TT vragen 2A1 Flashcards

1
Q

Waar is de ‘sluis’ van het ministerie van VWS op gericht?

A

Gericht op het betaalbaar houden van effectieve middelen –> door sluisplaatsing wordt de prijs van de middelen voor toetreding tot de Nederlandse markt lager.
(Oncologen gebruiken criteria die door een commissie van oncologen zijn vastgesteld om nieuwe behandelingen te beoordelen op toepasbaarheid in Nederland)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet het enzym telomerase?

A

Telomeren verkorten elke celdeling met de uitzondering van stamcellen: hier wordt het enzym telomerase geactiveerd. Dit zorgt ervoor dat stamcellen oneindige celdeling heb.
Telomerase remmers grijpt aan op de hallmark oneindige celdeling (enabling replicative immortality). –> gastank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de positief voorspellende waarde?

A

de kans dat je ziek bent als je een positieve test hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke chromosomale afwijkingen zullen aanwezig zijn in een tumor met BUB1 eiwit mutatie?

A

BUB1 is een eiwit betrokken bij de anafase checkpoint. Het checkpoint bekijkt of de chromosomen goed zijn gerangschikt en over de dochtercellen verdeeld kunnen worden?
BUB1 (en MAD1) is een spanningsgevoeligeiwit wat meet of de microtubuli gebonden is aan de chromosomen.
Bij een defect kan anaploidie ontstaan –> deleties van chromosomen. (een chromosoom minder in de cel en in een andere cel een chromosoom meer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen de DNA reparatiesystemen Homologe Recombinatie en Niet-Homologe EndJoining? Beide herstellen dubbelstrengs breuken

A

Homologe recombinatie is de uitwisseling van DNA strengen tussen DNA moleculen met behulp van voornamelijk de zusterchromatide (als er geen zusterchromatide, maar een homoloog chromosoom wordt gebruikt, krijg je mogelijk verlies van heterozygositeit)
Bij niet-homologe DNA EndJoining worden de 2 uiteinden van een DNA breuk direct aan elkaar geligeert zonder hulp van een template.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk enzym is wel nodig voor reparatie van oxidatieve schade, maar niet voor herstel van enkelstrengs breuken?

A

Glycosylase –> DNA schade wordt hierdoor herkent.
Oxidatieve schade is schade door endogene stoffen: zoals zuurstofradicalen. Dit wordt gedaan door middel van BER (oxidatieve schade valt onder herstel kleine adducten).
Glycosylase herkent een abasische plaats (dus een fout ingebouwde base) en ap-endonuclease kan deze dan eruit halen —> bij een enkelstrengs breuk sla je dit stapje over omdat er al een gat zit wat je alleen maar dicht hoeft te maken (je hoeft er niet eerst nog iets uit te halen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doen de volgende stoffen? PARP, DNA ligase en BRCA1 (niet nodig voor reparatie oxidatieve schade, wel voor herstel van enkelstrengs breuken??)

A

DNA ligase herstelt DNA (nadat fout DNA er al uit is gehaald, bouwt het een nieuwe goede nucleotide in) –> BER, NER, HR en NHEJ
BRCA1 (en BRCA2) zorgen dat RAD51 eiwit naar de plek van DNA schade gaat. RAD51 vormt een filament op enkelstrengs staart en dit bevordert baseparing tussen gebroken en intact zusterchromatide –> HR
PARP bindt aan enkelstrengs DNA breuk en modificeert eiwitten waardoor reparatie effectiever wordt (PARP remmers gebruikt bij anti-kankertherapie) –> BER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom worden longtumoren die door roken veroorzaakt zijn vooral veel G naar T mutaties bevatten in hun DNA.

A

Benzo-a-pyreen (wordt door enzymen omgezet in BPDE wat bindt aan DNA) (1p) uit sigarettenrook bindt covalent aan G nucleotiden en veroorzaakt een GBPDE adduct (1p). GBPDE gedraagt zich eigenlijk dan als een T, hierdoor wordt
bij replicatie niet een C, maar een A ingebouwd in de tegenoverliggende DNA streng (1p). En dus verandert C naar A, wat hetzelfde is als G
naar T in de complementaire streng.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er bij de verschillende celcyclus ‘checkpoint’?

A

Het restrictiepunt is het moment dat een cel besluit of wel of niet te delen?
Het G1/S checkpoint bekijkt of er DNA schade is en of de cel klaar is voor S-fase?
Het intra-S checkpoint controleert of er DNA schade is.
Het G2/M checkpoint bekijkt of er DNA is en of de replicatie volledig is
Het anafase checkpoint kijkt of de chromosomen goed zijn gerangschikt en over de dochtercellen verdeeld kunnen worden, dit gebeurt door middel van het controleren of alle chromosomen aan beide centrosomen verbonden zijn via tubulinefilamenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is RNA-seq (= NGS wordt informatie verkregen over RNA geisoleerd uit tumoren) een geschikte methode om oncogene mutaties in eiwitten op te sporen?

A

Ja. Met RNA-seq krijg je sequentie informatie over alle genen (exons) die tot expressie komen (1p).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zijn traditionele micro-array of RT-qPCR analyses geschikt om oncogene mutaties in eiwitten op te sporen?

A

Nee. Met deze methodes moet je van tevoren weten welke genen en sequenties je wilt bekijken. Met RNA-seq kun je onbekende mutaties
in genen (exon) opsporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke functie blijft behouden bij het ontstaan van nieuwe MLL fusie-eiwitten?

A

binden aan specifieke target genen in het genoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet het p53 eiwit?

A

p53 is een transcriptie factor die door DNA schade wordt geactiveerd.
p53 activeert de expressie van BAX waardoor de cel in apoptose gaat.
p53 activeert de expressie van p21 waardoor de celcyclus wordt geremd.
MDM2 reguleert de concentratie van p53 eiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil in microscopische beeld tussen CML en AML?

A

CML heb je veel megakaryocyten, het bloed is hypercellulair, geen onderdrukking van normale bloedcelvorming, alle bloedcellen myeloide reeks vind je in het bloed –> defect in de groeiregulatie
Bij AML heb je een ophoping van onrijpe, niet-functionele cellen, vooral blasten vind je in het bloed (uniform beeld), onderdrukken normale bloedcelvorming –> defect in de groeiregulatie en uitrijping (differentiatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er als het RAS eiwit ten gevolge van puntmutaties oncogeen wordt?

A

De omzetting van GTP naar GDP aan het RAS eiwit is sterk vertraagd (uit college van dit jaar gehaald)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kan je zeggen over verworven mutaties in clonale hematopoëse bij ouderen?

A

Verworven mutaties/mutaties in clonale hematopoiese verhogen de kans op AML.
Het zijn vaak ‘driver’ mutaties die AML veroorzaken
Verworven mutaties zijn als geïsoleerde mutaties niet pathogeen
NIET ze verschillen van de mutaties die bij AML kunnen worden gevonden, want zowel in tumorcellen als in normale cellen kunnen age-related en passengermutaties worden gevonden. Het enige verschil tussen deze 2 is dat er bij een tumorcel naast age-related en passengermutaties ook een drivermutatie bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke evolutionaire voordelen biedt het hebben van een circadiane klok?

A
  • geeft tijdsstructuur aan ons lichaam (de activiteit van organen kan op elkaar worden afgestemd)
  • Zorgt er voor dat het lichaam anticipeert op dagelijkse veranderingen in de omgeving en afstemmen/anticiperen van onze behoefte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke type receptor is hoofdverantwoordelijk voor de beweeglijkheid van cellen in de extracellulaire matrix?

A

Integrine receptoren, deze bevinden zich in het basaalmembraan (= onderdeel van extracellulaire matrix). Functie is het maken van contact tussen cel en basaal-membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat doen de volgende receptoren? WNT receptor, EGF receptor?

A

WNT receptor: WNT pathway. Als WNT bindt dan valt het APC destructiecomlex uit elkaar –> hogere concentratie beta-catenine –> kan binden aan TcF receptor –> zet transcriptie aan –> leidt tot celproliferatie.
EGF receptor: restrictiepunt celcyclus. Als EGF bindt aan de receptor –> stijging niveau cycline D –> cycline D/CDK 4 wordt actief dit zorgt voor de omzetting van E2F/RB-P (= transcriptiefactor voor genen nodig in de S-fase) naar het actieve E2F. E2F schakelt cycline E aan wat zorgt voor de overgang naar de S-fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is synthetische letaliteit?

A

Synthetische letaliteit betekent dat de remmer (bijvoorbeeld PARP-remmer) alleen in combinatie (1p) met de genmutatie (bijvoorbeeld BRCA1/BRCA2 mutatie) leidt tot celdood.

21
Q

Waarom is er sprake van synthetische letaliteit bij het combineren van PARP-remmers en BRCA1/BRCA2 gemuteerde genen?

A

PARP-remmers veroorzaken dubbelstrengs breuken tijdens de S-fase van de celcyclus (ook goed als genoemd wordt dat reparatie van enkelstrengs breuken geremd is) (1p), die vervolgens door homologe recombinatie gerepareerd moeten worden (1p), een proces dat niet
goed meer werkt bij mutaties in een BRCA gen

22
Q

Wat is de eerstvolgende stap in het proces van medicijnontwikkeling na het identificeren van een moleculaire target (meestal een eiwit) en het aantonen dat een remmer van die target in cellen inderdaad celdood veroorzaakt.

A

experimenten met proefdieren om effectiviteit tegen tumoren aan te tonen en toxiciteit in een organisme te bepalen

23
Q

Noem twee voorbeelden van dergelijke paraneoplastische syndromen en noem de factor die hierbij een pathogene rol
speelt.

A

Polycythaemia / erythropoetine
Hypoglycemie/ insuline
SIADH/ ADH-natriuretic hormone
Cushing/ acth of acth like
Hypercalciemie/ parathyroid-related of TGF-alfa

24
Q

Wat zijn de effecten van het behandelen van weefsel met fixatief nodig voor het doen van microscopisch onderzoek?

A
  • remt autolyse en voorkomt afbraak van weefsel
  • crosslinken van cellulaire eiwitten
  • zonder fixatie is het weefsel te zacht om te snijden
25
Q

Waarom kan je PET-CT niet goed gebruiken om bij blaaskanker de primaire tumor vast te stellen, maar de metastasen wel?

A

Blaascarcinoom is in de regel een FDG avide tumor. Het radiofarmacon FDG wordt uitgescheiden via de urine dus bevindt zich in hoge concentratie in de blaas. Hierdoor is door overstraling van de urine, de activiteit in de tumor vaak niet of nauwelijks zichtbaar(1p).
De metastasen daarentegen liggen verder van de blaas af en hebben dus geen last van overstraling en zijn dus wel zichtbaar (1p

26
Q

Welke delen lichten op bij een PET-CT/ gebruik van radiofarmacon?

A

Organen die vanzichzelf veel suiker gebruiken, denk aan hersenen en hart.
Tumoren, want die hebben meer voedingsstoffen nodig dan gewone cellen om te groeien.
Weefsels die zijn ontstoken, gebeurt ook bij ziektes zoals artrose en reuma.
Als je net hebt gesport lichten je spieren ook op door verhoogde suikermetabolisme.

27
Q

Wat is multimodaliteit?

A

Het kiezen voor de meest verantwoorde keuze uit verschillende alternatieven.
Bijvoorbeeld: voor een patient met gematastaseerd mammacarcinoom wordt in het wekelijkse ziekte-specifieke ‘mammaoverleg’ overwogen of chemotherapie of bestraling moet worden gestart om symptomatische botmetastasen te behandelen.

28
Q

Wat is een hypofractioneringsschema en de voordelen ervan?

A

Er wordt gebruikt gemaakt van fracties groter dan 2.0 Gy, dit zorgt ervoor dat per fractie een hogere dosis, hierdoor wordt de totale behandelduur korter en hoeft de patient minder vaak naar het ziekenhuis te komen.

29
Q

Wat zijn sensitiviteit, specificiteit, positief voorspellende waarde en negatief voorspellende waarde?

A

Sensitiviteit = SNOUT = bij hoeveel zieke mensen geeft de test een positieve uitslag
Specificiteit = SPIN = bij hoeveel niet-zieke mensen geeft de test een negatieve uitslag.
De sensitiviteit en specificiteit zijn kenmerken van de test; ook wanneer de test in populaties wordt toegepast met een andere ziekteprevalentie blijven deze eigenschappen in principe dezelfde. Voor de gebruiker zijn de positief en negatief voorspellende waardes van een test belangrijke eigenschappen.
Positief voorspellende waarde geeft aan hoe groot de kans op ziekte is als de test positief is
Negatief voorspellende waarde geeft aan hoe groot de kans op afwezigheid van ziekte is als de test negatief is. Deze testkenmerken zijn wél afhankelijk van de populatie waarin de test wordt gebruikt. Als de a-priorikans in een bepaalde populatie anders is, dan verandert de verhouding tussen A+C en B+D en verandert de voorspellende waarde van de test.

30
Q

Wat zijn de 10 ‘hallmarks of cancer’?

A
  1. blijven delen –> tumor maakt zelf groeifactoren
  2. remming ontwijken –> uitschakelen groeiremmers
  3. celdood weerstaan –> apoptose uitschakelen
  4. oneindige celdeling –> schakelt telomeerverlenging in
  5. vorming nieuwe bloedvaten –> angiogenese en stroma stimuleren
  6. invasie en metastase
  7. genoom instabiliteit en mutaties –> ophopen mutaties door defecte DNA-reparaties
  8. tumor bevorderende ontsteking –> tumor gebruikt immuuncellen om stroma naar eigen hand te zetten
  9. deregulatie energievoorziening –> tumor leeft vooral van glycolyse
  10. ontsnappen immuunsysteem –> tumor activeert mechanisme om het immuunsysteem minder actief te maken
31
Q

Waarom groeien er in FAP patienten ‘maar’ tientallen tot honderden poliepen in hun dikke darm i.p.v. miljoenen?

A

FAP patienten hebben inactiverende mutaties in het APC gen. Het tweede APC gen moet geïnactiveerd worden voor een poliep zich kan ontwikkelen (1p). De kans hierop is relatief klein, vandaar dat niet
alle cellen tot poliep uitgroeien
(APC eiwit is noodzakelijk voor het vormen van een destructiecomplex –> WNT-pathway)

32
Q

Welke afwijking van het telomerase vinden we in de meeste tumoren?

A

Telomerase reverse transcriptase komt tot expressie in tumorcellen, maar niet in de meeste somatische cellen.
Het eiwit telomerase bestaat uit telomerase reverse transcriptase en telomerase RNA. Telomerase reverse transcriptase is primair verantwoordelijk voor het verlengen van de telomeren, terwijl telomerase RNA als template wordt gebruikt voor telomerase replicatie uitgevoerd door telomerase.

33
Q

Wat is chromosomale imbalance?

A

de situatie dat (delen van ) chromosomen meer of minder aanwezig zijn in de kernen van tumorcellen.

34
Q

Waarom zou je het hele genoom te sequencen in plaats van alleen de exonen van genen?

A

Niet alle oncogene mutaties liggen in exonen. Om mutaties/translocaties buiten exonen te vinden is sequencen van het hele genoom de aangewezen weg

35
Q

Wat zijn purines en pyrimidines?

A

purines zijn de bases A en G, terwijl pyrimidines de basen C, T en U zijn. Bij transities wordt een pyrimide/purine omgezet in een andere pyrimidine/purine, teriwijl bij transversies een purine wordt omgezet in een pyrimidine of andersom. Dit zijn allemaal puntmutaties aangezien ze op basepaar niveau voorkomen.

36
Q

Wat is het Burkitt Lymfoom?

A

Een extranodaal non-hodgkin lymfoom wat de pre-B-cellen aantast.

37
Q

Wat zijn verschillen tussen necrose en apoptose?

A

Bij necrose: zwelt en explodeert de cel, wel een onstekingsreactie, ontstaat na optreden van externe beschadiging
Apoptose: de cel krimpt en valt uiteen in apoptotische bodies, wordt vervolgens opgeruimd door fagocytose, geen ontstekingsreactie, treedt op als gevolg van fysiologische signalen en is belangrijk voor de normale ontwikkeling.
Bij beide vindt afbraak van DNA plaats.

38
Q

Op welke manier dragen tumor-geassocieerde macrofagen bij aan de progressie van tumoren?

A
  • ze produceren groeifactoren voor tumorcellen –> macrofagen ruimen schade op, schade moet worden opgevuld/hersteld door andere cellen
  • ze remmen de werking van anti-tumor immuuncellen
  • stimuleren nieuwvorming van capillairen –> macrofaag: brandstof nodig voor schade herstel
  • ze faciliteren metastasering van tumorcellen
    –> hallmark 8: tumorbevorderende ontsteking: tumor zet met behulp van immuuncellen zoals macrofagen stroma naar eigen hand
39
Q

Welke ziektebeelden passen bij een mutatie in het membraanreceptoreiwit MPL? –> aanmaak mutant eiwit MPL-W515L?

A
  • essentiele trombocytose (ET)
  • primaire myelofibrose (PMF)
40
Q

Waarom zijn BRCA-gemuteerde tumoren gevoelig voor POLQ-remmers?

A

POLQ-remmers verhinderen end-joining met gebruik van microhomologie.
PARP-remmers leidt tot minder effectief enkelstrengsbreuken herstel

41
Q

Welke techniek is geschikt om genen te vinden die nodig zijn voor overleving van een borstkanker cellijn?

A

inbrengen van siRNA in de borstkanker cellijn en selectie van siRNA’s die celdood veroorzaken

42
Q

Waarom metasteren carcinoomcellen meestal als eerste lymfogeen?

A

verhoogde weefseldruk in het carcinoom
NIET verhoogde opname en transport door dendritische cellen

43
Q

Wat is het verschil tussen incisiebiopt en excisiebiopt?

A

incisiebiopt betekent dat het materiaal zonder marge wordt verwijderd, terwijl bij excisiebiopt altijd een marge van gezond weefsel heeft.

44
Q

Wat is de verklaring van metastasering van carcinomen die leidt tot verbreding van lymfbanen in de pleura of in de long?

A

= lymfangitis carcinomatosa. Dit is het massaal vollopen van lymfbanen met metastasen, dit zorgt voor een opstopping van de lymfbanen.

45
Q

Wat is het verschil in de doelstelling van inductiebehandeling en neo-adjuvante behandeling?

A

Bij neoadjuvante doelstelling zal de systemische behandeling altijd worden gevolgd door een in opzet curatieve vervolgstap (vaak zal dat
een operatie zijn), bij inductiebehandeling hoeft dat niet altijd (2p). Een respons van de primaire tumor op neoadjvante behandeling is niet
per se nodig; bij inductiebehandeling wel, anders namelijk geen operatie.

46
Q

Wat zijn aspecten die besproken kunnen worden bij Advanced Care Planning?

A
  • Waarden en wensen van patiënten
    ꞏ Sociale situatie
    ꞏ Wilsverklaringen
    ꞏ Wie is de vertegenwoordiger van de patiënt
    ꞏ Besluiten rond reanimatie
    ꞏ Beslissingen rond behandeling van ziekte/symptomen
    ꞏ Voorkeursplaats voor overlijden
47
Q

Wat houdt palliatieve zorg in?

A
  • ondersteuning met coping
  • inzicht in prognose en ondersteuning behandeling
  • symptoombestrijding
  • besluitvorming
  • Advanced Care Planning
48
Q

Wat is lead time, lead time bias en length time bias?

A

Lead time is de periode tussen het preklinisch detecteerbaar worden en de eerste klinische symptomen.
Lead time bias = eerdere diagnose leidt automatisch tot langere survival, ook als er geen voordeel is voor het individu (survival wordt namelijk gerekend vanaf moment van diagnose –> eerdere diagnose door screening betekent dus automatisch langere survival)
Length time bias = screening detecteert vooral langzaam groeiende tumoren met langere survival, want langzaam groeiende tumoren hebben over het algemeen een betere survival dan snel groeiende.

49
Q
A