H4 De Late Middeleeuwen Flashcards

1
Q

Wat waren de 3 standen, en hun taak?

A
  • geestelijkheid > bidden
  • adel > besturen
  • boeren > voedselvoorziening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat was de geestelijke en de wereldlijke macht?

A

De paus en de koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat werd gezegd over Constantinopel?

A

“Waarom is onze geestelijke leider ondergeschikt aan de paus van Rome?”

> Terwijl de Paus van Rome minder in omvang en aanzien is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat en wanneer was het ‘Oosters Schisma’?

A

1054
Dit was een kerkscheuring in de christelijke kerk, waarbij er een splitsing kwam tussen de oosters-orthodoxe kerken en de Rooms-Katholieke Kerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was de investituurstrijd?

A

De strijd om benoemingsrecht bisschoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontstond de investituurstrijd?

A

Het kerkelijk recht was dat de inwoners/priesters zelf bisschop kiezen, en de Paus benoemt hem.
Maar, in praktijk deden heersers dit vaak zelf en maakte leenmannen van hun (gunstig i.v.m. celibaat).
–> Pausen die zelf hoogste gezag op aarde (=primaat) wilden, accepteerden dit niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen het hofstelstel en het feodaal stelstel?

A

Hofstelsel gaat over de economische & sociale verhouding tussen boeren en edelmannen.

Feodaal stelsel is over politiek. Vorst leent deel macht in ruil voor trouw (gewone man staat hier los van).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent investituur?

A

Het ritueel dat behoort bij de benoeming van een bisschop. De bisschop kreeg symbolen van de geestelijke en wereldlijke macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is er sprake van een lekeninvestituur?

A

Als er de symbolen uit een niet-geestelijke macht is gegeven. Zoals bij de Duitse keizer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat en wanneer eindigde de investituurstrijd?

A

Concordaat van Worms, 1122.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat was de compromis bij Concordaat van Worms?

A
  • Paus geeft een bisschop geestelijke macht.
  • Daarna overhandigt keizer de bisschop de scepter
    (=symbool wereldlijke macht).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat waren de twee gevolgen van de Concordaat van Worms?

A

Keizer heeft geen invloed op geestelijke macht, maar hoeft ook geen bestuurlijke macht op te geven.

Bisschoppen moeten ook verantwoording afleggen aan wereldlijk macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom was de compromis nadelig voor de Duitse keizer?

A

De gekozen bisschoppen waren vaak van adel. Omdat die daardoor meer te zeggen kregen, werd de macht van de keizer beperkt. En was het moeilijker voor de Duitse keizer om eenheid te creëren binnen zijn rijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat waren wat gevolgen van de pauselijke monarchie?

A
  • Vanaf 1059 mochten alleen kardinalen een nieuwe paus kiezen.
  • Pauselijke rechtbank (nietig verklaarde huwelijken).
  • Pauselijke rekenkamer > toezicht houden op de hele kerkorganisatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn kruistochten?

A

Legers die vanuit christelijke gebieden in West-Europa van de 11e tot de 13e eeuw naar Palestina reisden om daar de bedevaartsplaatsen te heroveren van de moslims.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat was het begin van de kruistochten?

A

Er waren veel pelgrimstochten, rond 1080 was de Bijzantijnse keizer bang dat ze Constantinopel zouden innemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom was the paus enthousiast over de kruistochten?

A
  • Kans op uitbreiden van het christendom.
  • De christelijke pelgrims kunnen daarna weer veilig op pad naar Jeruzalem.
  • Hij hoopte de Grieks-orthodoxe (die zich hadden afgescheiden) weer aan zich te binden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer was de eerste kruistocht?

A

1096, maar veel stierven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat waren wat motieven om op kruistocht te gaan?

A
  • Christelijke geloof
  • Aanzien
  • Avontuur/rijkdom
  • Mocht plunderen (bijv. jongste van het gezin)
  • Versterkte handelspositie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Er werd niet continu gevochten, ze handelden ook…

A

Nieuwe producten (zijde, bananen, etc.) en kennis (wiskunde, geneeskunde, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom werd er op de joden gehaat, omdat ze niet genoeg bijdragen aan de kruistochten?

A

Joden werden gezien als vreemdelingen > werden uitgesloten van ambachten en gilden > richten zich op handel > worden rijke handelaren en bankiers.

Mensen leenden van de joden > en vermoorden ze dan om van schuld af te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat waren wat gevolgen van de kruistochten?

A
  • Kruistochten verscherpen tegenstellingen tussen christenen en moslims.
  • Handelscontacten worden opgedaan/uitgebreid.
  • Uitwisseling van producten en kennis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat waren de 4 belangrijke kruistochten?

A
  1. 1099, Jeruzalem heroverd.
  2. 1187, Jeruzalem viel in de handen van islamitische generaal Saladin.
  3. 1189-1192, kruisvaarders onder leiding van Leeuwenhart kwamen in de buurt, maar lukte niet te heroveren.
  4. 1204, Constantinopel wordt veroverd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Was was de laatste kruistocht?

A

1291, Akko.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat waren de 3 soorten pest?

A

1 - Builenpest - ontstoken lymfeklieren, onderhuidse bloedingen (‘builen’) en aantasting zenuwstelsel. 50-60% van de patiënten sterft binnen 5 dagen.

  1. Longpest - pestbacterie wordt door aanhoesten van mens tot mens overgedragen. Bacterie nestelt zich in de longen.
  2. Septische pest - ook opgelopen via vlooienbeten, maar de hoeveelheid bacteriën is zo groot dat de patiënt al is overleden voordat de builen zich hebben kunnen vormen.

—-> de laatste 2 zijn vrijwel altijd dodelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn wat symptomen van de pest?

A
  • koorts
  • spierpijn
  • hoofdpijn
  • pijnlijke builen
  • afsterven vingers, tenen, neus, etc.
  • koude rillingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar, wanneer en hoe ontstond de pest?

A

1347, in Middellands zeegebied. Wanneer knaagdieren (ratten) overlijden, springen de vlooien over op mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarom werden sommige steden minder getroffen door de pest dan andere?

A
  • Niet interessant voor rattenpopulaties.

- Ziekte op afstand houden, d.m.v. controle verkeer, besmette straten afsluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat waren middeleeuwse verklaringen voor de pest?

A

Straf van god, joden of ‘pestdampen’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat waren flagellanten?

A

Gelovigen die het land in trokken in troepen, om zichzelf in het openbaar pijn te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waarom was de pest zo gevaarlijk?

A
  • Pandemische vorm > kan eeuwenlang op een continent blijven in kleinere of grotere epidemieën.
  • Menselijk lichaam kan geen langdurig afweer ontwikkelen.
  • De pest verspreidde zich ook zo snel door handelssteden.
32
Q

Wat zijn relikwieën?

A

(Rooms-katholiek). Overblijfselen van het lichaam van een heilige.

Steeg in populariteit, omdat mensen dachten dat relikwieën zouden genezen.

33
Q

Wat waren de 3 niveaus van relikwieën?

A

1 - Stoffelijke resten van Jezus Christus en heilig verklaarde personen.
2 - Voorwerpen die met de zoon of heiligen in contact zijn geweest tijdens hun leven, zoals schoenen of een staf.
3. Voorwerpen die na de dood van een heilige diens lichaam nog hebben aangeraakt, zoals de Heilige Lans waarmee Jezus werd doorboord.

34
Q

Wat waren de twee stellingen, van middeleeuwen vs renaissance?

A

Momento Mori vs Carpe Diem.

35
Q

Wat was de renaissance?

A

Wedergeboorte van de klassieke oudheid. Nieuwe waardering afkosmtig uit de tijd van de Grieken en de Romeinen.

36
Q

Het ideaalbeeld van de renaissance werd de homo universalis, wat is dit?

A

Iemand die zich volledig ontplooide.

37
Q

Noem voorbeelden van bekende artiesten van de renaissance?

A

Michelangelo en Leonardo da Vinci.

38
Q

Waarom begon de renaissance in Noord-Italië?

A

Toen de Turkse Ottomanen 1453 Constantinopel (Istanbul) veroverden, waarmee het Oost-Romeinse rijk ten einde liep. Vluchtten veel geleerden en handelaren naar Italië. Zij namen veel kennis en Griekse manuscripten mee uit de oudheid.

39
Q

Italië bestond uit … met een culturele elite die rijk waren geworden, door bijvoorbeeld de …

A

Stadstaten, handel.

40
Q

Waarom werden kunstenaars nu ook rijker/populairder (in Italië)?

A

De rijke burgers gaven kunstenaars opdrachten.

41
Q

Wat zijn kenmerken van Renaissance kunst?

A
  • Schilderen meer gezien als kunstenaars dan ambachtsmensen (signeren hun eigen werken).
  • Driedimensionaal werken.
  • Diepte/perspectief aanbrengen.
  • Klassieke elementen aanbrengen.
  • Niet alleen Bijbelse taferelen schilderen.
  • Meer realisme en emotie/gezichtsuitdrukkingen; net als in de oudheid werd er in de kunst weer naar de werkelijkheid afgebeeld.
  • Naakt.
42
Q

Wat is humanisme?

A

Focus op hier en nu i.p.v. alleen op leven na de dood. Doel was, een beter mens worden.
Godsdienst was nog steeds belangrijk, maar mens staat centraler.
Ze studeren veel klassieken, (Latijn, Grieks en Hebreeuws), ze gaan terug naar de bron.

43
Q

Wie was Erasmus?

A

Bekendste humanist 16e eeuw.

44
Q

Welk boek heeft Erasmus geschreven?

A

‘Lof der Zotheid’, satire op allerlei misstanden in de kerk.

45
Q

Wat wil Erasmus dat verandert in de kerk?

A

De kerk moet terug naar de basis, hij wil de katholieke kerk hervormen/verbeteren en in standhouden. Hij wil een wetenschappelijke verantwoorde Bijbelvertaling.

46
Q

Wat had Erasmus nog meer gedaan?

A

Hij maakt zelf een vertaling van het nieuwe testament vanuit het Grieks.

47
Q

Wat waren wat oorzaken voor de snelle bevolkingsgroei van Italië in de 11e eeuw?

A
  • Ontgingingen, meer landbouwgrond in gebruik.
  • Gebruik betere (ijzeren) ploeg + drieslagstelsel.
  • Klimaatsverandering > warmer.
    > Hierdoor kwam meer eten.
48
Q

Waarom was Florence een aantrekkelijke stad?

A

Door de locatie aan de rivier (de Arno) en handelswegen.

49
Q

Wat was het gevolg van dat boeren het platteland verlaten, om naar Florence te trekken?

A

Edelmannen hebben minder mensen om voor hen te werken.

50
Q

Wat voor rechten verkochten de edelmannen om toch aan inkomsten te komen?

A

Recht op het bouwen van een stadsmuur, eigen rechtspraak en belastingen.

51
Q

Waar specialiseren ambachtslieden in Florence zich in?

A

Wol.

52
Q

Wat is de geldeconomie?

A

Door de enorme toename van de handel keert het geld als ruilhandel terug.

53
Q

Handelaren en ambachtslieden gaan samenwerken in …

A

Gilden.

54
Q

Wat waren wat van de voordelen van gilden?

A
  • Door samen te werken konden de gildeleden veel geld bijeen krijgen om grote partijen handelswaren te kopen tegen een lage prijs.
  • Door samen te werken konden de risico’s verdeeld worden.
  • De gildeleden zorgden voor elkaar ook in tijd van een tegenslag.
  • Er was veel saamhorigheid tussen de gildeleden.
55
Q

Wat was een nadeel, en een oplossing, van de geldeconomie?

A

Iedere stad heeft de eigen munt.

Specialisatie in geldwissel; er ontstaan banken.

56
Q

Welke Italiaanse familie is rijk geworden dankzij de geldhandel?

A

Familie De’ Medici.

57
Q

Welvarende handelaars en bankiers treden op als mecenas voor kunstenaars, wat zijn mecenas?

A

Beschermheer.

58
Q

Wat waren motieven om op ontdekkingsreis te gaan?

A

Handel > tussenhandel is erg duur, over land laten Arabieren niet toe.
Verspreiden christendom.

59
Q

Waarom werden toen de ontdekkingsreizen populairder?

A
  1. Handelsroutes via het Aziatische vasteland werden minder toegankelijk
  2. Verspreiden Christelijk geloof
  3. Macht/bezit/aanzien
  4. Goud
60
Q

Wie liepen voorop bij de ontdekkingsreizen, en welke route hadden zij?

A

De Portugezen, naar het oosten.

61
Q

Wat lieten de ontdekkingsreizen mensen ook realiseren?

A

Dat de aarden niet plat is.

62
Q

Wie is Columbus?

A

Geboren in Genua (Italië), koopman, ervaring met schepen en kaarten.

63
Q

Wat was de discussie, en wat dacht Columbus?

A

Hoe ver naar het oosten ligt Azië, en hoe groot is de omtrek van de aarde?
> Hij dacht dat de zeereis van de Canarische eilanden naar Japan slechts 16 dagen zou duren => duurde 70.

Maar hij geloofde nog steeds dat het mogelijk was de Atlantische oceaan over te steken.

64
Q

Wanneer vertrok Columbus met 3 schepen (van Spaanse vorsten Ferdinand en Isabella)?

A

6 September 1492.

65
Q

Waarom kwam de steun voor de ontdekkingsreizen toen pas?

A

De Reconquista is dan voltooid, dus:

  • Meer geld beschikbaar
  • Aandacht
  • Optimisme
  • Vertrouwen
66
Q

Waarom hadden de inheemse volken geen kans?

A
  • Europese ziektes (pokken, tyfus, pest, mazelen, etc.)
  • Harnas/vuurwapens/honden en paarden.
  • Sommige inheemse volken vochten met Spanje tegen de Azteken en Inca’s.
  • Gaan ten onder aan het werken in de goud- en zilvermijnen en op de plantages.
67
Q

Wat was de driehoekshandel?

A

Suiker, tabak en katoen van Amerika –> Europa.
Textiel, rum en gefabriceerde goederen van Europa –> Afrika.
Slaven van Afrika –> Amerika.

68
Q

Wat is de Colombian exchange?

A

Na Columbus het stuk land had ‘ontdekt’ begon er een uitwisseling van producten/goederen/etenswaren tussen het Amerikaanse en Europese continent.

69
Q

Waar kwamen de Azteken vandaan, en de Inca’s?

A

Azteken van Mexico, Inca’s van Peru.

70
Q

Wat waren wat dingen van de cultuur van de Azteken?

A
  • Priesters hoog in aanzien (contact met de natuur).
  • Grote steden.
  • Aardappelen, maïs, avocado en tomaten.
  • Irrigatiesystemen.
  • Geen inheemse trekdieren, dus zelf het zware werk doen.
  • Mensoffers.
71
Q

Wie was de leider van de Azteken?

A

Montezuma.

72
Q

Wanneer en door wie wordt Tenochtitlan binnengevallen?

A

De Spanjaard Cortès, 1519.

73
Q

Wat zijn wat dingen uit de cultuur van de Inca’s?

A
  • De keizer zei dat hij afstamde van de zon.
  • Macho Picchu werd nooit door de Spanjaarden ontdekt.
  • Het Inca rijk draaide alles om landbouw (maïs, aardappelen, cacao, tomaten etc.)
  • Lama’s
74
Q

Wie en wanneer werd Peru binnengevallen?

A

1532, Francisco Pizarro.

75
Q

Wat was het grootste verzet bij de inval van Peru?

A

Toen hun god vereerde Atahualpa gevangen namen > ze maakten een belofte > maar de Spanjaarden vermoordden hem alsnog.

76
Q

Wat was de conquistadores?

A

Spaanse avonturiers die naar de Nieuwe Wereld (Midden- en Zuid-Amerika) trokken om daar (gewapend) gebieden te veroveren.

77
Q

Wat is de zwarte legende?

A

De Spaanse heroveringen en het harde Spaanse optreden tegen de bevolking hadden tot de dood geleid van miljoenen mensen. Weergave van Spanjaarden als bloedsdorstig.