Times for TV1 examen ecrit 1 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Présent

A

onvoltooid tegenwoordige tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Imparfait

A

onvoltooid verleden tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Passé composé

A

voltooid tegenwoordige tijd
être/avoir + participé passé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Plus-que-parfait

A

Voltooid verleden tijd
Ze wou met bezoeken, maar ze was vertrokken
imp avoir/être + participé passé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Futur simple

A

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
inf+ (rai, ras, ra, rons, rez, ront) (avoir present vervoegingen)
Voor toekomstige gebeurtenis of hoofdzin van reële voorwaardelijke zinnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Passé simple

A

(verleden tijd)
1. Schrijftaal gebruikt (sprookjes, verhalen, literaire teksten, vertellingen, krantenartikelen, historische teksten)
2. Tweede verleden tijd in het Frans, naast imparfait, waarover het Nederlands niet beschikt.
3. Wordt in schrijftaal net gebruikt zoals de Passé composé in spreektaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Futur proche

A

Nabije toekomst (of minder nabije toekomst)
aller (present vorm) + infinitief
Je vais me coucher
Gebruikt futur proche vaker dan futur simple in spreektaal Frans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Futur Antérieur

A

Voltooid tegenwoordig toekomende tijd
Futur simple être/avoir (hww) + participé passé
vb: morgen kan je me bellen, wanneer ik mijn werk af zal hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Conditionnel présent

A

Onvoltooid voowaardelijke wijs
Infinitief + uitgangen conditionnel (ww avoir imparfait uitgangen: rais, rais, rait, rions, riez, raient).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Conditionnel passé

A

Voltooid voorwaardelijke wijs
Conditionnel présent avoir/être (hww) + participé passé
Als ik rijk geweest was,
Zou ik een wereldreis gemaakt hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Participé présent

A

Tegenwoordig deelwoord (onvoltooid deelwoord)
1ste persoon meervoud (nous-vorm) uitgang+ ant
Het gaat om een handeling die nu op dit moment bezig is. Les personnes dansant sur la chaise sont mes amis’,
Bv; Parlant, dormant, choisissant
Voornamelijk schrijftaal. Het vervangt een betrekkelijke bijzin of een andere bijzin die hetzelfde onderwerp heeft als de hoofdzin
avoir -> ayant
être ->étant
savoir -> sachant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gérondif

A

En+ participe présent
bv: en ayant, en sachant, en travaillant
Bijzin van tijd
Bijzin van voorwaarde
Cf. En appelant, elle voulait le distraire.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly