Tijden Flashcards

1
Q

Wat zijn de 5 periodes en de tijden?

A

Prehistorie (t/m 3000 BC), oudheid (3000 v.c. - 500), middeleeuwen (500-1500), vroegmoderne tijd (1500-1800), moderne tijd (1800+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de tijden van de prehistorie?

A

tijd van de jagers en de boeren (t/m 3000 v.c.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de tijden van de oudheid?

A

tijd van de Grieken en de Romeinen (3000 v.c. - 500)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de tijden van de middeleeuwen?

A

tijd van de monniken en ridders (500-1000)

tijd van steden en staten (1000-1500)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de tijden van de vroegmoderne tijd?

A

tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)
tijd van regenten en vorsten (1600-1700)
tijd van pruiken en revoluties (1700-1800)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de tijden van de moderne tijd?

A

tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)
tijd van wereldoorlogen (1900-1950)
tijd van televisie en computers (1950+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly