OWG 3.7 Flashcards

1
Q

Wat betekend “hypoxemie”?

A

Een daling van het zuurstofgehalte van alleen het arteriële bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekend “hypoxie”?

A

Een daling van het zuurstofgehalte in de perifere weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekend “Asfyxie”?

A

Een algemeen zuurstofgebrek dat ook van invloed is op de centrale organen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke oorzaken kunnen een tachycardie geven bij de foetus?

A
  • Infectie
  • Anemie foetus
  • Maternale koorts
  • Epiduraal
  • Medicijnen
  • Hypoxie foetus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke oorzaken kunnen een bradycardie geven bij de foetus?

A
  • Serotiniteit
  • Hypotensie (Vena Cava)
  • Medicatie
  • Navelstrengcompressie
  • Solution placentae
  • Uterusruptuur
  • Asfyxie
  • Maternale registratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de normaalwaarde van de foetale cortonen wanneer je luistert met de doptone?

A

110-160

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de normaalwaarde van de foetale cortonen wanneer je beoordeeld op het CTG?

A

110-150

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er bij een linksverschuiving (van de zuurstofdissociatiecurve)?

A

Hb geeft O2 moeilijk af

  • alkalose
  • hypothermie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er bij een rechtsverschuiving (van de zuurstofdissociatiecurve)

A

Hb geeft O2 makkelijk af

  • Acidose
  • Hyperthermie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de invloed van veel H+ ionen op de pH ?

A

De pH daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn omstandigheden waarbij een linksverschuiving zal ontstaan?

A
  • Laag CO2
  • Hoog pH
  • Lage temp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn omstandigheden waarbij een rechtsverschuiving zal ontstaan?

A
  • Hoog C02
  • Laag pH
  • Hoge temp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het “Bohr effect”?

A

Bij een hoge PO2 neemt Hb makkelijk O2 op & en bij een lage P02 geeft Hb makkelijk O2 af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het “Haldane effect”?

A

Bij een hoge PCO2 neemt Hb makkelijk CO2 op & en bij een lage PC02 geeft Hb makkelijk C02 af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn redenen voor veranderingen in de foetale hartfrequentie?

A
  • Normale veranderingen in de foetale activiteit
  • Wijzigingen in de placentaire doorbloeding
  • Hypoxie
  • Externe stimuli
  • Temperatuur verhogingen
  • Geneesmiddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn belangrijke factoren voor goede foetale oxygenatie ?

A
  • Adequate utero-placentaire circulatie
  • Adequate gasuitwisseling
  • Adequate foetale circulatie
17
Q

Waarom kan een foetus overleven in een omgeving met een relatief lage P02?

A
  • HbF heeft een grotere zuurstof affiniteit
  • Foetus heeft hoger Hb gehalte
  • De PO2 in het maternale bloed is een stuk hoger dan in de v. umbillicalis (O2 diffundeert makkelijker)
18
Q

Wat betekend “pH/zuurgraad”?

A

Dit is de maat voor de concentratie H+ ionen.

19
Q

Wat is het verschil tussen zuren en basen als je kijk naar H+ ionen?

A
  • Een zuur staat H+ ionen af

- Een base neemt H+ ionen op

20
Q

Waardoor wordt de pH gereguleerd?

A
  • Aanmaak van C02

- Regulatie van de buffers

21
Q

Wat is een buffer?

A

een stof die in een oplossing ervoor zorgt dat bij een toevoeging van een sterk zuur of base de pH weinig verandert door H+ ionen af te geven of te binden.

22
Q

Wat is het verschil tussen aerobe en anaerobe metabolisme?

A
  • Aeroob = met zuurstof

- Anaeroob = zonder zuurstof

23
Q

Wat zijn kenmerken van een respiratoire acidemie?

A
  • PCO2 hoog
  • Onderdeel van normale geboorte
  • Komt snel opzetten en verdwijnt ook snel
  • Kan eerste ademhaling uitstellen
24
Q

Wat zijn kenmerken van een metabole acidose?

A
  • H+ concentratie hoog
  • Risico op aantasten van de weefsels
  • Heeft tijd nodig om te ontwikkelen
  • Herstelt niet snel, lijft langer bestaan
25
Q

Wat zijn baroreceptoren?

A

Druk gevoelige receptoren

26
Q

Wat zijn chemoreceptoren?

A

Receptoren die reageren op chemische veranderingen (PCO2, PO2)

27
Q

Hoe en welk deel van het autonome zenuwstelsel reageert bij een stijging van de bloeddruk?

A
  • Parasympatisch

- Daling hartfrequentie

28
Q

Hoe en welk deel van het autonome zenuwstelsel reageert bij een daling van de bloeddruk?

A
  • Sympathisch

- Stijging hartfrequentie

29
Q

Hoe reageert een foetus op veranderingen van het CO2 gehalte gemeten door baroreceptoren?

A

Past het hartminuutvolume aan

  • Hartfrequentie
  • Bloeddruk
  • Doorbloeding van het weefsel