Owg 3.10 Flashcards

1
Q

Uit welke 4 onderdelen bestaat het onderzoek van de pasgeborene?

A
  1. De algemene indruk
  2. Het algemeen lichamelijk onderzoek
  3. Het specifiek lichamelijk onderzoek
  4. Het neurologisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 5 onderdelen beoordeel je bij de APGAR score en wanneer krijg je hier 2 punten voor?

A
  • Hartactie > 100/min
  • Ademhaling > regelmatig, huilend, schreeuwen
  • Kleur > geheel roze
  • Spiertonus > goed, actieve weerstand tegen passief bewegen, spontane bewegingen goed
  • Reactie op prikkels > hoesten, niezen, huilen, trekt voetje terug
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke momenten doe je de APGAR score?

A

Bij 1, 5 en 10 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan er gezegd worden over een APGAR score bij 5 minuten van < 7 ?

A

Dit wordt gezien als niet optimaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar kijk je naar bij de start van het lichamelijk onderzoek om de algemene indruk van de neonaat te beoordelen?

A
  • Vind ik dit kind er gezond en goed geproportioneerd uit zien?
  • De ademhaling
  • De huid
  • De spiertonus
  • Spontane motoriek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de onderdelen van het algemeen lichamelijk onderzoek van de pasgeborene?

A
  • Het bepalen van het gewicht
  • Het meten van de temperatuur
    Op indicatie:
  • Het meten van de schedel omtrek
  • Het meten van de lengte met behulp van een lintmeter (op wens)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benoem in chronologische volgorde alle onderdelen van het specifiek lichamelijk onderzoek

A
  • Huid (tijdens gehele onderzoek)
  • Het hoofd
  • De hals
  • De thorax
  • De abdomen
  • De extremiteiten
  • De genitaliën
  • De anus
  • De rug
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar kijk je naar bij het neurologisch onderzoek van de pasgeborene?

A
  • Spiertonus
  • Motoriek
  • Houding van de pasgeborene
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarin kan onderscheid gemaakt worden bij de observatie van de tonus?

A
  • Normaal
  • Hypertoon (te hoge tonus)
  • Hypotoon (te lage tonus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Huidafwijkingen systematisch beschrijven kan met behulp van PROVOKE, waar staan deze letters voor?

A
P = plaats
R = rangschikking
O = omvang 
V = vorm
O = omtrek 
K = kleur 
E = efflorescentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is ‘vernix caseosa’?

A

Een witte, vette substantie afkomstig van de talgklieren waarmee de pasgeborene bedekt is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is ‘de lanugo’, wanneer ontstaat en verdwijnt dit weer?

A

Een fijne, donsachtige haargroei, vooral op de schouders en bovenrug zichtbaar.
- Ontstaat bij ongeveer 14 weken zwangerschap, begint met uitvallen in week 30 en is verdwenen tussen de 33ste en 36ste week.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly