Toegepaste geneesmiddelenkennis H13: Middelen bij stoornissen in de stofwisseling en hormonen Flashcards
1
Q
Wanneer gebruik je GNRH-agonisten?
A
- GNRH-agonisten bij tekort aan GNRH, ovulatie-inductie bij IVF en vertraagde puberteit
- Bij chronisch gebruik neemt gevoeligheid af: minder geslachtshormonen
2
Q
Wat zijn gonadotrope hormonen (vgm gonadotrofinen)
A
zijn LH/ FSH afgeleiden
- Bij onvruchtbaarheid door tekort aan deze hormonen
- Gestoorde vorming geslachtscellen en geslachtshormonen
3
Q
Wat doen hormonale anticonceptiva?
A
- Hormonale anticonceptie remmen FSH en LH
- Remmen follikelrijping en ovulatie, cervixslijm slechter doorlaatbaar voor spermatozoa
Voorbeelden:
- Microgynon, Yasmin
- Mirena (intra-utrien)
- Morning-afterpil
4
Q
Wat zijn middelen bij climacteriële klachten?
A
- Overgang (climacterium): de overgangsfase van de geslachtsrijpheid
- Climacteriële klachten ontstaan een paar jaar voor de menopauze
- Hormoontherapie is effectief tegen opvliegers en nachtelijk zweten
- Estradiol: valt in de groep van oestrogenen
5
Q
Wat zijn middelen bij endometriose?
A
- Endometriose: endometriumweefsel buiten het cavum uteri
- Bijv. in ovarium, ligamenten uterus en holte van Douglas
- Onderdrukken van ovariële hormoonproductie doen:
Orale anticonceptiepil
Progesteron
GnRH-agonisten afbreken endometrium