TT vragen 2B1 Flashcards
Waar vinden de volgende processen plaats?
- affiniteitsmaturatie
- VDJ-recombinatie
- klonale deletie
- isotype switch
- hoog endotheliale venulen
- vorming van geheugencellen
Affiniteitsmaturatie: lymfeklier, milt
VDJ-recombinatie: thymus, beenmerg
Klonale deletie: thymus
Isotype switch: lymfeklier en milt
Hoog endotheliale venulen: lymfeklier
VOrming van geheugencellen: milt, lymfeklier
Welke 2 processen worden door de AID deficientie beinvloed? (AID codeert voor enzym adenosine cytidine deaminase en dat is cruciaal voor het introduceren van dubbelstrengs DNA breuken in rijpe lymfocyten)
Somatische hypermutatie en Class switch recombinatie
Waarvoor zorgt somatische hypermutatie en waarvoor zorgt class switch recombinatie?
Somatische hypermutatie zorgt voor een hogere affiniteit voor antistoffen en affiniteitsrijping.
Class switch recombinatie zorgt voor isotypen als IgG en IgA (normaal hebben ze IgM) –> meer effectorfuncties
Waarom is het kweken van faeces op een bloedagar om E.coli te kweken niet zinvol?
Een bloedagar maakt geen onderscheid tussen de vele soorten E. coli, waar de darmen vol mee zitten. (1p) Je weet dus niet of je de
verwekker van de infectie kweekt, of een kolonisant
Welk onderzoek moet je inzetten bij de volgende ziekteverwekkers?
- bacterien
- parasieten
- virussen
- schimmels/gisten
-Bacterien: Kweek + gevoeligheidsbepaling en moleculaire diagnostiek
- Parasieten: direct preparaat en moleculaire diagnostiek
- Virussen: Serologie (testen op antistoffen) en moleculaire diagnostiek
- Schimmels/gisten: Kweek + gevoeligheidsbepaling en moleculaire diagnostiek
Wat voor liganden hebben NK-cellen op hun oppervlak en wat gebeurt er als deze binden met hun eigen typen liganden?
NK-cellen hebben een inhiberende receptor, deze bindt aan MHC-klasse I en zorgt voor de inhibitie van apoptose van doelwitcellen.
Ook hebben ze een activerende receptor, deze bindt aan een activerend ligand. Als deze binden ZONDER MHC-klasse I, dan gaat de cel in apoptose. In alle andere gevallen blijft de doelwitcel leven.
Door middel van welke 3 routes kan het complementsysteem geactiveerd worden?
- klassieke route: antistof bindt en C1q bindt en scheidt C4 in C4a en C4b, C2 in C2a en C2b. C2a en C4b vormen dan uiteindelijk klassiek C3 convertase.
- lectine route: vergelijkbaar met klassieke route, ipv antistoffen zitten er glycanen met mannose op oppervlak van de bacterie
- alternatieve route: antistof bindt niet. C3b + C3b + Bb wordt gebruikt om alternatief C3 convertase te vormen, dit is een amplificatie loop.
Wat zijn effectorfuncties van complement?
- C5a en C3a: Inflammatie –> aantrekken en activeren van leukocyten
- C3b: Opsonisatie –> fagocytose
- C5 - C9: Lysis door vormen van MAC (= fysiek gat membraan microbe)
Wat zijn eukaryotische cellen?
Ze bevatten meerdere chromosomen per cel en bevatten celorganellen zoals een Golgi apparaat. Eukaryoten zijn fungi en parasieten.
Ze bevatten grotere ribosomen dan prokaryotische cellen.
Wat zijn prokaryotische cellen?
Dit zijn eencellige zonder compartimentering van de cel, bevatten geen celkern en andere organellen zoals mitochondrien ontbreken. Ze hebben wel ribosomen (maar niet groter dan die van eukaryotische cellen). Prokaryoten zijn bacterien. Prokaryotische cellen zijn haploid (= bevatten 1 set chromosomen in tegenstelling tot diploid 2n)
Welke receptoren zorgen ervoor dat fagocytose van een geopsoniseerd micro-organisme efficiënter verloopt?
Complementreceptor (alle humorale innate receptoren, dus ook collectines, ficolines en pentraxines)
Opsonine receptoren (Fc-receptoren en complementreceptoren)
Microbe-ligand receptoren: C-type lectine receptoren en scavenger R
GEEN cytokine receptor en TLR
Wat is de functie van supplementaire receptoren (TLR, RLR, NLR en DSR)
Signalering, ze zorgen voor transcriptie van onstekingsmoleculen wat leidt tot de productie van pro-inflammatoire cytokinen.
Het zijn de enige receptoren die niet voor fagocytose zorgen.
Waar zijn interdigiterende dendritische cellen aanwezig en wat is hun belangrijkste functie?
Ze zijn aanwezig in de paracortex van de lymfeklier en hun functie is antigeen presenteren aan T-cellen.
Vingercellen, ze liggen in gebieden met veel T-cellen, dus de paracortex.
Hoe werkt de signaleringscascade van TLR receptoren?
- ligand bindt aan TLR (TLR4 - sensor)
- binding van adaptereiwitten (MyD88)
- signaleringscascade: activatie van proteinkinases (TAK1) wat leidt tot fosfolyering
- Activatie van transcriptiefactor (NF-kappaB)
- Transcriptie van ontstekingsmoleculen
Welke cellen zorgen voor onderstaande stappen in de vorming van secretoir IgA?
- productie van secretoire component
- productie van J-keten
- vorming van IgA monomeren
- uitscheiding van secretoir IgA
epitheelcel: productie van secretoire component en uitscheiding van secretoir IgA
plasmacel: productie van J-keten en vorming van IgA monomeren
Welke processen ondergaan B- en T-lymfocyten voor de vorming van antigeenspecifieke receptoren?
- Recombinatie van VDJ-componenten
- Transcriptie
- Splicing
- Translatie
Wat wordt bedoeld met kruispresentatie bij presentatie van antigenen in HLA-moleculen?
Dit wordt gedaan door bepaalde dendritische cellen. Tijdens dit proces worden extracellulaire antigenen in HLA-I moleculen gepresenteerd aan CD8 T-lymfocyten.
Normaal herkennen CD4 cellen MHC-klasse II moleculen die extracellulair eiwit presenteren, terwijl CD8 cellen MHC klasse I herkennen met intracellulaire eiwitten.
Welk enzym speelt een rol bij fagocytose en afbraak van micro-organisme in de cellulaire fase van de ontstekingsreactie?
NAPDH-oxidase, doordat dit zuurstof omzet in superoxide. (ROI, zuurstofradicaal vorming?)
Wat gebeurt er bij somatische hypermutatie (SMH)?
Dit gebeurt tijdens de kiemcentrumreactie. Dit proces is nodig voor de vorming van antistoffen met een hogere affiniteit. SHM zijn random mutaties in variabele domeinen van B-celreceptor. Het gaat NIET gepaard met het verlies van grote stukken (kilobasen) DNA.
Wat gebeurt er bij class switch recombination (CSR)?
Dit gebeurt na kiemcentrumreactie. Er vindt een veranderde effectorfunctie plaats, want de zware keten verandert, terwijl VDJ hetzelfde blijft. CSR zorgt voor variatie isotypen immunoglobulinen, B-cel kan dit meerdere keren opnieuw doorlopen wat uiteindelijk leidt tot betere secundaire respons. Dit proces is niet volledig willekeurig en wordt deels aangestuurd door cytokinen.
Wat beteken in het kader van effecten van cytokinen de begrippen: pleiotropie, redundantie en synergie?
Pleiotropie: 1 cytokine kan meerdere en zelfs tegengestelde effecten hebben. (bv. IL-6 stimuleert zowel pro- als anti-inflammatoire functies)
Redundatie: wanneer meerdere cytokinen dezelfde functie vervullen, wanneer 1 cytokine dan wegvalt heeft dit geen significante invloed. (bv. cytokines IL-1 en TNF vertonen overlap wat betreft hun stimulatie van pro-inflammatoire activiteit)
Synergie: de interactie van verschillende cytokinen leidt tot een versterkt resultaat. Het effect is groter dan de som van de individuele bijdragen.
Welke factoren dragen bij aan het controleren van een lokale infectie?
- aanwezigheid van commensale flora
- productie van maagzuur
NIET productie van IL-1 door monocyten in bloed of verhoogde lichaamstemperatuur.
Via welke manieren/routes kan een exogene infectie ontstaan?
Seksueel contact, inhalatie, ingestie. Een exogene infectie zijn infecties die afkomstig zijn van micro-organisme buiten het lichaam van de gastheer.
NIET intraveneuze lijnen
Waar komen ontstekingsmediatoren vandaan? En zijn ze dan al gevormd en liggen klaar of worden ze nieuw gesynthetiseerd en direct na synthese uitgescheiden?
Ontstekingsmediatoren uit de cel:
- zijn al gevormd en liggen klaar: histamine, serotonine
- nieuw gesynthetiseerd en worden direct na synthese uitgescheiden: acute-fase eiwitten, stikstofoxide, ROI, cytokinen, prostaglandines
Ontstekingsmediatoren uit de lever
- complementfactoren
- factor XII activatie: kinine, coagulatie en fibrinolytische factoren
Hoe is het eiwit AIRE betrokken bij positieve en negatieve selectie van T-cellen?
AIRE is betrokken bij negatieve selectie, dat plaatsvindt in de medulla van de thymus. AIRE zorgt voor de expressie van weefsel-specifieke antigenen, als deze niet gepresenteerd worden aan T-lymfocyten ontstaat APOCED syndroom = auto-immuunziekte.
Wat zijn verschillen tussen positieve en negatieve selectie bij T-lymfocyten?
Positieve selectie = selectie op TCR met goede affiniteit voor lichaamseigen HLA. Vindt plaats in de cortex met cTECs. (geen of te sterkte interactie met HLA = apoptose)
Negatieve selectie = selectie tegen TCR met te hoge affiniteit voor lichaamseigen peptiden. Vindt plaats in de medulla waar het eigen peptide gepresenteerd wordt door mTECs en DC. (hoge affiniteit voor lichaamseigen antigeen = apoptose)
Hoe kan je een bepaalde virale infectie direct aantonen?
PCR op een keelwat om infectie met influenzavirus aan te tonen
Welke immuniteit (cellulaire/humorale) speelt bij de afweer tegen virale infecties een rol?
- herstellen van virale infectie
- bescherming tegen infectie door vaccinatie
Herstellen van virale infectie = cellulaire immuniteit
Bescherming tegen infectie door vaccinatie = humorale immuniteit
Welke klachten wijzen meer in de richting van parasitaire dan virale verwekker bij diarree?
klachten > 14 dagen bestaand
brijige ontlasting
Welke moleculen zijn een onmisbaar deel van de immunologische synaps van de T-lymfocyt?
HLA-moleculen, TCR, DC, CD80/86 - CD28.
ICAM1, LFA-1 zijn adhesiemoleculen die de binding tussen APC en lymfocyt versterkt en het TcR signaal versterkt.
Bij welke vorm van lepra is de immuunrespons relatief adequaat?
Alleen bij de tuberculoide vorm