Uitdrukkingen Nederlands Flashcards

1
Q

De kroon spannen:
wat betreft het aantal professoren dat een Nobelprijs won, spande de Humboldt Universiteit van Berlijn ongetwijfeld de kroon”

A

De beste zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aan de kaak stellen: “De vriendjespolitiek en de corruptie binnen het politiekorps werden door de klokkenluider meedogenloos aan de kaak gesteld.”

A

Bekritiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geen zoden aan de dijk zetten/brengen: “De stresstest voor banken is één grote poppenkast. Hij zal beslist geen zoden aan de dijk zetten/brengen.”

A

Nutteloos werk/ inspanning verrichten met weinig nut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geen Spaander heel laten: “Titelhouder Serena Williams laat in het interview geen spaander heel van Maria Sharapova”

A

Wanneer iemand kritisch is en niets heel laat van de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De spuigaten uitlopen: Brievenbussen die omgegooid zijn, schuurtjes die opengebroken worden, tuinverlichting die enkele straten verder wordt teruggevonden; het vandalisme loopt de laatste weken werkelijk de spuigaten uit.

A

Steeds erger en erger worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Goede sier maken: “ Vorig jaar reisde hij naar Zuid-Afrika, Mexico, China en Nieuw-Zeeland. Hij hij maakte goede sier met het fortuin van zijn ouders.”

A

Een fijn leventje lijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

over één kam scheren: “Je kunt toch niet alle belspelletjes over één kam scheren. Er zijn er ook die helemaal correct verlopen.”

A

Alles op dezelfde manier beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

aan banden leggen: “Met een keihard beleid wil de overheid het gebruik van partydrugs aan banden leggen.”

A

Sterk verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op zijn beloop laten: “Zijn dochtertje van 15 maanden kon nog niet lopen. Hij vroeg zich af of hij een dokter moest raadplegen of dit gewoon op zijn beloop moest laten. “

A

Laten gebeuren zonder in te grijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In het gedrang komen: “Door de grote schade die de storm op het popfestival aanrichtte, kwam een volgende editie in het gedrang.

A

In gevaar komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Baat hebben bij iets

A

Voordelig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Abonimabel

A

Afschuwelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Coherentie, cohesie, coherent

A

Verband, samenhang, context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Constateren, constatering

A

Vastellen, waarnemen, opmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly