verpleegkundige aspecten continue technieken, plasmaferese/filtratie en hemoperfusie Flashcards

1
Q

Wanneer wil je plasmaferese/filtratie toepassen?

A

dat wil je bij ziektebeelden waarbij er teveel eiwitcomplexen worden gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem de controles en problemen die voorkomen bij CVVH

A
  1. Stollingsproblemen in de nier. TMP word heel hoog
    bij 250 kwik TMP afsluiten zodat je ook nog bloed terug kan geven
  2. Lijnproblemen
  3. Ondervulling: aanvoerproblemen, collaps bij bloedbat bij drukverhoging bij druk of hoesten. je vult de patient
  4. Overig: software problemen, machine defect, lijnen defect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn eiwitcomplexen ?

A

daar bedoelen we met namen immuumcomplexen zoals:
IGA, IGG, IGM
Bij nierziekte hebben veel mensen dat soort stofjes in hun bloed.

Anti-lichamen: onstekingbevorderende stoffen
anti-lichamene spelen op met name rondom transplantatie, dan zou je dus ook plasmavervangende therapie kunnen inzetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het vervelende van al die eitwitten in het bloed ?

A

Het bloed word stroperig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke controles en problemen komen voor bij plasmaferese en/of plasmafiltratie ?

Noem er 5

A
  1. Heparine heb je nodig als antistolling, alleen bindt heparine aan eiwit, dus dat verlies je ook tijden plasmafiltratie. Je zou dan een hele hoge dosis willen geven, maar dat wil je ook niet ivm bloedingen.
  2. Bij citraat: hypocalciëmie en metabole alkalose
    In FFP’s zit citraat
    Citraat is een buffer, dus dat word bicarbonaat als je tijdens de behandeling veel FFP’s geef, dan geef je ook veel buffer, want die citraat uit die FFp’s word uiteidelijk omgezet in bicarbonaat.
  3. Stollingsproblemen
    Door verlies van stollingsfactoren
  4. Infectie risico
    Door verlies immunoglobulines en mogelijk besmette FFP’s
    je raakt immunoglobuline kwijt door de behandeling
  5. Allergische reactie
    Op FFP’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij welke ziektebeelden kun je deze behandelingen toepassen ?

A
  1. Anti-GBM-nefritis:
    heel veel immuumeiwitten in het bloed
  2. Anca vasculitis:
    ALLEEN met levensbedreiging
  3. Trombotische microangiopathie (TMA): stollingsproblemen verzamelnaam voor HUS en TTP
    - Hemolytisch uremisch syndroom (HUS)
    - Trombotische trombocytopenische purpura (TTP)
  4. Voorbereiding op transplantatie (specifieke situatie): als iemand bijv. veel antistoffen in ze bloed heeft en een transplantatie moet ondergaan en ondertussen afweeronderdrukkende med geef, om nieuwe anti-stoffen te maken
  5. Afstoting transplantaat (humorale rejectie)
    om afstoting tegen te gaan en afweer onderdrukkende medicatie te geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij welke ziektebeelden kun je deze behandelingen toepassen ?

A
  1. Anti-GBM-nefritis:
    heel veel immuumeiwitten in het bloed
  2. Anca vasculitis:
    ALLEEN met levensbedreiging
  3. Trombotische microangiopathie (TMA): stollingsproblemen verzamelnaam voor HUS en TTP
    - Hemolytisch uremisch syndroom (HUS)
    - Trombotische trombocytopenische purpura (TTP)
  4. Voorbereiding op transplantatie (specifieke situatie): als iemand bijv. veel antistoffen in ze bloed heeft en een transplantatie moet ondergaan en ondertussen afweeronderdrukkende med geef, om nieuwe anti-stoffen te remmen
  5. Afstoting transplantaat (humorale rejectie)
    na transplantatie om afstoting tegen te gaan en afweer onderdrukkende medicatie te geven om afsto
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat gebeurt er als je plasma gaat vervangen ?

Noem 3 dingen op

A
  1. Spiegels van de eiwitcomplexen dalen
  2. Viscositeit bloed neemt af, word minder stroperig
  3. Donor specifieke antistoffen verwijderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kan je terug geven?

Noem 3 plasmavervangers op.

A
  1. Albumine oplossing
  2. Synthetische Plasma vervangers -> uit de fabriek
  3. FFP’s (wat zijn dat) stollingsfactoren? als iemand makkelijk kan bloeden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Raak je ook goede eiwtten kwijt tijdens plasmaferese ?

A

Ja
Immunoglobulinen
Complement- of stollingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Is plasmaferese alleen symptoombestrijding of een algehele ziekte bestrijding ?

A

Symptoombestrijding
Je brengt de stofjes naar beneden die de organen aanvallen en ondertussen medicatie geven om die afweer reactie heel erg te onderdrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voor complicaties kun je krijgen bij een citraat behandeling ?

A
  • Hypocalciemie
    Citraat is een buffer, dus dat word bicarbonaat als je tijdens de behandeling veel FFP’s geef, dan geef je ook veel buffer, want die citraat uit die FFp’s word uiteidelijk omgezet in bicarbonaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn 2 voordelen van plasaferese ?

A
  1. Het kan op een perifeer infuus

2. Lage bloedflow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke lijnen zijn nodig bij een plasmafiltratie ?

Noem er 2

A

Dialyselijn of shunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn 2 voordelen van plasaferese ?

A
  1. Het kan op een perifeer infuus
  2. Lage bloedflow
    * cellen worden gescheiden van plasma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke lijnen zijn nodig bij een plasmafiltratie ?

Noem er 2

A

Dialyselijn of shunt

* plasma word gefiltert

17
Q

wat voor soorten patienten komen in aanmerking op de IC ivm functievervangend therapie ?

A
  1. Na grote chirurgie
  2. Na een groot trauma
  3. Na reanimatie
  4. Sepsis
  5. Medicatie/contrast
    * bijv: ciproxin
18
Q

wat is een nadeel van zo een semi permeable membran in de filter ?

A

het neem ook grote deeltjes weg, dus ook nuttige stofjes zoals:

  • vitamines
  • AB
  • paracetamol
19
Q

wat is een nadeel van zo een semi permeable membraan in de filter ?

A

het neem ook grote deeltjes weg, dus ook nuttige stofjes zoals:

  • vitamines
  • AB
  • paracetamol
20
Q

wat zijn de voor en nadelen van CVVH ?

A
  • Berust op convectie

Voordelen:
- Grote klaring middenmoleculen, moleculen die zo groot zijn als de gaatjes in de wand
Bijv. fosfaat

Nadelen:
- Hoge bloedflow nodig
bloedflow op de IC zit op 180-200 ml/ min 
IC heeft daar veel problemen bij
(en bij citraat dus meer citraat nodig)

*Afsluiten bij hoge TMP

21
Q

Van zijn de voor en nadelen van CVVHD ?

A
  • Berust op diffusie

Voordelen:
- kan met Lage bloedflow van 100 tot 130 ml/min
het gaat niet zo snel stollen
(en bij citraat behandeling dus minder citraat nodig)

Nadelen:
- Je werkt alleen met diffusie en de klaring van middenmoleculen zijn minder, ze moeten nu zelf door de wand kruipen

22
Q

Wat zijn de voor en nadelen van CVVHDF ?

A
  • berust op convectie en difussie
Voordelen:
allebei dus;
Lage bloedflow
(en bij citraat behandeling dus minder citraat nodig)
Goede klaring middelmoleculen

Nadelen:
Systeem ingewikkelder, want je werkt met 2 soorten vloeistoffen op 2 plaatsen.

  • Afsluiten idem CVVHD
23
Q

welke behandeling pas je toe bij iemand met een sepis heeft en waarom kies je voor deze behandeling ?

A

Mensen die zwaar zijn of septisch doe je meestal CVVHD omdat je dat dat stofje cytokines uitspoelt als je CVVHDF doet, spoel je die sneller uit

24
Q

waarom is CVVH geschikt voor zwaarder patienten?

A

Omdat je een hoge dosis kan geven, het aantal ml wat je geeft bepaalt de dosis waarmee je behandeld.
als je op 2 plaatsen vloeistoffen geeft zoals bij CVVHD dan kan de dosis erg omhoog.

25
Q

wat doet Citraat ?

A

Citraat bindt calcium als het de bloed in komt Ca+

bij een hogere bloedflow zit meer calcium in, dat betekent meer citraat toedienen, zodat het bloed niet kan stollen

26
Q

wanneer geef geef je Nitraat, voor of na de filter?

A

na de bloedpomp en voor de filter, want het moet in de nier komen net zo als bij predilutie

27
Q

wat zijn de gevolgen van citraat accumulatie

A

te lage geioniseerde calcium waardoor hypotensie en hartrtitmestoornissen
als je niet genoeg calcium suppleerd krijg je de bovenstaande

28
Q

door welke lab kan je zien of je genoeg calcium suppleerd ?

A

een bloedgas