Unité 6 : Au boulot! Flashcards
halftijds
à mi-temps
voltijds
à plein-temps / à temps plein
deeltijds
à temps partiel
een advertentie
une annonce
de werkloosheid
le chômage
aanwerven
embaucher, cf. engager
de tewerkstelling
l’emploi
een baan
un emploi (un job)
aanwerven
engager, cf. embaucher
een sollicitatiegesprek
un entretien / une interview
werkloos zijn
être au chômage
zich kandidaat stellen
poser sa candidature
betrekking / naar een betrekking solliciteren
un poste (solliciter un poste)
een kaderlid
un cadre
een werkgever
un employeur
een bedeinde
un employé
een functionaris
un fonctionnaire
een zelfstandige
un indépendant
een burgerlijk ingenieur
un ingénieur civil
een interimaris
un intérimaire
een arbeider
un ouvrier
een werknemer
un salarié
een werknemer
un travailleur
gaan stempelen
aller pointer
een (werkloosheids)uitkering
une allocation (de chômage)
opslag
une augmentation
de sociale lasten
les charges sociales
geld verdienen
gagner de l’argent
het bestaansminimum
le minimex
het BNP
le PNB (Produit National Brut)
een bezoldiging, een loon (alg.)
une rémunération
het vervroegd pensioen
la retraite anticipée
het inkomen
les revenus
een loon, een salaris (van een werknemer)
un salaire
een vervangingsinkomen
un salaire de remplacement
een loon trekken
toucher / percevoir un salaire
een loon, een salaris (van een ambtenaar)
un traitement
het pensioen / met pensioen gaan
la retraite / prendre sa retraite
de aankoop
l’achat
een aandeel
une action
een aandeelhouder
un actionnaire
een verlenging van de arbeidsduur
un allongement de la durée du travail
een VZW
une ASBL (Association sans but lucratif)
de winst
les bénéfices
de carrièrejacht
le carrièrisme
verkoopcijfers
les chiffres de vente
een medewerker
un collaborateur
een bestelling
une commande
het verlof (vrijaf nemen, in verlof zijn)
le congé (obtenir, être en congé)
een afdeling
un département
de uitgaven
les dépenses
de markteconomie
l’économie de marché
het personeelsbestand
l’effectif du personnel
overeenkomstig met
en raison de (son âge, du préjudice, …)
een onderneming
une entreprise
terug zijn (van vakantie)
être de retour
een dochteronderneming
une filiale
stichten, oprichten
fonder
beheren
gérer
het beheer
la gestion
een staking
une grève
een levering
une livraison
een winstmarge
une marge de bénéfices
onderhandelen
négocier
de prestaties / presteren
les performances / réaliser des performances
smeergeld
des pots de vin
winst maken
réaliser des bénéfices
een netwerk
un réseau
een herstructurering
une restructuration
een maatschappij
une société
een filiaal
une succursale
een vakbond
un syndicat
het ploegwerk
le travail en équipe
de verkoop
la vente
een creditkaart
une carte de crédit
een lopende rekening
un compte courant
een spaarrekening
un compte d’épargne
een bankrekening
un compte de banque
een geldautomaat
un distributeur
financieel
financier / financière
een rekeninguittreksel
un relevé de compte
geld afhalen
retirer de l’argent
storten
verser
overschrijven
virer
graag gedaan, geen dank
(mais) je vous en prie
daar spreekt u mee
c’est lui-même / c’est elle-même
het spijt me
désolé(e)
spellen
épeler
ik luister
je vous écoute
ik verbind u door met …
je vous passe …
insgelijks, ook zoveel
à vous aussi
spreken met
parler à
een ogenblik
un instant
Wilt u een boodschap achterlaten?
Voulez-vous laisser un message?
heeft mijn aandacht getrokken
… a retenu mon attention
tot op de huidige dag
à ce jour (= jusqu’à ce jour)
verheugd zijn te …
avoir le plaisir de
betreuren te …
avoir le regret de
hopend op een positief antwoord …
dans l’attente d’une réponse favorable
zo vlug mogelijk
dans les meilleurs délais
overgaan tot
effectuer, procéder à (des démarches, un paiement)
bijgevolg
en conséquence
+/- dank bij voorbaat
en vous remerciant d’avance
de nodige stappen ondernemen
entreprendre les démarches nécessaires
beschikken over (een diploma)
être titulaire (d’un diplôme)
ik ben zo vrij …
je me permets de
ik verzoek u te …
je vous prie de …
u zou mij een groot plezier doen indien …
je vous saurais gré (de bien vouloir …)
ondanks onze herhaaldelijke herinneringen
malgré nos différents rappels
Geachte Heer
Monsieur,
schade
un préjudice
maatregelen nemen
prendre des mesures
iets in orde brengen
régulariser une situation
oprechte groeten
salutations sincères
zich genoodzaakt zien
se voir obligé de
een betaling
un paiement
aandelen kopen en verkopen
acheter et vendre des actions
een verzekering nemen
prendre une assurance
een bedrag overschrijven, een overschrijving
virer un montant, un virement
een bedrag storten, een storting
verser un montant, un versement
een bankrekening openen
ouvrir un compte en banque
de opening van een bankrekening
l’ouverture d’un compte en banque
portemonnee, beurs
une bourse
geldig
valable
chequeboekje
carnet de chèques
bankkaart
une carte de retrait
contant geld, klein geld
l’argent liquide
storten
déposer
een advies
un avis
een werkloze
un chômeur
belastingen
les taxes (f.), les impôts (m.)
opleggen van een belasting
prélever une taxe / un impôt sur
de fiscus, belastinginspectie
le fisc
bedrijfsleider (een bedrijf stichten en beheren)
chef d’entreprise (fonder et gérer une entreprise)
profijt, winst (profijt behalen, winst maken)
le profit, le bénéfice (réaliser du profit, réaliser des bénéfices)
BVBA (Besloten Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid)
SPRL (Société Privée à Responsabilité Limitée)
NV (Naamloze Vennootschap)
SA (Société Anonyme)
stichting
fondation
verlof krijgen ( afscheid nemen)
obtenir un congé ( prendre congé)