Verbes Flashcards
1
Q
toevoegen (aan)
A
ajouter (à)
2
Q
Slaan kloppen
A
battre
3
Q
breken
A
casser
4
Q
verwarmen
A
chauffer
5
Q
snijden, versnijden
A
couper
6
Q
koken, braden
A
cuire
7
Q
koken (= het eten klaarmaken)
A
cuisiner
8
Q
schillen
A
éplucher
9
Q
mengen
A
mélanger
10
Q
mixen
A
mixer
11
Q
pellen
A
peler
12
Q
klaarmaken
A
préparer
13
Q
gieten
A
verser