toest h4 Flashcards
1
Q
le coeur
A
het hart
2
Q
mort
A
dood
2
Q
le morceau
A
het stuk
2
Q
fais gaffe
A
kijk uit
2
Q
et puis
A
en vervolgens
3
Q
affreux
A
afschuwelijk
4
Q
l’erreur
A
de fout
5
Q
se disputer
A
ruzie maken
6
Q
la forme
A
de vorm
7
Q
surtout
A
vooral
8
Q
inexplicable
A
niet uit te leggen
9
Q
toi-meme
A
jijzelf
10
Q
c’est clair
A
dat is duidelijk
11
Q
avoir raison
A
gelijk hebben
12
Q
passer un message
A
een boodschap doorgeven
13
Q
si
A
als, indien
14
Q
la voix
A
de stem
15
Q
a la prochaine
A
tot de volgende keer
16
Q
le reve
A
de droom
17
Q
l’autre
A
de ander
18
Q
l’attraction
A
de aantrekkingskracht
19
Q
le sentiment
A
het gevoel
20
Q
le chagrin d’amour
A
het liefdesverdriet
21
Q
faire la connaissance
A
kennismaken met
22
Q
transformer
A
veranderen
23
Q
en tete-a-tete
A
onder vier ogen
24
Q
la couverture
A
het omslag
25
Q
composer
A
samenstellen