3 Flashcards
1
Q
de school
A
l´école
2
Q
het ziekenhuis
A
l´hôpital
3
Q
de bioscoop
A
le cinéma
4
Q
het station
A
la gare
5
Q
het vliegveld
A
l´aéroport
6
Q
het cafe
A
le café
7
Q
het museum
A
le musée
8
Q
de supermarkt
A
le supermarché
9
Q
de kerk
A
l´église
9
Q
de kerk
A
l´église
10
Q
de moskee
A
la mosquée
11
Q
de bank
A
la banque
12
Q
het restaurant
A
le restaurant
13
Q
het park
A
le parc
14
Q
het pretpark
A
le parc d´attractions
15
Q
het vvv-kantoor
A
le syndicat d’initiative
16
Q
het tankstation
A
la station-service
17
Q
de brug
A
le pont
18
Q
het flatgebouw
A
l’immeuble
19
Q
de bushalte
A
l´arrêt de bus
20
Q
het stadion
A
le stade
21
Q
het kasteel
A
le château
22
Q
de apotheek
A
la pharmacie
23
Q
het winkelcentrum
A
le centre-commercial
24
de winkel
le magasin
25
de bakker
la boulangerie
26
de banketbakker
la pâtisserie
27
de slager
la boucherie
28
de visboer
la poissonnerie
29
de markt
le marché
30
de tijdschriften/kranten winkel
la librarie
31
de boulevard
le boulevard
32
de laan
l´avenue
33
de straat, weg
la rue
34
de parkeerplaats, garage
le parking
35
de autobaan
l´autoroute
36
rechtdoor
tout droit
37
de hoofdstad
la capitale
38
de inwoners
les habitants
39
het vervoersmiddel
le moyen de transport
40
bevolkt
peuplé
41
de rondvaartboten
les bateaux-mouches
42
het arrondissement
l'arrondissement
43
de hoge snelheidstrein
le TGV
44
het metronet van parijs
le RER
45
de hoogte
la hauteur
46
het gewicht
le poids
47
het gebouw
le bâtiment
48
het paleis
la palais
49
de gevangenis
la prison
50
de vlag
le drapeau
51
het volkslied
l´hymne national
52
het franse volkslied
la marseillaise
53
het kerkhof
la cimetié
54
het graf
la tombe
55
de boom
l'arbre
56
de ruimte
l'espé
57
het geweld
la violence
58
de velden
les champs
59
de file
l'embouteillage
60
rustig
tranquille
61
het belangrijkste plein
la place principale
62
er is niets te doen / aan te doen
il n'y a rien / á< faire
63
schoon / eigen
propre
64
de binnenplaats
la cour
65
open
ouvert
66
gesloten
fermé
67
het lawaai
le bruit
68
de ster
l'étoile
69
het voordeel
l'avantage
70
het nadeel
le désavantage
71
de lucht (schoon/vervuild)
l'air (pur/pollué)
72
soms
célé
73
de eeuw
la sié
74
het kunstwerk
l'oeuvre d'art
75
gisteren
hier
76
de dag ervoor
la veille
77
de vorige week
la semaine dernié
78
het vorig jaar
l'anneé dernié
79
de afgelopen maand
le mois dernier
80
2 dagen geleden
il y a deux jours
81
vinden
trouver
82
zoeken
chercher
83
luisteren naar
écouter
84
houden van
aimer
85
een hekel hebben aan
détester
86
vragen
demander
87
lopen
marcher
88
pakeren
garer
89
werken
travailler
90
kopen
acheter
91
binnengaan
entrer
92
bezoeken
visiter
93
kiezen
choisir
94
wandelen
balader / se promener
95
be(eindigen)
finir
96
wachten op
attendre
97
verkopen
vendre
98
horen
entendre
99
teruggeven
rendre
100
verliezen
perdre
-
Key Links
-
Subjects
-
Company
-
Find Us
-
