actief wordt, waardoor vrije vetzuren ontstaan en opgenomen kunnen worden voor de vorming van triglyceriden
  2. insuline zorgt dat er meer glucose wordt opgenomen, d.m.v. GLUT-4 expressie te bevorderen, hierdoor meer vrije vetzuren omzetten naar triglyceriden en ATP productie (nodig voor FFA –> FFA-CoA)
  3. insuline werkt het vrijkomen van vetzuren uit vetweefsel tegen (tegen enzym HSL), hierdoor voorraad triglyceriden in stand houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Via welke route en in welke vorm bereiken de meeste vetzuren de lever?

A

D.m.v. vorming van chylomicronen in de darmcellen die worden afgegeven aan het lymfe en daarna het bloed komen ze in de lever (grootste deel komt gelijk in spier- en vetcellen) –> in de lever worden de chylomicronen (remnants) opgenomen en omgezet in vrije vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er met het in de lever gevormde triglyceride, en wat met het in het vetweefsel gevormde TG?

A

In de lever: triglyceride vorming uit FFA-CoA en glycerol-3-fosfaat, deze wordt hierna VLDL afgegeven aan het bloed
In vetweefsel: het gevormde triglyceride wordt opgeslagen in het vetweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Via welke route bereiken aminozuren de lever?

A

Aminozuren worden opgenomen in de darmen en diffunderen hier naar het bloed –> via de v. portae bereiken deze de lever –> in de lever gebruikt voor netto eiwit synthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het lot van opgenomen aminozuren in de lever?

A

Aminozuren worden in de lever omgezet in pyruvaat, acetyl-CoA of een stof uit de citroenzuurcyclus doordat het koolstofskelet wordt vrijgemaakt (deaminering) en de NH3 groep wordt afgesplitst (vaak overplaatsing van NH3-groep naar glutamaat (transaminering))

Lange tijd na de maaltijd worden eiwitten en aminozuren afgebroken d.m.v. oxidatie tot ketonzuur en ammonium (NH4+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Via welke route bereiken aminozuren de spiercel?

A

Alle aminozuren die de lever niet opnemen blijven achter in het bloed en kunnen zo later in de spiercellen weer worden opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het lot van de opgenomen aminozuren in de spiercel?

A

Ze worden opgeslagen als eiwit, gebruikt voor de omzetting van pyruvaat naar nieuwe aminozuren of afgebroken via de citroenzuurcyclus om ATP te maken (oxidatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke twee processen in de lever zorgen tussen 4 uur en 24 uur na de laatste maaltijd voor de handhaving van de bloedsuikerspiegel op 4-6 mmol/L?

A

[glucose] in de lever hoog houden
- Glycogenolyse: zorgt dat glucose ontstaat uit glycogeen (glucose-6-fosfatase actief maken)
- Gluconeogenese: zorgt dat glucose ontstaat uit pyruvaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waardoor wordt het in de lever gevormde glucose niet onmiddellijk in de lever zelf gebruikt voor de energievoorziening, de vetzuursynthese of de glycogeensynthese?

A

De lever heeft niet (zoals de hersenen en ery’s) glucose als enigste energiebron en kan dus ook vetzuren gebruiken als de glucosevoorraad beperkt is (glucose sparing) (–> als glucose voorraad beperkt is wordt namelijk de glycolyse gestopt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waardoor wordt het door de lever afgegeven glucose nauwelijks in de spier en vetweefsel opgenomen?

A

Als de lever glucose gaat afgeven is er een lage insulinespiegel, hierdoor zullen er niet genoeg GLUT-4 transporters zijn en zal glucose alleen naar de hersenen en ery’s gaan (zij hebben glucose als enige energiebron)

–> de spier- en vetweefselcellen hebben ook vetzuren als energiebron en zullen daardoor bij een beperkte voorraad geen glucose krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het lot van het door de lever geproduceerde glucose (welk orgaan, welk eindproduct)?

A

De geproduceerde glucose gaat naar de hersenen en de ery’s, waar het gebruikt wordt om ATP te vormen (o.a. d.m.v. de citroenzuurcyclus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Via welke route en in welke transportvorm bereiken vetzuren de lever tijdens vasten?

A

Bij vasten: daling insulinespiegel en stijging glucagonspiegel, hierdoor:
- In vetweefsel bijna geen import van glucose en vrije vetzuren
- HSL wordt actief door glucagon en adrenaline en splitst vetweefsel in vrije vetzuren en glycerol –> vetzuren komen via het bloed naar de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het lot van de opgenomen vetzuren in de lever?

A

Vetzuren worden geactiveerd door palmityol-CoA synthetase en omgezet in FFA-CoA –> deze gaat het mitochondriën in

In mitochondriën de bèta-oxidatie:
1. Twee oxidatie stappen via dehydrogenase, eerste stap levert FADH2 en tweede NADH –> verloopt meerdere malen omdat vetzuurketens erg lang zijn
2. Er ontstaat uiteindelijk acetyl-CoA

Acetyl-CoA kan de citroenzuurcyclus in, waardoor er ATP vrij kan komen –> is er teveel Acetyl-CoA, dan zal het niet de citroenzuurcyclus in gaan (zit vol), maar vindt ketogenese plaats (vorming van ketonlichamen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Via welke twee routes en in welke vorm bereiken vetzuren de spiercel tijdens vasten?

A
  1. Als VLDL vanuit de lever via de lymfe en het bloed
  2. Als FFA vanuit vetweefsel via het bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het lot van de opgenomen vetzuren in de spiercel?

A

De VLDL wordt omgezet in FFA en glycerol (+ nog restanten) –> deze FFA en die uit het vetweefsel zullen samen de vetzuuroxidatie doorlopen (bètaoxidatie en citroenzuurcyclus)

Hierdoor wordt de spiercel d.m.v. oxidatie voorzien van energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Via welk mechanisme maakt de vetcel veel vetzuren vrij tijdens vasten?

A

door daling insuline is er geen import van glucose en vrije vetzuren. HSL wordt geconverteerd tot de actieve vorm door stimulatie van glucagon en adrenaline. de TG opgeslagen in vetweefsel worden door HSL afgesplitst in vrije vetzuren en glycerol. Onder deze omstandigheden komen vetzuren vrij en worden ze via het bloed naar de lever getransporteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

De vetcel geeft ook glycerol vrij aan de bloedbaan. Waar komt dit glycerol vandaan, en waarom wordt het niet in de vetcel zelf verwerkt?

A

Het wordt vanuit de vetcel aar de lever vervoerd, omdat het in de lever omgezet kan worden in de actieve vorm (glycerol-3-fosfaat), voordat het kan worden gebruikt voor de synthese van triglyceriden. ook kan glycerol worden gebruikt als substraat voor de gluconeogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Via welke route bereiken aminozuren de lever tijdens vasten?
Wat is de bron van deze aminozuren?

A

Aminozuren worden vrijgemaakt uit eiwitten in spieren en hier geoxideerd of via het bloed naar de lever getransporteerd
- Aminogroep wordt getransporteerd naar de lever in de vorm van alanine of glutamine
- Gebeurt bij een lage insulinespiegel en hoge cortisol- en schildklierhormoonspiegel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is het lot van opgenomen aminozuren in de lever?

A

In de lever wordt de aminogroep door transaminering verwijdert van glutamaat en is het C-skelet bruikbaar voor gluconeogenese (via citroenzuurcyclus) of ketogenese (kan citroenzuurcyclus niet doorlopen)
- Meeste eiwitten zijn glycogeen (glucose eindproduct), maar sommige zijn ook ketogeen (keton eindproduct)
- Bij gluconeogenese is ureum essentieel en pyruvaat en alfa-ketoglutaraat komt van glyco(geno)lyse of andere aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Verklaar waarom lever glycogeen in de early-refed state toch snel hersteld, ondanks dat er weinig glucose uit de bloedbaan wordt opgenomen.

A

Als glucokinase weer voldoende actief is zal het overschot aan glucose wat in de levercel aanwezig is snel weer omgezet worden in glycogeen, door de te hoge glucosespiegels zal het glycogeen snel weer op voorraad zijn en zal de gradiënt voor de glucose-opname ook weer toenemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waarom is glucose opname in spier wel al actief in de ‘early refed state’?

A

omdat et meteen acteif is wanneer er een hoge insulinespiegel is/ GLUT4 kan meteen de membraan ingebracht worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is nu het lot van opgenomen aminozuren in de lever?

A

In de lever worden ze nu eerst omgezet in glycogeen (deze reactie komt sneller op gang dan de reactie om eiwitten te maken)

Als de reactie om eiwitten eruit te vormen op gang is dan zal dat uiteraard gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welk orgaan speelt een centrale rol in de verdeling van de door de darm opgenomen voedingsmiddelen.

A

lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat gebeurt er in een goed gevoed persoon met de koolhydraten, de eiwitten en de vetten uit de voeding?

A

Koolhydraten: afgebroken tot glucose in de darm, via v. portae naar de lever, hier:
- Opgeslagen als glycogeen in lever
- Verbranding in hersenen
- Vorming van vet (via VLDL naar vetweefsel (hiervoor glycerol van vetweefsel nodig))

Eiwitten: afgebroken tot aminozuren in de darm, via v. portae naar de lever, hier:
- Eiwitvorming in de lever (voor bijv. RNA en celprocessen)
- Vetvorming (via VLDL en in vetweefsel zelf)
- Aminogroep afgesplitst voor ureumvorming

Vetten: triglyceriden worden in chylomicronen gestopt, via de lymfe en bloed, hier:
- Naar spierweefsel en vetweefsel voor opslag en verbranding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welk hormoon stuurt de opslag aan van glucose en geef aan in welke van de volgende organen dit gebeurt?

Hersenen, rode bloedcellen, spier, vetweefsel of lever.

A

De endocriene pancreas merkt in het bloed als de glucosespiegel verhoogd is –> hierdoor zal deze insuline aanmaken en dit uitscheiden waardoor het in de v. portae komt –> lever merkt deze hoge insulinespiegel en zal glucose gaan opslaan –> insulineconcentraties in de rest van het lichaam zijn lager (verdunning), maar alsnog ook opslag van glucose spierweefsel en vetweefsel (triglyceriden uit glucose in de lever gemaakt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

De zogenaamde Cori-cyclus vindt niet plaats in de gevoede toestand. Waarom niet?

A

De cori-cyclus is de gluconeogenese van lactaat (naar glucose) –> in gevoede toestand is er genoeg glucose aanwezig en hoeft er dus geen nieuwvorming van glucose plaats te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welk hormoon is, of welke hormonen zijn, nu het meest belangrijk in de aansturing van het metabolisme en waar komt het hormoon (de hormonen) vandaan?

A

Insuline: in de endocriene pancreas (verminderde aanmaak hiervan)
Glucagon: in de endocriene pancreas
Groeihormoon: in de hypofyse
Cortisol: in de bijnierschors
Schildklierhormoon: in de schildklier
(Nor)adrenaline: medulla van de bijnier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen met de gevoede periode voor de volgende organen: darm, spier, hersenen, lever, rode bloedcellen en vetweefsel.

A

Darm: laatste opname van voedingsstoffen met o.a. glucose (zeer weinig)
Spier: glycogeen omzetten voor glucose voor verbranding en krijgen vetzuren voor verbranding
Hersenen: krijgt glucose via het bloed door de lever
Lever: gaat glycogeen omzetten tot glucose voor de hersenen, krijgt vetzuren voor vetzuuroxidatie
Rode bloedcellen: krijgen glucose via het bloed door de lever
Vetweefsel: triglyceriden d.m.v. HSL omzetten in vrije vetzuren en glycerol die naar de lever kunnen voor vetzuuroxidatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Ga na wat de gevolgen zijn voor de ATP concentratie in de diverse weefsels gedurende deze periode?

A

ATP concentratie wordt lager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoeveel glucose verbruikt het lichaam per uur na 16 uur vasten, hoeveel na 36 uur vasten, en hoeveel na 35 dagen vasten? Vergelijk dit met het glucose verbruik in de gevoede toestand. Verklaar de eventuele verschillen.

A

na 16 uur is het 8 gram per uur
na 36uur is het 9 gram per uur -> gluconeogenese start
na 35 dagen is het 5 gram per uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

In fase III start de gluconeogenese. In welk orgaan vindt de gluconeogenese plaats en uit welke substraten kan het lichaam glucose synthetiseren?

A

Vindt plaats in de lever, er wordt glucose gevormd uit de volgende substraten:
- Lactaat
- Glycerol
- Aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe wordt de gluconeogenese aangezet in het lichaam? Welk(e) sleutelenzym(en) wordt of worden geactiveerd en/of geremd?

A

Pyruvaat carboxylase: gereguleerd door een grote hoeveelheid acetyl-CoA die niet verder verwerkt kan worden (volle citroenzuurcyclus)
PEP carboxykinase: gereguleerd door glucagon en cortisol
Fructose-1,6-bisfosfatase: gereguleerd door indirect insuline en glucagon (bij weinig insuline en veel glucagon ontstaat er weinig fructose-2,6-bisfosfaat en dat stimuleert de vorming omhoog naar fructose-6-fosfaat), hierdoor ook een lage concentratie pyruvaat kinase
Glucose-6-fosfatase: gereguleerd door weinig insuline

44
Q

Waarom kan een baby niet lang vasten? Wat moet regelmatig worden bepaald als de baby voor een stofwisselingsonderzoek toch 15 – 18 uur moet vasten?

A

Baby’s hebben geen grote reserves en zullen daardoor niet lang glucose zelf kunnen produceren uit lichaamsstoffen

45
Q

Waarom daalt het glucose verbruik na twee dagen vasten?

A

De hersenen en ery’s gaan ketonlichamen gebruiken i.p.v. glucose voor eiwitsparing (anders te lang gluconeogenese uit o.a. aminozuren)

46
Q

Wat zijn ketonlichamen en waaruit worden ze gemaakt?

A

ketonlichamen zijn energierijke verbindingen met een ketongroep of een daar makkelijk on om te zetten hydroxylgroep. Bij producten van vetzuuroxidatie. Ontstaan bij een halve oxidatie van vetzuren

47
Q

Wat is het nut van ketogenese?

A

De ketonlichamen kunnen concurreren met glucose (in hersenen en ery’s), hierdoor hoeft de lever minder glucose te maken en hiervoor minder eiwitten af te breken (eiwitsparing)
–> Pas na 36 uur vasten is de ketonspiegel hoog genoeg om de hersenen ervan te voorzien

48
Q

Waardoor kunnen er na 5 weken vasten ketonlichamen in de urine verschijnen?

A

De hele tijd heeft er gluconeogenese plaatsgevonden waarbij eiwitten zijn opgebruikt, o.a. de kanalen voor reabsorptie in de nier bestaan uit eiwitten en hiervan kan een deel ook afgebroken zijn. Door een verminderde reabsorptie blijven er ketonlichamen achter en worden deze uitgescheiden in de urine
–> ook heeft het lichaam niet meer genoeg aminozuren om nieuwe kanalen te vormen en zal het probleem dus steeds groter worden

49
Q

Welke complicaties kunnen optreden bij langdurig vasten?

A

Nierfalen
Geen immuunsysteem
Spierzwakte in het hart en diafragma
Warmteverlies

50
Q

Hoe komt het dat patiënten met stoornissen in de mitochondriale oxidatie van vetzuren vaak een veel te laag bloedglucose hebben bij vasten?

A

Als je een stoornis in je vetzuuroxidatie hebt, zul je veel minder acetyl-CoA vormen
–> alleen bij een hoge [acetyl-CoA] zal pyruvaat carboxylase werken in de gluconeogenese
–> als de gluconeogenese niet veel plaatsvindt zal er te weinig glucose in de lever gevormd worden en zal het bloedglucose gehalte te laat zijn

51
Q

Hoe kun je iemand met een metabole ketoacidose als gevolg van ondervoeding behandelen?

A

Infuus/zondevoeding toedienen waar heel veel glucose in zit en evt. ook bicarbonaat, daarnaast zit er ook altijd fysiologisch zout in (tegen hersenoedeem)

52
Q

Hoe heten de drie sleutelenzymen voor de glycolyse, en hoe heten de vier sleutelenzymen voor de gluconeogenese vanuit pyruvaat?

A

Glycolyse:
- Glucokinase
- Fosfofructo-kinase-1 (PFK1)
- Pyruvaat kinase

Gluconeogenese:
- Glucose-6-fosfatase
- Fructose-1,6-bisfosfatase
- PEP-carboxykinase
- Pyruvaat carboxylase

53
Q

Door de activiteit van deze sleutelenzymen te reguleren kan worden voorkomen dat glycolyse en gluconeogenese tegelijk actief zijn, waarom wordt zo’n cyclus wasteful (futiel) genoemd?

A

Er wordt uit glucose pyruvaat gevormd en uit pyruvaat glucose, dit gebeurt met dezelfde snelheid en dus levert het je niks op en het kost veel ATP

54
Q

Door welke allosterische factoren wordt PFK-1 geactiveerd en door welke factoren wordt het geremd?

A

A

Activatie: AMP (te lage oxidatieve fosforylering) en veel fructose-2,6-bisfosfaat (deze wordt geactiveerd door insuline) –> gebeurt beide door allosterie

Remming: ATP, citraat en H+

De terugvorming wordt geactiveerd door AMP en weinig fructose-2,6-bisfosfaat (deze wordt geactiveerd door glucagon)

55
Q

Hoe reguleert een allosterische factor de activiteit van een allosterisch enzym?

A

Allosterische factor bindt aan het enzym en zorgt voor een conformatieverandering –> hierdoor wordt het enzym actief en zorgt het voor het sneller verlopen van de reactie

56
Q

Hoe heet het sleutelenzym van de glycogenese en die van de glycogenolyse?

A

Glycogenese: glycogeen synthase (gestimuleerd door gedefosforyleerd fosforylase –> insuline actief)
Glycogenolyse: glycogeen fosforylase (gestimuleerd door gefosforyleerd fosforylase –> glucagon actief)

57
Q

Is er sprake van een futiele cyclus wanneer glycogenolyse en glycogenese tegelijkertijd actief zouden zijn?

A

Er wordt tegelijkertijd glycogeen gevormd uit glucose en glucose gevormd uit glycogeen en netto kost dit ATP, vandaar dat het een futiele cyclus is omdat het ATP kost en niets oplevert

58
Q

Welke eiwitkinasen die betrokken zijn bij de regulatie van deze sleutelenzymen hebben de glycogenese en glycogenolyse gemeenschappelijk en waardoor worden deze actief?

A

Eiwit kinase A (PKA)
Fosforylase kinase

Deze worden actief door een verhoging van cAMP

59
Q

Waar in de cel vindt de vetzuursynthese plaats, en waar de vetzuuroxydatie?

A

vetzuuroxidatie in mitochondrien
vetzuursynthese in cytosol

60
Q

Hoe wordt voorkomen dat het zojuist gesynthetiseerde vetzuur onmiddellijk weer wordt geoxydeerd (afgebroken)?

A

Het vindt in verschillende celcompartimenten plaats

61
Q

Welk enzym is het sleutelenzym voor de vetzuursynthese en welke allosterische factoren bepalen de activiteit hiervan?

A

Acetyl-CoA carboxylase: zet een CO2 groep aan acetyl-CoA en die is nodig om samen met oxaalacetaat acetyl-CoA om te zetten in citraat dat naar het cytosol kan

+ insuline (geeft defosforylering)
+ lange termijn insuline
+ citraat
- glucagon (geeft fosforylering)/adrenaline
- langketen acyl-CoA

62
Q

Beschrijf welke gevolgen stress heeft op de vetzuuroxidatie/vetzuursynthese.

A

Door stress stijgt adrenaline –> remming van fosforylering van Acetyl-CoA carboxylase door wegvallen malonyl-CoA –> toename vetzuuroxidatie en afname vetzuursynthese

63
Q

Wat is de glycemische lading?

A

het effect van een standaard hoeveelheid op de bloedsuikerspiegel, waarmee niet alleen het versschil in soort koolhydraat, maar ook in hoeveelheid koolhydraat in dit oedingsmiddel wordt uitgedrukt

64
Q

Wat zijn de 3 redeneen van stijging van het energieverbruik bij overvoeding?

A

Dieet-geinduceerde thermogenese stijgt door meer voedsel

basaal metabolisme stijgt door meer lean body mass

fysieke activiteit stijgt, omdat ze meer gewicht mee moeten nemen

65
Q

Op welke fasen is het Atkins dieet gebaseerd?

A

inductiefase -> waarin dagelijkse koolhydraatiiname minder dan 20 gram is

overgangsfase -> dagelijkse koolhydraatinname mag worden verhoogd met 5 gram, net zolang als er ketonen in de urine aanwezig zijn

handhavingsfase -> dagelijkse koolhydraatinname net voldoende is om ketonurie tegen te gaan

66
Q

Waarom is eht Atkins dieet succesvol?

A

eiwitrijk dieet zorgt voor meer verzadiging

eiwit heeft hoge dynamische werking

koolhydraatarm dieet leidt tot meer gluconeogenese uit aminozuren, waar veel energie voor nodig is

67
Q

Wat zijn de nadelen van het dieet?

A

zorgt voor zuurbelasting voor de nieren, gevaar voor ketoacidose door ketonlichamen, hart- en vaatziekten ten gevolge van een dieet rijk aan verzadigde vetzuren, tekort aan wateroplosbare vitamines en sloom voelen door geringe spierglycogeen voorraad

68
Q

Wat wordt er beinvloed door alcohol?

A

zenuwactiviteit in het centraal zenuwstelsel waardoor de gebruiker zich ontremd voelt.

69
Q

Hoeveel gram zuivere ethanol bevat 1 consumptie bier, wijn of sterke drank?

A

10 gram

70
Q

Waarom kunnen vrouwen minder goed alcohol verdragen?

A

vrouwen in de maag minder alcolholdehydrogenase activiteit bezitten dan mannen, waardoor een groter deel van de geconsumeerde alcohol in het bloed terechtkomt.
daarnaast zijn vrouwen oer het algemeen kleiner en hebben een grotere vetpercentage

71
Q

Hoe kan het dat je zowel gewichtstoename als afname kan krijgen door alcohol gebruik?

A

gewichtstoename -> je krijgt meer calorieen naast je normale voeding

gewichtsverlies -> alcohol neemt eetlust weg, alles kan gesynthetiseerd worden, het kan voor schade aan de lever en het epithelia van het maag-darmstelsel geven

72
Q

Verklaar waardoor de oxydatie van alcohol alleen kan plaatsvinden in de aanwezigheid van zuurstof.

A

omdat zuurstof nodig is voor de elektronentransportketen. het is de elektronenacceptor van NADH en FADH2

73
Q

Noem de drie reacties die het in het cytosol gevormde NADH kunnen re-oxyderen.

A

NADH + pyruvaat -> NAD+ + lactaat

NADH + DHAP -> nad+ + glycerol-3-fosfaat

NADH + oxaalacetaat -> NAD+ + malaat

74
Q

Noem de twee reacties die de stijging van NADH/NAD+ verhouding in de mitochondriën veroorzaken.

A

malaat-aspartaatshuttle

omzetting van acetaldehyde naar acetaat

75
Q

a.Wat zijn de bronnen van lactaat in de circulatie indien geen sprake is van alcoholgebruik?

b.Is de lever onder normale condities een lactaat consument of producent?

c.Noem twee redenen waardoor een lactaat acidose optreedt bij gebruik van alcohol.

A

a. erytrocyten
b. lactaatconsument
c. pyruvaat zal omgezet worden naar lactaat om NAD+ te vormen. zowel uit de erytrocyten als uit de lever wordt er lactaat geproduceerd

76
Q

Verklaar waardoor er een hypoglycemie kan optreden. Onder welke omstandigheden zal dit bij gebruik van alcohol gebeuren?

A

gluconeogenese wordt geremd

77
Q

Verklaar het optreden van de volgende symptomen (overmatig alcoholgebruik):

a.Icterus

b.Oedeem en ascites

c.Anemie

d.Slokdarmbloedingen

e.Verlengde bloedingstijd

f.Hepatisch coma

g.Verhoogd serum ASAT

A

-a. verhoogd bili door cholestase en minder hepatocyten zorgt voor verminderde conjugatie

b. verlaagd albumine door eiwittekort door malabsorptie; portale hypertensie

c. vit. B11/B12 tekort door ondervoeding en dysfunctie van darmslijmvliezen

d. varices door portale hypertensie ten gevolge van cirrotische lever. bindweefsel knelt de doorbloeding af. vaten op slokdarm draineren op lever en door hoge druk in portale systeem zullen deze vaten onder spanning komen te staan

e. verminderde productie stollingsfactoren door verminderde leverfunctie

f. verminderde ureumcyclus in lever waardoor er een verhoogd ammoniak ontstaat. ammoniak is toxisch voor hersenen

g. levercellen gaan kapot waardoor er ASAT uit de cellen lekt

78
Q

Hoe is de pre-comateuze toestand van de patiënt bij de derde opname te verklaren?

A

door verhoogd ammoniak

79
Q

Verklaar waarom deze toestand verbeterde door eiwitrestrictie.

A

minder stikstofbelasting en er ontstaat minder ammoniak

80
Q

Verklaar waarom deze toestand verbeterde met het antibioticum neomycine.

A

bacteriele darmgroei wordt geremd en dus minder ammoniak gevormd

81
Q

Hoe werken een hematoxyline/eosine (HE) kleuring en een azokarmijn/aniline blauw kleuring bij de pancreas?

A

Hematoxiline/eosine (H-E): hematoxiline kleurt kernen paars, eosine kleurt veel eiwitten (in het cytoplasma) rose-rood, rode strepen zijn bloedvaten, eilandjes van Langerhans zijn vaak rood/roze

Azokarmijn/aniline blauw (Azan): kleurt kernen rood en bindweefsel (collageen) blauw, hierdoor bloedbanen ontzettend rood en goed zichtbaar

82
Q

Wat is de functionele betekenis van het verschil in doorbloeding tussen de endo- en exocriene pancreas?

A

Doorbloeding endocriene pancreas ontzettend groot voor:
- insuline afgifte aan het bloed
- glucose meten wat langs komt

83
Q

Hoe liggen de secretiegranula (zwart gekleurt bij elektronenmicroscopie) in de cellen gelokaliseerd en wat bevatten secretiegranula van een acinus cel en van een endocriene cel?

A

Acinair: secreteert enzymen, grotere secretiegranula en deze liggen bij het lumen waar het wordt afgegeven
Endocrien: secreteert insuline, secretiegranula liggen aan de kant van het bloedvat

84
Q

Kun je op grond van een chemische kleuring (histochemie) de insuline producerende cellen identificeren?

A

Ja, in de kleuringen zie je allemaal verschillende kleuren en dit betekent dat het verschillende celtypen zijn

Bijvoorbeeld cellen die somatostatine produceren, andere die insuline produceren (lichtbruin) en weer andere die glucagon produceren (donkerbruin)

85
Q

Hoeveel celtypen kun je onderscheiden met een immunohistochemische (immunocytochemie) kleuring onderscheiden en hoe is de lokalisatie hiervan?

A

Bijv. anti-glucagon (alfa-cellen), anti-insuline (bèta-cellen) en anti-somatostatine (gamma-cellen) toedienen, de plekken waar antistoffen zitten kleuren hierna donkerbruin aan en zo zijn ze zichtbaar

Lokalisatie: glucagon (15-20%) aan de buitenkant, insuline (85%) en aan de binnenkant, somatostatine (1-5%) en in de buitenkant

–> bloed komt eerst bij insuline producerende cellen en door de tegenovergestelde productie kunnen de glucagon producerende cellen hun afgifte baseren op de insuline afgifte

86
Q

Waardoor wordt het pathologische beeld van insulitis zeer sporadisch waargenomen?

A

Insulitis: ontsteking van endocriene pancreas wat leidt tot type 1 diabetes mellitus

Donkere zwarte kernen (ontstekingscellen) –> eiland geinfiltreerd door afweercellen –> dit wordt opgeruimd –> hierna verbindweefseling en omzetting in fibrotisch materiaal

87
Q

Welke insulinedeficiëntie treedt er op bij diabetes type 1?

A

De insulineproducerende cellen zijn verdwenen, de glucagon producerende cellen zijn er nog steeds –> je maakt antigenen aan tegen lichaamseigen bètacellen (duurt zo’n 5-6 jaar)

Hierdoor eilandjes van Langerhans die alleen glucagon afgeven

88
Q

Mensen met diabetes mellitus type 2 hebben amyloïd stapeling in eilandjes van Langerhans, waar bestaat dit uit en hoe krijg je uiteindelijk diabetes type 2?

A

Eiwit materiaal wat tussen de cellen zit: aggregaten van amyline
–> dit neemt ruimte in en verdrukt de andere cellen in de eilandjes van Langerhans

Door continue stimulatie van de bètacellen (omdat het lichaam insulineresistent wordt) gaat de productie omhoog, maar dus ook van de afvalstof amyloïd –> hierdoor ontwikkeling van diabetes type 2 en uiteindelijk ook diabetes type 1 ontwikkeling (pas echt na 10-20 jaar)

89
Q

Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen normale eilandjes en insulinoma en kun je ze makkelijk weghalen?

A

Hebben een kapsel, hebben veel bloedvaatjes, hebben ook cellen –> alleen is een insulinoma ontzettend groot –> hierdoor ontstaat een hypoglycemie (geeft insuline af als bloedsuikerspiegel omhoog gaat in veel te grote mate)

Moeilijk weg te halen, ze zijn wel weg te branden maar ze zijn alsnog ontzettend klein

90
Q

Hoe wordt de glucosespiegel in het bloed gereguleerd bij een verhoging van het glucose in het bloed?

A

Glucose verhoging in bloed -> Opname van glucose in de b-cel via GLUT2 carrier eiwit (niet gereguleerd en dus afhankelijk van concentratiegradiënt) -> Fosforylering van glucose met behulp van glucokinase ->
Verbranding van glucosefosfaat in aerobe glycolyse ->
Verhoging van de ATP/ADP verhouding in de cel -> Sluiting van ATP gevoelige K+-kanalen -> Membraandepolarisatie -> Opening voltage-gevoelig Ca2+ kanaal -> Verhoging intracellulair Ca2+-> Versmelting secretiegranula met plasmamembraan-> Inhoud van secretiegranula komt vrij (+ GABA via exocytose)-> Insuline verhoging in poortader

91
Q

Waarom is de expressie van GLUT2 in de bètacel niet afhankelijk van insuline en in welke celtypes/weefsels loopt de glucoseopname ook onafhankelijk van insuline?

A

Niet afhankelijk van insuline en altijd aanwezig

In de lever ook GLUT2: het moet glucose kunnen opnemen, maar dit ook kunnen afgeven

92
Q

Moet bij een patiënt waarbij diabetes wordt vastgesteld gelijk een afspraak worden gemaakt met de diabetes verpleegkundige?

A

Diabetes type 1: ja direct, informatie over insuline prikken en etc.
Diabetes type 2: niet direct nodig, op termijn wel geregeld voetcontrole en suikerwaarde controles

93
Q

Wat helpt het beste bij de behandeling van hypertensie?

A

Gewichtsverlies is het allerbelangrijkste in eerste instantie (tot wel 10 mmHg daling bij 10 kg gewichtsverlies)

Dit kan ook gepaard met medicatie (bij gebruik van 1 medicijn zo’n 5 mmHg daling, bij meerdere wordt het hoger), maar gewichtsverlies staat altijd als nummer 1 behandeling

94
Q

Wat is hypoglycemia unawareness?

A

Je voelt de waarschuwingssymptomen van een hypoglycemie niet (meer) goed van te voren aan
- Bij mensen die altijd lager in hun glucose zitten
- Sneller onbewust in de fase van bewustzijnverlies
- In de paar dagen na een hypo heb je meer risico op weer een hypo en heb je minder snel het gevoel dat het komt (vooral binnen eerste 48 uur)

95
Q

Wat is het Dawn fenomeen?

A

Een hoge bloedsuikerspiegel in de vroege ochtend (3-8)
–> door een toename van insuline resistentie door stijging van groeihormoonsecretie, cortisolspiegels en geslachtshormonen. Deze zijn goed in de avond, maar stijgen in de ochtend weer
–> Op te lossen met een insulinepomp, subcutane injecties werken niet goed omdat er tijdens het slapen een lange tijd overheen gaat

96
Q

Wat is het somogyi effect?

A

Een hoge bloedsuikerwaarde in reactie op een te lage bloedsuikerwaarde.
- Oorzaak: teveel aan insuline in de avond, bij een goede glucosewaarde voor het slapengaan, en daarna verder blijven doorzakken van de glucoseconcentratie in het bloed tot een hypo –> lever in actie –> glucose vrijgeven –> overshoot en te hoge bloedglucose concentraties
- patiënt die regelmatig wakker wordt met verhoogde ochtendwaarden: ‘s nachts de bloedglucose eens te meten –> misschien verstandig om meer insuline toe te dienen om een hyperglykemie tegen te gaan of beter om minder insuline toe te dienen

97
Q

Wat wijst in casus 1 op een hemolytische anemie?

A

Hoge reticulocyten: veel aanmaak nieuwe bloedcellen
Verhoogd bilirubine in urine: hemolyse
Verlaagd Hb: kans op lactaat acidose
Verhoogd MetHb: veel geoxideerd Hb wat geen zuurstof kan binden
Hoog LDH in plasma: celdood van erytrocyten
Gebruik van metformine: kan het veroorzaken

–> er is een hemolytische anemie, want er is zuurstofoxidatie in erytrocyten waardoor zuurstofradicalen ontstaan

98
Q

Hoe krijg je CO2 uit glucose in de erytrocyten?

A

Door de pentose-fosfaat shunt –> in erytrocyten beschikbaar om te beschermen tegen zuurstofradicalen
- Gluthathion (tripeptide): is er om erytrocyten tegen zuurstofradicalen te beschermen
- Bij radicalen glutathion peroxidase (+ R-O-O-H) en daarna regeneratie m.b.v. NADPH met glutathion reductase en hiervoor pentose fosfaat pad nodig is –> bij veel radicaalvorming zal zuurstof ook binden aan Fe2+ en zal er Fe3+ ontstaan (kan geen zuurstof meer binden) ook zullen ze van eiwitten en lipiden elektronen opnemen waardoor de cel beschadigd raakt en de erytrocyten kapot gaan
- Oxidatief deel (via 2 NADPH vorming en CO2) van glucose-6-fosfaat naar ribulose-5-fosfaat met glucose-6-fosfaat dehydrogenase (groot deel heeft hier deficiëntie voor) als sleutelenzym. Niet-oxydatief deel via evenwichtsreacties o.i.v. transketolase van het pentose-fosfaat pad

99
Q

Wanneer wordt de pentose-fosfaat pathway gebruikt?

A
  1. NADPH en ribose-5-fosfaat nodig: kan via oxidatieve en non-oxidatieve pad, maar liever oxidatieve omdat dit het gelijk beide levert
  2. Geen NADPH nodig maar wel ribose-5-fosfaat: vanuit de glycolyse intermediair via evenwichtsreacties naar ribose-5-P
  3. NADPH en ATP nodig maar geen ribose–fosfaat: vorming van ribose-5-P via oxidatieve deel en reversibele deel om de ribose-5-P weer terug te leiden naar de glycolyse
100
Q

Wat kun je zien aan de volgende afwijkende belastingtesten:
- Fructose
- Glucagon ?

A

Glucagon:
~ normaal na 2 uur; uitsluiten van glycogeen fosforylase, glucose-6-fosfatase deficiënties want glycogeen werkt goed
~ afwijkend na 8 uur; gluconeogenese of glycogenolyse werkt niet goed kans dat debranching enzyme niet goed werkt
Glycerol: afwijkend, dus afwijking in glucose-6-fosfatase of fructose-1,6-bisfosfatase, eerste uitgesloten dus het is F-1,6-BF
Alanine: afwijkend, past bij F-1,6-BF deficiëntie
Fructose: afwijkend, past bij F-1,6-BF deficiëntie

101
Q

Hoe kun je een pyruvaat carboxylase deficiëntie behandelen?

A

Geven van triheptanoine (oneven aantal vetzuren), waardoor C3-CoA ontstaat en de bèta-oxidatie niet verder kan. Hierdoor levering van 2 acetyl-CoA waardoor pyruvaat carboxylase wordt geactiveerd en je krijgt Propionyl-CoA waardoor Succinyl-CoA ontstaat wat de citroenzuurcyclus in kan

102
Q

Waarom raakt de ureumcyclus verstoord bij een pyruvaat carboxylase deficiëntie?

A

Ontstaan van hyperammoniëmie

  • Glutamaat activeert de ureumcyclus en dit was er ontzettend weinig
  • Er is weinig oxaalacetaat die normaal als donor dient voor aspartaat (nodig voor ureumcyclus)
  • Glutamaat ontstaat o.a. uit alfa-ketoglutaraat, maar dit wordt vervroegd weggevangen voor Propionyl-CoA en dus ontstaat er minder glutamaat
  • Door te weinig acetyl-CoA niet genoeg activiteit van CPS1

Glutamaat en acetyl-CoA vormen NAG, wat de allosterische activator van CPS1 is en dat is het sleutelenzym van de ureumcyclus

103
Q

Wat is een non-ketotische hypoglycemie?

A

Ketonlichamen zijn niet verhoogd door pyruvaat carboxylase deficiëntie, verklaring:
- Gebrekkige vetzuuroxidatie, hierdoor geen activering van pyruvaat carboxylase, dus is de gluconeogenese verstoord

104
Q

Wanneer is er sprake van een metabole ziekte door een gestoorde bèta-oxidatie enzym?

A

Door mutaties in een bèta-oxidatie enzym:
- 25 verschillende enzymen
- verschillende isozymen voor verschillende keten lengtes
- meest voorkomend is MCAD –> is zelfs in de hielprik opgenomen

Kan ook carnitinedeficiëntie zijn: geen vetzuren over mitochondriale binnenmembraan vervoeren

105
Q

Wat gebeurt er als vetzuren niet geoxideerd kunnen worden?

A

Ze worden afgebroken door cytochroom P450 via de omega oxidatie –> hierbij ontstaan dicarbonzuren uit vetzuren, hierdoor zal de anion gap verhoogd zijn (+ hoge lactaat spiegen + dicarbonzuren in het bloed)

106
Q

Eigenschappen VLCAD deficiËntie?

A

1:40-120.000
Hypoglycemie na vasten, hyperammoniemie, cardiomyopathie en spierzwakte
In het bloed metabole acidose en in urine C14-C18 acyl0carnitines en C10-C14 dicarbonzuren
Behandeling: koolhydraat-rijke voeding (geen gluconeogenese nodig), periode van vasten vermijden, carnitine suppletie (door verlies door urine), MCT-dieet en vetzuren met oneven aantal vetzuurketens (triheptanoines)

107
Q

Wat is urinezuur?

A

Afbraakproduct van adenine, krijg je in de bloedbaan als je heel veel nucleotiden afbreekt (bijv. bij een fructose overload) –> er ontstaat AMP wat verder wordt afgebroken in o.a. urinezuur, dit zou de citroenzuurcyclus blokkeren waardoor er vetzuursynthese plaatsvindt

Dus extra argument waarom bij fructose eerder vetzuren ontstaan