Literatuur (Epiek, Lyriek..) Flashcards

1
Q

Informatieve tekst

A

Teksten bedoelt om de ontvanger te informeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

narratieve tekst

A

Teksten bedoelt on de ontvanger te entertainen, ontroeren, ontspannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prescriptieve tekst

A

Teksten bedoelt om het handelen van de ontvanger te Sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opiniërende tekst

A

Teksten bedoelt om een mening te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Persuasieve tekst

A

Teksten bedoelt om te overtuigen om iets te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Argumentieve tekst

A

Teksten bedoelt om te overtuigen met argumenten om een stelling/standpunt te ondersteunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Epiek

A

Verzamelnaam voor alle literaire gedichten/ klemtoon op verhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Epos

A

Verhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Proza

A

Niet rijmende taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wrm veel rijm in middeleeuwen?

A

Makkelijker om the onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Subgenres epiek

A

Roman, novelle, sprookje, kortverhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lyriek

A

Verzamelnaam voor alle literaire teksten waarin gevoelens centraal staan/ klemtoon op gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lyra

A

Snaarinstrumenten/ korte teksten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ode

A

Lofdicht +, gedicht aan iemand overdragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Elegie

A

Klaagdicht: na overlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Subgenres lyriek

A

Ode, elegie, poëzie gedichten

17
Q

Dramatiek

A

Dialogische vormen van literatuur bedoeld om op een podium gespeeld te worden door een of meerdere dramatische personae

18
Q

Oorspronkelijk?

A

Rijmende verzen dan proza

19
Q

Subgenres dramatiek

A

Komedie, tragedie, tragikomedie

20
Q

Vroege middeleeuwen

A

Geestelijkheid en adel

21
Q

Hoge middeleeuwen

A

Opkomst steden → de burgerij (boeren, ambachtslui)

22
Q

Wat was de Middeleeuwse maatschappij?

A

Theocentrisch = godcentraal

23
Q

Theocentrisme = invloed op kunst en literatuur (anoniem)

A

Mens niet centraal, ondergeschikt

24
Q

Diets

A

Middelnederlands, men schreef als men sprak

25
Q

Ridderepiek

A

±1800, verhouding Karel de grote + ridders, vrouw ondergeschikte rol, moed dapperheid, trouw aan koning

26
Q

Arthurromans

A

Ridder zijn hoofs, hulpvaardig, rechtvaardig

27
Q

Oosterse romans, kruistochten →?

A

Geloof verspreiden + dichter bij god

28
Q

Religieuze epiek

A

Toon berouw hoe diep je ook gevallen bent → genade van God + godsdienstige boodschap

29
Q

Lyriek

A

Poëzie gezongen, liederen mondeling overgegeven

30
Q

Ballades

A

episch-lyrische dichtvorm met dramatische inslag

31
Q

Lyriek (niet religieus)

A

Verteller, dialoog, opgebouwd uit strofes en rijmende verzen, mysterieuze/magische elementen, lopen dramatisch af

32
Q

Elegieën

A

Klaagliederen: bezingen pijn die gepaard gaat met de dood van een geliefd persoon

33
Q

Minneliederen

A

Minne=liefde, bezingen pijn (soms vreugde) van verliefdheid en liefdesleven

34
Q

Mystiek

A

Dat je zo godsdienstig bent dat je al op aarde in contact probeert te komen met god

35
Q

Didactische lyriek

A

Gedichten die je iets willen leren

36
Q

Epische concentratie

A

Men dicht aan Karel grote verhalen toe die hij niet meegemaakt heeft.

37
Q

Soorten Romans

A
  • Karel romans
  • Arthur romans
  • Oostere romans
  • Klassieke romans
38
Q

Cirkel structuur

A

ordo →manque→queeste→ordo
rust →iets gaat mis→zoektocht→rust