mission 2 et 3 Flashcards
1
Q
een excursie
A
une excursion
2
Q
vergezellen, meegaan
A
accompagner
3
Q
verblijven, logeren
A
loger
4
Q
genieten van
A
profiter de
5
Q
wandelen
A
se promener
6
Q
terugkeren
A
retourner
7
Q
geweldig, geniaal
A
génial, géniale
8
Q
er genoeg van hebben
A
en avoir marre
9
Q
de voorbije zomer
A
l’été passé
10
Q
een bui
A
une averse
11
Q
de mist
A
la brume
12
Q
een weerbericht
A
un bulletin météo
13
Q
een hittegolf
A
une canicule
14
Q
een opklaring
A
une éclaircie
15
Q
de omgeving
A
les environs (m.)