Examenkatern paragraaf 3 Flashcards

1
Q

Wat is de slag bij Heiligerlee?

A

Willem van Oranje valt Nederlanden binnen, dit is de start van de Nederlandse opstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat was de Spaanse furie?

A

Spaanse huursoldaten geen soldij > plunderen Antwerpen. Er komt een samenwerking tussen de gewesten, anti-Spaans gevoel, om de huursoldaten uit de Nederlanden te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de Unie van Utrecht?

A

De Noordelijke gewesten gaan verder samenwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat was de Ban en Apologie?

A

Willem van Oranje in de ban (‘algemene pest der christenheid’) = ongestraft vermoord worden, financiële beloning.

Willem: Apologie (geen verontschuldiging, een hard weerwoord).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was het plakkaat van Verlatinghe?

A

De Staten-Generaal neemt afstand van Filips II. Inspiratie van Calvijn over vorst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie vermoorde Willem van Oranje?

A

Balthaser Gerards

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat was de val van Antwerpen?

A

Werd ingenomen door Hertog van Parma (landvoogd). Veel trekken naar het Noorden, voornamelijk Amsterdam > impulseconomie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is er speciaal aan de Republiek (der Zeven Verenigde Nederlanden)?

A

Hoogste macht (soeverein) ligt bij de Staten-Generaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn stadhouders?

A

Legeraanvoerders/militair leiders (erg nodig en belangrijk). Bepaald de belangrijkste dingen in de stad. Staten-Generaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de raadpensionaris?

A

De belangrijkste politicus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe gaat het bestuur in steden (qua rank)?

A

steden - staten - Staten-Generaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn regenten?

A

Rijke kooplieden en handelaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is oligarchie?

A

Een bestuursvorm waarbij alle macht ligt in de handen van een kleine groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een oorlogseconomie?

A

De economie stond volledig in dienst van de oorlog en de opbrengsten uit de handel werden gebruikt om de strijd te financiëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoelang duurde de opstand, welke jaartallen horen daarbij?

A

80 jaar, 1568-1648

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom helpen handelaren graag met de oorlog (opstand) financiëren?

A

Geografisch en bescherming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom ontstond de VOC uit losse voorcompagniën?

A

Door concurrentie zakten de prijzen, nu dus meer opbrengsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer ontstond de Verenigde Oost-Indische Compagnie?

A

1602

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat voor structuur had de VOC economisch gezien?

A

Ze deden aandelen, was de eerst NV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar was het bestuur van VOC?

A

Heren Zeventien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar had de VOC een monopolie op de handel?

A

Ten oosten van Kaap de Goede Hoop. (Mogen ze verdragen sluiten en oorlog voeren (en dus een monopolie op de handel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe werd het geld verdient bij de VOC?

A

Met specerijen en porselein, maar vooral met tussenhandel in Azië.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer was de West-Indische Compagnie opgericht?

A

1621

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe verdiende de WIC geld?

A

Driehoekshandel, met o.a. slaven (met Afrika, Azië en Europa).
En het Groot Desseyn.

25
Q

Wat was het Groot Desseyn?

A

WIC wilde macht van Spance (/Portugal) breken. D.m.v.:
- koloniën van hen verwerven op zowel oostkust Brazilië als westkust Afrika.
- kaapvaart (bijv. zilvervloot van Piet Heijn)
= met goedkeuring van de Staten-Generaal mochten ze Spaanse schepen van hun lading beroven.

26
Q

Waarom ging de WIC onder (noem 3 redenen)?

A
  • meer gericht op oorlog dan op handel
  • bij handel grote concurrentie > geen monopolie > magere opbrengsten
  • na 1648 (Vrede van Münster) valt kaapvaart weg
27
Q

Wat was de toestand qua geloof na de onafhankelijkheid (1588)?

A

Er was één openbare kerk: de Calvinistische. Er is geen godsdienstvrijheid, maar gewetensvrijheid (=zolang stiekem is goed).

28
Q

Waarom zijn er economische immigranten?

A

Groeiende economie heeft arbeidskrachten nodig; hogere lonen. Grootste deel stadsbewoners waren immigranten.

29
Q

Wat waren wat voorbeelden van politieke immigranten?

A
  • Joden
  • Hugenoten (protestanten) uit Frankrijk
  • Protestanten uit Zuidelijke Nederlanden
30
Q

De Dertienjarige oorlog gaat over…
(geografisch, godsdienst en macht)

A

Geografisch > er wordt gevochten in het Duitse Rijk.
Godsdienst > katholiek v.s. protestant.
Macht > vergroten van eigen macht (verkleinen van andere).

31
Q

Tussen welke 2 landen was het vooral complex bij de Dertienjarige oorlog?

A

Frankrijk en Spanje

32
Q

Wanneer was het het einde van de Dertienjarige oorlog? En welke vredesverdragen horen hierbij?

A

1648.
Vrede van Westfalen: twee vredesverdragen.
> waaronder Vrede van Münster.

33
Q

Wat waren gevolgen van de Dertienjarige oorlog?

A
  • Frankrijk: belangrijkste grootmacht in Europa (i.p.v. Habsburgers)
  • Duitse Rijk uitgeschakeld: verdeeld, schade en enorm veel doden
  • opkomst sterkere staten door oorlog of zelfs absolutisme
34
Q

Wat waren wat van de oorzaken voor de economische groei van de Republiek?

A
  • De Antwerpenaren brachten kennis en kapitaal mee
  • Veel overzeese handel
  • Technische uitvindingen
  • Hoge specialisatiegraad
35
Q

Wat is een stapelmarkt?

A

Gebracht, opgeslagen en vervolgens verkocht.

36
Q

Amsterdam is de middelpunt economie; groei van de handel vraagt om goed georganiseerde financiële dienstverlening, hoe?

A
  1. Wisselbank (1609)
    > belangrijk: geld wisselen, wisselbrief en bank
    > stadhuis van Amsterdam stond garant -> financiële centrum van de wereld
  2. Beurs (maar 1u per dag open)
    > verhandelen van aandelen
    > verzekeringen en kredieten
37
Q

Waarom is Amsterdam het centrum van informatie in de wereld?

A

Informatie over de wereld (oorlogen, stormen, etc.) is goud waard.
> opkomst krant

38
Q

Wat waren voordelen van de trekschuit?

A
  • Niet afhankelijk van de wind en comfortabel
  • Dienstregeling: dus betrouwbaar en regelmatig (boete op te laat vertrekken)
39
Q

Hoe was de politiek in de Republiek?

A

Regenten, Staten-Generaal, Republiek.

40
Q

Hoe was de economie in de Republiek?

A

Centrale woord: investeren.
> in bedrijven en handel: aandelen, schepen, molens, etc.
> infrastructuur, zoals trekvaarten
> droogmakerijen (= land droogmaken/impolderen)
-> Amsterdam -> voedsel genereren en geld uitgeven/creeëren

41
Q

Hoe was de cultuur in de Republiek?

A

Vooral schilderijen (maar ook meubels etc.), van alleen rijke burgers.

42
Q

Heeft de koning veel macht in Frankrijk?

A

Niet per se, ze willen centralisatie zonder inspraak.

43
Q

Wat is absolutisme?

A

Onbeperkte macht vanwege Droit Divin.
= de koning was de plaatsvervanger van God op aarde (‘goddelijk recht’). > De koning kritiseren is heiligschennis.

44
Q

Waar waren alle belangrijke adel, bij absolutisme?

A

Aan het hof van Versailles.

45
Q

Hoe regeerde de Franse koning?

A

Alleenheerschappij (geen opstanden).
Stimuleren kunst en bemoeien met nationale handel> mercantilisme).

46
Q

Beide Engeland als Frankrijk beginnen met mercantilisme als er geen opstanden meer zijn in de jaren 1650, wat is mercantilisme?

A

Proberen rijker te worden door meer export en minder import.
Handel drijven met koloniën wordt getimuleerd.

47
Q

Wat en wanneer was de Glorious Revolution?

A

1688, de machtsovername door de Nederlandse stadhouder Willem III als koning van Engeland, Schotland en Ierland.

48
Q

Wat resulteerde na de Glorious Revolution?

A

Dit betekende ook dat het Engelse parliament en de protestanten de strijd met hun vorst definitief hadden gewonnen.
De protestanten koning-stadhouder Willem III werd de grootste Europese tegenspeler van de katholieke, absolute vorst Lodewijk XIV.

49
Q

Wat was de politieke macht in de Republiek?

A

Soevereiniteit lag bij de Staten-Generaal, wat taken:
- > buitenlandse zaken, leger, enkele belastingen, bemiddeling bij geschillen tussen gewesten en bestuur over ‘Generaliteitslanden’.

50
Q

Welke twee mogelijke leiders waren er rond 1650?

A

Raadpensionaris Johan de Witt (1625-1672) en stadhouder Willem III.

51
Q

Wat was het conflict, aan de kant van de regenten?

A
  • Geld minder in handel, meer in bankwezen (minder banen: raakt het gemeen)
  • Bekleden bestuursfuncties
  • Willen geen oorlog: kost veel belastinggeld
    Tegen de Oranjes: Staatsgezinden
52
Q

Wat was het conflict, aan de kant van de stadhouder?

A
  • Gemeen (en veel burgers) steunen veelal de Oranjes
  • Stadhouder heeft ook politieke macht: legeraanvoerder (dus geen tegenstander van de oorlog)
    Tegen de Staatsgezinden: Oranjegezinden
53
Q

Na wiens overlijden was het eerste Stadhoudloze tijdperk, en wanneer?

A

Na het overlijden van Willem II. Van 1650 tot 1672.

54
Q

Wat was de Vrije Vrijheid?

A

Tijdens het eerste stadhoudloze tijdperk.
= behoud privileges en rechten van Regenten.
(nadruk op vloot, afbouwen landleger)

55
Q

Met welke 4 vijanden is er oorlog?

A

Frankrijk, Engeland, Münster en Keulen.

56
Q

Wat wordt er gedaan in de Republiek als een groot deel bezet is?

A

Een waterlinie.

57
Q

Wat gebeurt er zomer 1672 in het rampjaar, en wat is daar het gevolg van?

A

De Gebroeders de Witt vermoord, door Oranjegezind.
Onder druk wordt print Willem III de stadhouder.

58
Q

Wat waren gevolgen van het rampjaar?

A
  • Frankrijk is de grootste bedreiging voor Europese vrede en stadhouder Willem III grootste tegenstander.
  • In de Republiek nog strijd regenten en Oranjegezinden (=> 1702 Willem III overlijdt > Stadhouderloos #w).
  • De economische (en militaire) positie van de Republiek komt steeds meer onder druk te staan: de Gouden Eeuw is voorbij > nu een Zilveren Eeuw.