valerius maximus (p.52 caput 2) Flashcards
1
Q
hospes
A
hospitis(m)
de gastvriend, vriend(bij wie men kan verblijven)
2
Q
apud
A
acc
bij
3
Q
videre
A
video visi visum
zien
4
Q
petere
A
peto petivi petitum
gaan naar, zoeken, vragen
5
Q
deinde
A
daarna(bijwoord)
6
Q
fatum
A
fati
het noodlot
7
Q
humanus
A
humana humanum
menselijk
8
Q
tunc
A
dan(bijwoord)
9
Q
quoniam
A
conj
aangezien, omdat
10
Q
stercus
A
stercoris(onz)
de mest
11
Q
tam
A
zo(bijwoord)
12
Q
currere
A
curo, cucurri, cursum
lopen
13
Q
enim
A
immers