Toets blok 3 Flashcards

1
Q

Wat betekend “cellulaire hyperplasie”?

A

Toename van het aantal cellen van alle organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekend “cellulaire hypertrofie”?

A

Cellen nemen toe in grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tijdens welke weken van de zwangerschap is er vooral spraken van hypertrofie?

A
  • Vanaf 32 weken

- Hierbij slaat de foetus ook vet op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tijdens welke weken van de zwangerschap is er vooral spraken van hyperplasie?

A

Vanaf de bevruchting tot een zwangerschapsduur van 16 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekend “hypoplasie”?

A

Onvolledige ontwikkeling van een orgaan of weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tijdens welke weken van de zwangerschap is er spraken van zowel hypertrofie en hyperplasie?

A

Vanaf 16 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke vaccinaties krijgt een kind bij 3 maanden?

A
  • DKTP
  • Hib
  • HebB
  • Pneumokokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de belangrijkste buffer van het lichaam en waarom?

A
  • Bicarbonaat

- kunnen tijdelijk H+ ionen binden en zo de pH reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waardoor ontstaat warmte productie?

A

Stofwisseling (metabolisme)

  • spijsvertering
  • skeletspieren
  • de lever
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de 4 buffers uit het model van Alice van der Plas

A
  • Een solidaire gemeenschap
  • Goede taakverdeling
  • Metapositie
  • Goede-ouder ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verband tussen de ouderlijke werkvloer en de buffers (Alice van der Pas)?

A

De buffers beschermen de ouderlijke werkvloer tegen de invloed van allerlei ongunstige omstandigheden die veelal een gegeven zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn veranderingen in de farnacokinetiek bij zwangere?

A
  • Absorptie > minimale veranderingen
  • Distributie > het verdelingsvolume neent toe met gevolg dat de plasmaconcentratie af neemt
  • Metabolisme > betere doorbloeding van de lever en het maag/darmkanaal met het gevolg dat meer medicatie wordt omgezet (groter first pass effect)
  • Eliminatie > betete doorbloeding van de nieren en een stuk hogere GFR, zorgt voor een snellere eliminatie van medicatie (vooral die afhankelijk zijn van de GFR)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar staat PROVOKE voor?

A
P = Plaats 
R = Rangschikking
O = Omvang
V = Vorm
O = Omtrek 
K = Kleur
E = Efflorecentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar wijst het op als een kindje met gestrekte armen en benen ligt?

A
  • Op een prematuur geboren kindje
  • Vanaf de 36e/37e week vooral krap in uterus dus armen, benen en ruggetje buigen. Een prematuur wordt eerder blootgesteld aan zwaartekracht en heeft nog niet genoeg spierkracht om dit tegen te werken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer ontstaat en verdwijnt laugohaar?

A
  • Ontstaat vanaf zwangerschapsweek 14

- Begint uit te vallen rond week 30 en neemt het snelste af tussen week 33-36

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk hormoon wordt geproduceerd door de trofoblast/

A

HCG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verband tussen bijoortjes en de mictie?

A

De oortjes en de nieren worden rond dezelfde periode aangelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat ontwikkeld zich uit de gang van Muller?

A
  • Oviduct (eileider)
  • Uterus
  • Bovenste gedeelte van de vagina
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is surfactant en wat is de belangrijkste functie?

A

Surfactant is een mengsel van fosfolipide en eiwitten, dit werkt oppervlaktespanning verlagend > het zorgt ervoor dat de alveoli na de uitademing ontplooid blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoeveel natte luiers moet een baby hebben?

A
  • Eerste 2 dagen 1-2 natte luiers

- Na opgang komen melkproductie 4-6 volgeplaste luiers

21
Q

Wanneer moet de eerste keer ontlasting (meconium) geloost zijn?

A

Binnen 48u

22
Q

Wanneer moet de baby voor het eerst hebben geplast?

A

Binnen 24u

23
Q

Wanneer moet de moeder na de bevalling hebben geplast?

A

Binnen 6u

24
Q

Waarvoor staat ISBAR?

A
I= identificatie
S= situatie
B= Background
A= assessment
R= recommendation
R = repeat
25
Q

Waarvoor staat ALECOBO?

A
A= aard  -> wat is de klacht? 
L= locatie -> waar 
E= ernst 
C= chronologie
O= ontstaan
B= beïnvloedbaar 
O= opvatting patiënt, professional
26
Q

Wat zijn preventies tegen wiegendood?

A
  • Rugligging
  • Leg kind apart in wieg of bedje (sowieso eerste 4 maanden)
  • Geen losse dekens, grote knuffels of kussens in het bed
  • Nier roken bij de baby
  • gebruik geen dekbed
  • geef geen slaapmedicatie/verdovende med
  • geeft borstvoeding/fopspeen
27
Q

Waarom krijgt een gezond kind post partum geen hypoglykemie?

A

Post partum treed er bij de pasgeborene sterke lipolyse op waarbij alternatieve brandstoffen vrijkomen, de vrije vetzuren. In het bruine vet van baby’s is de lipolyse veel hoger dan bij wit vet

28
Q

Wat is de invloed van hypoxie op de zuurstofdissociatiecurve?

A

Rechtsverschuiving > hb geeft makkelijker O2 af

29
Q

Wat zijn kenmerken van een respiratoire acidose?

A
-	Pc02 hoog
o	Is een deel van de normale geboorte
o	Komt snel opzetten
o	Verdwijnt snel 
o	Kan de eerste ademhaling uitstellen
30
Q

Wat zijn kenmerken van een metabole acidose?

A
  • H+ hoog
    o Risico dat de weefsels worden aangetast
    o Heeft tijd nodig om te ontwikkelen
    o Het herstelt niet snel, blijft
    o Additief effect -> wanneer het weefsel verzuurd is, houd dit zichzelf makkelijk in staat
    o Verbruikt de buffercapaciteit!!
31
Q

Wat is de formule voor de hoeveelheid voeding?

A
  • 40 ml/kg/dag
  • elke dag 20 ml bij
  • Na dag 7 stopt de stijging
32
Q

Geeft de 3 vormen van een neuraal buis defect

A
  • spina bifida (open ruggetje)
  • anencefalie (open schede)
  • hydrocefalie (waterhoofd)
33
Q

Wat is SGA?

A
  • Small for gestational age (SGA)

- Pasgeboren kinderen die met hun geboortegewicht onder een voor hun leeftijd bepaalde percentiel vallen.

34
Q

Wat is FGV?

A
  • Foetale groeivertraging (FGV)
  • als een foetus of neonaat beperkt is (geweest) in het bereiken van zijn individuele groeipotentieel
  • uitgangspunt > optimale gewicht
35
Q

Wat is LGA?

A
  • Large for gestational age (LGA)

- Pasgeboren kinderen die met hun geboortegewicht boven een voor hun leeftijd bepaalde percentiel vallen

36
Q

Wat is symmetrische groeivertraging en wanneer komt dit voor?

A
  • een proportionele groeiafname van zowel het hoofd als het lichaam.
  • Eerste trimester (vroege verschijningsvorm)
  • Intoxicaties
  • Maternale infecties
  • Abnormale cel ontwikkeling bij chromosomale afwijkingen
37
Q

Wat is asymmetrische groeivertraging?

A
  • De groei van de hersenen krijgt prioriteit, ten koste van andere organen (= het brainsparing-effect).
  • Late verschijningsvorm (2e en 3e trimester)
  • verminderde placentaperfusie
38
Q

Welke vorm van groeivertraging symmetirsch of asymmetrisch is beter te behandelen?

A
  • asymmetrisch
    > De late vorm is moeilijker op te sporen maar kan beter aangepakt worden/ er kan beter ingegrepen worden.
    > Deze vroege verschijning is relatief makkelijk op te sporen bij het Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO), maar is wel moeilijker te behandelen
39
Q

Hoe houdt een neonaat zichzelf warm?

A
  • Vasoconstrictie van de perifere vaten
  • Het lichaamsoppervlak te verkleinen (in elkaar kruipen)
  • De ruststofwisseling verhogen tot 200-300% > Bij hypothermie gebruikt een kind extra veel glucose
  • Verbranden van bruin vet (6-7% van totale lichaamsvet) > Extra energie bron van de pasgeborene
40
Q

Wat gebeurt er als het complementsysteem wordt geactiveerd?

A

Het complemetsysteem wekt als het waren de andere afweermechanisme. Het zijn eiwitten die leukocyten aantrekken naar het ontstekingsgebeid, de cellen weten hierdoor waar ze moeten zijn. Ook maken ze het fagocyteren makelijker voor de macrofagen en hechten de complement-eiwitten zelf ook aan het celmembraan van de antigenen en maken deze zo kapot.

41
Q

Hoe kan je het verschil zien tussen kortdurende of langdurende hypoxie?

A

Kijk naar het verschil tussen de arterie en de vene

  • groot verschil arterieel en veneus = kortdurend
  • Klein verschil arterieel en venus = langdurig
42
Q

Benoem verschillende onderzoeken in volgorde van level of evidence

A
  • Richtlijn
  • Meta analyse/systematic revieuw
  • randomized controlled trial
  • cohort studie
  • case control studie
  • case report/case serie
  • animal-laboratory studie
43
Q

Benoem de 5 kapstok vragen

A
  • kwantitatief & kwalitatief
  • longitudinaal & transversaal
  • expirimenteel & observationeel
  • prospectief & retrospectief
  • 1 groep/cohort & meerdere groepen
44
Q

Wat is kwantitatief

A
  • getalsmatige uitkomsten
  • grote groepen
  • onderzoeks aspecten vooraf vastgesteld en vastgelegd
45
Q

Wat is kwalitatief

A
  • beschrijvende uitkomsten
  • beperkte aantallen
  • nog weinig info over bekend
  • gedachtes gevoelens
46
Q

Wat is longitudinaal?

A

Determinant wordt op verschillende momenten gemeten

nu en over een jaar

47
Q

Wat is transversaal?

A

Determinant en uitkomst worden op hetzelfde moment gemeten (niet voor iedereen uit onderzoek zelfde moment)

48
Q

Wat betekend prospectief?

A

Gegevensverzamling over determinant, cofounder en uitkomstmaat liggen in de toekomst

49
Q

Wat betekend retrospectief?

A

Gegevensverzamling over determinant, cofounder en uitkomstmaat ligt in het verleden