Unité 2 : Qu'est-ce qui s'est passé? Flashcards
op het punt staan te, bijna iets doen
faillir
iemand bereiken
joindre quelqu’un
een herinnering
un souvenir
het geheugen
la mémoire
een thesis, een scriptie
un mémoire (de licence)
een sollicitatiebrief
une lettre de sollicitation/de motivation/de candidature
trouwens
d’ailleurs
blijkbaar
apparemment
op de uitkijk staan
faire le guet
bleek
pâle
ongerust
inquiet
niet werken
être en dérangement
zijn consumptie betalen
régler sa consommation
het verkeer
la circulation, le trafic
een brievenbus
une boîte à lettres
inhalen
rattraper
een huwelijksreis
un voyage de noces
vluchten
s’enfuir
slaapwandelaar/iemand die feest tot heel laat
un noctambule
het huishouden
le ménage
solliciteren
postuler (un emploi)
een sollicitatiegesprek
un entretien d’embauche
de longen
les poumons
de was (kleren)
le linge
tevergeefs
en vain
het venster (van de machine)
le hublot de la machine
spoelen
rincer
drogen
essorer
desondanks
cedependant
niet te onderschatten (bijvoeglijk naamwoord)
redoutable