6a Woordenschat TV1 Flashcards
We zijn samen met drie vrienden naar Parijs gegaan
Nous sommes allés à Paris avec trois amis
We zaten MET z’n vijven in de auto
Nous étions cinq dans la voiture. (être + nombre)
De kinderen uit de buurt spelen altijd MET elkaar.
Les enfants du quartier jouent toujours ENSEMBLE.
Soms maken ze ruzie en vechten ze MET ELKAAR
Parfois, ils se disputent et ils se battent.
Hallo! MET wie spreek ik?
Allô, C’est de la part qui? Qui est à l’appareil ?
MET genoegen, vreugde, trots presenteer ik jullie…
C’est AVEC plaisir, joie, fierté que je vous présente…
MET geduld komen ze er wel.
AVEC de la patience, ils en viendront à bout.
Ze ging in de rij staan en wachtte GEDULDIG op haar beurt (=manier).
Elle a fait la queue en attendant son tour AVEC patience, patiemment.
Hij redde de gewonde MET gevaar voor eigen leven.
Il a sauvé le blesse au risque de sa vie. (+ nom)
Zij vertelde hem wat ze ervan vond MET HET risico dat ze hem zou kwetsen.
Elle lui a dit ce qu’elle en pensait AU RISQUE de la vexer (+verbe)
Men heeft deze medewerker MET RECHT ontslagen.
On a renvoyé cet employé À JUSTE TITRE, AVEC raison.
Het begrotingsvoorstel is MET algemene stemmen goedgekeurd.
La proposition de budget a été APPROUVÉE À l’unanimite, DU CONSENTEMENT DE TOUS.
Zij hebben hun huis MET verlies, MET winst verkocht.
Ils ont vendu leur maison À perte, À profit
Hij denkt dat ze MET OPZET de pil heeft vergeten.
Il croit qu’elle a fait EXPRÈs d’oublier la pilule.
Hij vertelde MET bevende stem was er was gebeurd.
Il a dit D’UNE voix tremblante ce qui s’etait passé
Zij antwoordde MET een glimlach: Dat het niet erg is.
Elle lui a répondu D’UN air souriant/ en souriant.
Ze hebben hen MET OPEN ARMEN ontvangen.
Ils les ont accueillis À BRAS OUVERTS.
MET tranen in de ogen
Les larmes AUX yeux.
Ze is MET pensioen.
Elle est À la retraite
MET zijn handen in zijn zakken
Les mains DANS les poches
MET open mond staan luisteren.
Écouter bouche bée
Ze zijn MET vakantie
Ils sont (partis) EN VACANCES
Wat is nordic walking? - Dat is een sport waarbij je sneller wandelt MET tweek stokken.
Qu’est-ce que la marchenordique? - C’est un sport qui consiste en une marche accélérée AVEC deux bâtons
U kunt de schroef eruit halen MET BEHULP VAN een schroevendraaier.
Vous pouvez enlever la vis À L’AIDE DE, AU MOYEN D’UN tournevis.
De EU probeert MET ALLE MIDDELEN de financiële crisis te beheren.
L’Union européene essaye PAR TOUS LES MOYENS DE maîtriser la crise financière.
De politie heeft de krakre MET GEWELD eruit gezet.
La police a expulsé DE FORCE les squatteurs.
Een vloer bedekt MET stof
Un sol couvert DE poussière.
Zich voeden MET
Se nourrir de…
Antwoorden MET ja of nee
Répondre PAR OU ou par non
MET lauw water spoelen
Rincer à l’eau tiède.
Zij wees de overvaller MET haar vinger aan.
Elle indiqua, montra DU DOIGT son aggreseur.
Hij tilde de tafel MET BEIDEN HANDEN op.
Il a soulevé la tables DES DEUX mains.
Boos sloeg hij MET DE vuist op tafel
Trés fâché, il frappa DU POING sur la table
Ik heb het MET eigen ogen gezien
Je l’aiv vu DE MES propres yeux
Hier kun je MET het blote oog de Mont Blanc zien.
D’ici, on peut voir le Mont Blanc à l’oeil nu.
Ze komen MET de trein van 15 uur.
Ils arriveront PAR le train de 15 heures.
Zij reizen altijd MET de trein en MET de metro
Ils voyagent toujours EN train et EN métro.
Ils prennent toujors le trein et le métro.
Ga je MET de fiets of MET de auto?
Tu y vas À byciclette, EN vélo (à vélo) ou EN voiture?
Ik ga altijd MET de fiets naar mijn werk.
Je prends toujours mon vélo pour aller au travail.
MET z’n vijven krijgen we dat wel af.
Nous pouvons finir ce travail À NOUS CINQ.
Ze wonen MET Z’N ZESSEN in een vierkamerflat.
Ils HABITNENT À six dans un F4.
MET hoevel zijn jullie? - We zijn MET z’n achten.
Vous êtes combien? - Nous sommes huit
Fijn dat jullie MET velen zijn gekomen.
Merci d’être venus NOMBREUX.
In Nederland heeft men 2 dagen vrij MET kermis
Aux Pays-Bas, on a deux jours de congé À Noël.
Vertrekken zij MET pasen of MET pinksteren?
Est-ce qu’ils partent À Pacques où À LA Pentecôte?
MET de jaren wordt hij wel wijzer.
AVEC l’âge, il va s’assagir.
Ken jij die man MET grijs haar?
Connais-tu cet home AUX cheveux gris?
Dáár vind je overhuizen MET ronde pannen.
Là-bas, on trouve partout des mas AUX tuiles rondes
Wil je een broodje MET ham of iets anders?
- Liever een chocoladebroodje en koffie MET melk
Tu veux un sandwich AU jambon ou autre chose?
- Je préfère un pain AU chocolat et un crème.
Do deze trui MET lange mouwen aan!
Mets ce pull À manches longues!
Voor deze functie zoekt men iemand MET ervaring
Pour cette fonction, on recherce quelqu’un AYANT de l’experiénce.
Zij zijn klaar met eten.
Ils ont déjà fini de manger
Zij heeft hen geholpen MET het vinden van een baan.
Elles les a aidés À trouver un emploi
Vergeleken MET het geregistreerd partnerschap.
Comparé AU pacs, EN COMPARAISON DU PACS, le contrat de mariage garantit
Beginnen, eindigen MET ( + inf. of znw.)
Commencer PAR, finir par… (+ inf. of znw.)
Waar zullen we mee beginnen?
PAR où allons-nous commencer?
Synoniem zijn MET…
Être synonime DE…
Het eens zijn MET….
Être d’accord AVEC qn.
Het eens zijn OVER iets
Être d’accord SUR qc.
Een boek MET de titel
Un livre INITULÉ…,
Un live qui S’INITULE…
Een dekbed MET een overtrek erom
Une couette recouverte D”UNE house
Een huis MET een hek eromheen
Une maison entourée D’UNE Grille
Een auto MET een frans nummberbord.
Une voiture immatriculée en France
Een weg MET bomen erlangs
Une route BORDÉE d’arbres.
Na de koffiepauze gaan we verder MET de discussie.
Nous poursuivrons la discussion après la pause café.
Deze suède tas is MET de hand gemaakt.
Ce sac en daim est fait main
Hij liep op haar toe MET de fiets aan zijn hand
Il s’aprochait d’elle, le vélo À LA MAIN
Ze zwaait MET haar armen om de aandacht te trekken
Elle agite les bras POUR attirer l’attention.
Hoe gaat het MET je broer?
Comment va ton frère?
MET andere woorden
En d’autres termes
MET wie spreek ik?
Qui est à l’appareil?