thema 9 deel 2 Flashcards

1
Q

definitie 1 reactiesnelheid

A

de snelheid waarmee de concentratie van de reagens afneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

definitie 2 reactiesnelheid

A

snelheid waarmee de concentratie van een reactieproduct toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de reactiesnelheid van een reactie is te bepalen op 2 manieren

A
  • gemiddelde reactiesnelheid in een bepaald tijdsinterval tijdens de reactie
  • ogenblikkelijke reactiesnelheid op een bepaald moment tijdens de reactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

symbool gemiddelde reactiesnelheid

A

<v>
</v>

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

in wat wordt de gemiddelde reactiesnelheid uitgedrukt?

A

/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

symbool ogenblikkelijke reactiesnelheid

A

vt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

formule reactiesnelheid

A

<v> = ∆[X]/∆t
</v>

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat geld voor de formule van reactiesnelheid voor een algemene reactie A -> B

A

<v> = ∆[B]/∆t of <v> = -∆[A]/∆t
</v></v>

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat duid het minteken aan bij <v> = -∆[A]/∆t ?</v>

A

het is een reagens en dat de concentratie afneemt of wegreageerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat wordt de correcte uitdrukking voor een algemene reactie aA + bB + cC à xX + yY + zZ?

A

<v> = -∆[A]/a.∆t = -∆[B]/b.∆t = -∆[C]/c.∆t = ∆[X]/x.∆t = ∆[Y]/y.∆t = ∆[Z]/z.∆t
</v>

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de relatie tussen de reactiesnelheid en de gekozen stof?

A

de reactiesnelheid is onafhankelijk van de gekozen stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de ogenblikkelijke reactiesnelheid?

A

de ogenblikkelijke reactiesnelheid is rechtevenredig met het product van de concentraties van de reagerende stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat moet er gebeuren met de concentraties tijdens de ogenblikkelijke reactiesnelheid?

A

elke concentratie moet tot een macht verheven worden waarvan de exponent gelijk is aan de coëfficiënt van de reagerende stof in de reactievergelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

formule ogenblikkelijke reactiesnelheid

A

Vt = k . [A]t^a . [B]t^b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarvoor staat k

A

de reactiesnelheidsconstante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

in wat wordt vt uitgedrukt?

A

in mol/l.s

17
Q

eenstapsreacties

A

reactie die ‘in één stap’ gebeurd: alle reagentia reageren tegelijkertijd

18
Q

meerstapsreacties

A

reactiesnelheid alleen bepaald door traagste tussenstap