Verstandelijke beperkingen Flashcards

1
Q

voorwaarden om te spreken van een verstandelijke beperking

A
  1. beperking in het algemeen intellectueel functioneren
  2. beperkingen in adaptieve vaardigheden
  3. voor 18e jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oorzaken op welke vlakken

A
  1. prenataal: voor geboorte
  2. perinataal: bij geboorte
  3. postnataal: na geboorte

per vlak nog onderverdeling
- biologisch
- gedrag
- sociaal
- opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

primaire preventie

A

= voorkomen/vermijden van stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

secundaire preventie

A

= ontwikkeling van stoornis voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tertiaire preventie

A

= negatieve gevolgen beperken door aangepaste behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

IQ lichte VH

A

50/55 - 70/75

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

IQ matige VH

A

35/40 - 50/55

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

IQ ernstige VH

A

20/25 - 35/40

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

IQ diepe VH

A

<20/25

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

IQ zwakbegaafd

A

70-85

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kwaliteit van leven
= QOL, quality of life

A
  • welbevinden
  • onafhankelijkheid
  • sociale participatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kwaliteit van gezinsleven
= KvGL

A
  • gezondheid
  • financieel welbevinden
  • werk
  • vrije tijd
  • ouderschap
  • gezinsrelaties, gezinswaarde, opvoeding en ervaren steun van anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

adaptief gedrag

A

= conceptuele, sociale en praktische vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ecologische niveaus

A

directe omgeving: gezin (micro-systeem)
bredere omgeving meso-systeem
overkoepelende patronen van de bredere samenleving macro systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vroegere benaderingen

A
  1. Individuele benaderingen
    - biomedische benadering
    - functionele benadering
  2. Sociale benadering
    - omgevingsbenadering
    - mensenrechtenbenadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wie heeft vb?

A

Zeer heterogene groep
alleen verstandelijke problemen?
kinderen met een meervoudige beperking?
Personen met een NAH ?
Dementerende mensen ?

17
Q

percentage lichte vb

A

85%

18
Q

percentage matige vb

A

10%

19
Q

percentage ernstige vb

A

3%-4%

20
Q

percentage diepe vb

A

0.6%

21
Q

aspecten zelfdeterminatietheorie

A
  • Competentie
  • Autonomie
  • Verbondenheid
22
Q

ondersteuningsmodel

A
  1. Gewenste levenservaringen en doelen
  2. Analyse van mogelijkheden en beperkingen van de persoon met VB om ondersteuningsbehoeften te bepalen
  3. Opmaken ondersteuningsplan
  4. Uitvoeren van het ondersteuningsplan
  5. Evalueren van het ondersteuningsplan
23
Q

Begeleiding en ondersteuning

A
  1. Vroegtijdige ontwikkelingsstimulering
  2. . Gezinsondersteuning: ouders en brussen
  3. Schoolleeftijd
  4. transitie naar volwassenheid
  5. inzetten van ervaringsdeskundigheid
24
Q

Vormen van gezinsondersteuning

A
  1. Psycho-educatie
  2. Opvoedinsondersteuning
  3. Sociale steun laten ervaren
  4. Handvatten aanreiken om zorg-werk-levenbalans in evenwicht te houden
25
Q

Principes van ondersteuning:

A
  1. Richten op volledige gezin
  2. aansluiten bij behoeften en hulpvragen van ouders
  3. bouwen op krachten van ouders zelf
  4. Ouders moeten zelf keuzes kunnen maken
  5. Gelijkwaardig partnerschap tussen ouders en hulpverleners die gezamenlijk doel nastreven = empowerment gezin, hulpverlening, samenleving
  6. Opbouwen steunnetwerk rond de ouders, waarop ze beroep kunnen doen
26
Q

hoeveel kinderen met verstandelijke beperking hebben gedrags- en emotionele problemen

A

30%-50%

27
Q

hogere prevalentie vb door:

A
  • geneeskunde
  • oudere moeders
  • complexere maatschappij
28
Q

lagere prevalentie vb door

A
  • prenatale diagnostiek en afgebroken zwangerschappen
  • vaccinaties en beheersen van infectieziekten
29
Q

kerndimensies van inclusie en maatschappelijke ondersteuning

A
  • gevoel van verbondenheid
  • zelfbepaling
30
Q

Natuurlijke hulpbronnen

A
  1. persoon zelf
  2. directe omgeving
  3. algemene diensten