toxocologie: basisbegrippen Flashcards

1
Q

toxicologie (uitgebreid)

A

= studie interactie potentieel schadelijke stoffen (chemisch, fysische & biologische oorsprong) op levende organisme,
inclusief preventie & behandeling veroorzaakte schadelijke effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

doelstellingen

A
  • risico blootstelling xenobiotica beperken, zowel voor gezondheid & milieu
  • grenswaarden vastleggen correlerend met dosissen of conc die redelijkerwijze geen schadelijke effecten teweeg brengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voorbeeld organisch vs systemische toxiciteit

A

S: HCN
O: Pb (opstapeling CNS, nier, bloed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

factoren die toxicteit bepalen

A
  • toxine
  • blootstelling
  • frequentie
  • tijdsduur
  • dosis
  • geïntoxiceerde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

toxicon

A

stof die neveneffecten geeft eens geabsorbeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

toxine

A

eiwit geproduceerd door planten, dieren, m.o. dat schadelijk is voor andere organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gif

A

stof dat bij absorptie in lage hvh serieuze toxische effecten veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

blootstelling

A

= contact dat gelegenheid geeft giftige dosis te krijgen
- afhankelijk van:
> wijze toediening
> fysiochemische eigenschappen toxicon
> matrix
> aggregatietoestand vergif
> metabolisatie gif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

frequentie

A

acuut (<24u 1x)
sub-chronisch (30-90 dagen)
chrinisch (>90 dagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tijdsduur

A

onmiddelijk vs latente toxiciteit
tijdelijk vs permanente
cumulatieve toxiciteit: progessieve beschadiging door opeenvolgende contacten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

soorten dosis

A
  • toegediende, geabsorbeerde, totale & gefractioneerde dosis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de geïntoxiceerde

A
  • leeftijd
  • geslacht (vrouwen meer vet, minder GFR, trager GI, lager BW
  • individuele gevoeligheid
  • genetische verschillen
  • raciale verschillen
  • zwangerschap
  • verschillen lichaamssamenstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dosis-respons curve

A

= percentage van populatie die bepaald effect vertonen bij variërende dosis
- sigmoïdale vorm
- threshold dose = dosis waarboven toxische effecten worden waargenomen
- helling= kracht toxicon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ED50

A

= dosis waarbij helt maximale respons verkregen
= dosis 50% een respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

TD50

A

= dosis nodig om 50% toxisch effect te verkrijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

LD50

A

= dosis nodig om 50% van populatie sterfte te verkrijgen

17
Q

maat toxiciteit

A

LD50 & LC50 (in omgeving, niet plasma)
- specifiek voor:
> soort species
> toedieningsweg

18
Q

LDlo/LClo

A

laagste gepubliceerde dosis/conc met lethale afloop

19
Q

TDlo/TClo

A

= laagste gepubliceerde dosis/conc met toxisch effect

20
Q

therapeutische breedte

A

TD50-ED50

21
Q

therapeutische index

A

TI = TD50/ED50

22
Q

margin of safety

A

TD1/ED99 (rekening helling)

23
Q

NOAEL

A

no observed adverse effect level

24
Q

LOAEL

A

low observed adverse effects level

25
Q

toxicodynamiek

A
  • ontsteking
  • necrose
  • remming biologische vitale enzymen
  • productie vrije radicalen
  • interactie DNA
  • teratogeen