Trauma en stress Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen Acute Stress Stoornis en PTSS?

A

De on-set tijd:

Bij de acute stress stoornis beginnen symptomen binnen 4 weken na het event en verdwijnen weer binnen een maand

Bij PTSS beginnen de symptomen echter kort na het event of maanden of zelfs jaren erna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel procent van de gevallen van Acute Stress Stoornis ontwikkelen zich in PTSS?

A

80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke punten zijn Acute Stress Stoornis en PTSS nagenoeg identiek?

A
  • Verhoogde arousal, angstigheid en schuldgevoelens
  • Herbeleven van het traumatische event
  • Vermijding
  • Verminderde reactiviteit en dissociatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(Acute &) Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS)

A

(1) Persoon wordt blootgesteld aan een traumatische gebeurtenis – overlijden of met de dood bedreigd, ernstig letsel of seksuele overtreding
(2) Persoon ervaart tenminste 1 van de volgende herbelevingssymptomen:
- Herhaalde, ongecontroleerde en verontrustende herinneringen
- Herhaalde en verontrustende trauma-gerelateerde dromen
- Dissociatieve ervaringen zoals flashbacks
- Aanzienlijke overstuur bij blootstelling aan trauma-gerelateerde signalen
- Uitgesproken fysieke reacties wanneer aan de gebeurtenis(sen) wordt herinnerd
(3) Persoon vermijdt voortdurend trauma-gerelateerde stimuli
(4) Persoon ervaart negatieve veranderingen in trauma-gerelateerde cognities en stemmingen, zoals het niet kunnen onthouden van belangrijke kenmerken van de gebeurtenis(sen) of het ervaren van herhaalde negatieve emoties
(5) Persoon vertoont opvallende veranderingen in opwinding of reactiviteit, zoals overmatige alertheid, extreme schrikreacties of slaapstoornissen
(6) Persoon ervaart aanzienlijke leed of beperkingen, met symptomen die langer dan een maand aanhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn dissociatieve stoornissen?

A

Groep aandoeningen veroorzaakt door traumatische gebeurtenissen

Wanneer dergelijke veranderingen in het geheugen geen duidelijke fysieke oorzaak hebben, worden ze “dissociatieve” stoornissen genoemd
–> Een deel van het geheugen lijkt typisch gedissocieerd of gescheiden te zijn van de rest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dissociatieve amnesie

A

(1) Persoon kan zich geen belangrijke levens-gerelateerde informatie herinneren, meestal traumatische of stressvolle informatie: Het geheugenprobleem is meer dan simpelweg vergeten
(2) Leidt tot aanzienlijke leed of bijzondere waardevermindering
(3) Symptomen worden niet veroorzaakt door een stof of medische aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dissociatieve identiteitsstoornis

A

(1) Persoon ervaart een verstoring van hun identiteit, zoals weerspiegeld door tenminste 2 afzonderlijke persoonlijkheidsstaten of ervaringen met “bezeten zijn”
(2) Persoon ervaart herhaaldelijk geheugenlacunes met betrekking tot dagelijkse gebeurtenissen, belangrijke persoonlijke informatie of traumatische gebeurtenissen, die verder gaan dan gewone vergeten
(3) Leidt tot aanzienlijke leed of bijzondere waardevermindering
(4) Symptomen worden niet veroorzaakt door een stof of medische aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gelokaliseerd

A

Meest voorkomende type; verlies van alle herinneringen aan gebeurtenissen die binnen een beperkte periode hebben plaatsgevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Selectief

A

Geheugenverlies voor sommige, maar niet alle, gebeurtenissen die binnen een bepaalde periode plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gegeneraliseerd

A

Geheugenverlies beginnend met een gebeurtenis, maar zich uitstrekkend in de tijd; kan identiteitsgevoel verliezen; herkent misschien familie en vrienden niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Continu

A

Vergeten gaat door in de toekomst; vrij zeldzaam in gevallen van dissociatief geheugenverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dissociatieve fugue

A

Extreme versie van dissociatieve amnesie
–> Mensen vergeten niet alleen hun persoonlijke identiteit en details uit hun verleden, maar vluchten ook naar een heel andere locatie

Kan kort of ernstiger zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn drie verschillende soorten van relaties tussen sub-persoonlijkheden?

A
  1. Wederzijds geheugenverlies relaties (mutually amnesic)
  2. Wederzijds bekende patronen (mutually cognizant)
  3. Eenrichtingsrelaties met geheugenverlies (one-way amnesic)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Depersonalisatie-derealisatie Stoornis

A

(1) Gevoel van onthechting van eigen mentale processen of lichaam
(2) Zelf van buitenaf observeren
(3) Het gevoel dat mensen of objecten onwerkelijk of afstandelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly