Frans woordenschat mission 4 Flashcards
een sfeer
une ambiance
de hersenen
le cerveau
een schatje
un chouchou
spruitjes
des choux de Bruxelles (m.)
een criticus, critica
un, une critique
een kok
un cuisinier
een kokkin
une cuisinière
een context
un contexte
een verschil
une différence
een staal
un échantillon
een opvoeding
une éducation
spinazie
des épinards
een uitstap
une excursion
een kreeft
un homard
het onbekende
l’inconnu (m.)
een insect
un insecte
een geheugen
une mémoire
een gerecht
un mets
een doel
un objectif
een volk
un peuple
een product
un produit
een rol
un rôle
een gevoel, gewaarwording
une sensation
zoetzuur
aigre-doux, aigre-douce
goedgekeurd (door)
approuvé, approuvée (par)
eetbaar
comestible
veeleisend
exigeant, exigeante
gastronomisch
gastronomique
vrolijk
joyeux, joyeuse
wantrouwig
méfiant, méfiante
geduldig
patient, patiente
waarderen
apprécier
verbinden met, in verband brengen met
associer à
opeten
croquer
ontdekken
découvrir
iets verkiezen boven iets anders
préférer quelque chose à autre chose
herkennen
reconnaitre
lijken op elkaar
se ressembler
zijn neus dichtknijpen
se boucher le nez
Het water loopt me in de mond.
Ça me donne l’eau à la bouche.
samengesteld zijn uit
être composé, composée de
deel uitmaken van
faire partie de
een herinnering bewaren (aan)
garder un souvenir (de)
iets (+ bijvoeglijk naamwoord)
quelque chose de (+ adjectif)
opnieuw
à nouveau
zoals
comme
trouwens
d’ailleurs
zodra
dès que
dankzij
grâce à
beetje bij beetje
petit à petit