thema 6 Flashcards

1
Q

herhaling vorig jaar: wanneer is een binding polair?

A

wanneer een van de atomen relatief of echt negatief geladen is en de andere relatief of echt positief geladen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

herhaling vorig jaar: van wat hangt de polariteit van bindingen af?

A

van het verschil in elektronegatieve waarde tussen de verschillende bindingspartners (ΔEN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

herhaling vorig jaar: ΔEN = 0

A

zuivere covalente binding - geen ladingen - volledig apolaire covalente binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

herhaling van vorig jaar: ΔEN > 3,3

A

zuivere ionbinding - positieve en negatieve ionen - volledig ionaire binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

in thema 3 gezien

A

binding is nooit 100% covalent of 100% ionair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

in dit thema verdelen we chemische bindingen in drie groepen

A
  • apolaire covalente binding
  • polaire covalente binding
  • ionbinding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een covalente binding is APOLAIR als

A

het verschil in EN zo klein is dat we bijna geen verschuiving krijgen van het bindend elektronenpaar naar een van de elektronenpartners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

apolaire covalente bindingen voorbeeld: H2

A

ΔEN = 0 -> de H-H bindingen zijn apolaire covalente bindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

apolaire covalente binding voorbeeld: CH4

A

ΔEN = 2,6 - 2,2 = 0,4 -> de C-H bindingen zijn apolaire covalente bindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat gebeurt er bij een polaire covalente binding?

A

verschuiving van het bindend elektronenpaar naar het meest elektronegatieve element

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

polaire covalente binding: het meest elektronegatieve element wordt

A

partieel negatief geladen (Δ-)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

polaire covalente binding: het meest elektropositieve element wordt

A

partieel positief geladen (Δ+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe noemen we partieel positief geladen en partieel negatief geladen nog wel?

A

deelladingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat gebeurt er met het gemeenschappelijke deel?

A

blijft bestaan tussen twee atomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe wordt een ionbinding gekenmerkt?

A

een groot verschil in EN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe verloopt de opname/afname van elektronen bij een ionbinding?

A

het meest elektropositieve geeft een elektron af, het meest elektronegatieve element neemt een elektron op

17
Q

wat ontstaat er door de elektronen opname/afname bij ionbindingen?

A

er ontstaan elektrisch geladen deeltjes of ionen -> de ionbinding is ionair en dus sterk polair

18
Q

voorbeeld ionbinding: NaCl

A

ΔEN = 3,2 - 0,9 = 2,3 -> notatie Na+Cl-

19
Q

wat ontstaat er bij een ionbinding?

A

er ontstaan ionen die zich ordenen in een welbepaald ionrooster

20
Q

polariteit van bindingen

A

enkele voorwaarden voor polariteit van bindingen

21
Q

1ste voorwaarde

A

aanwezigheid van polaire bindingen

22
Q

hoe bepalen we de aanwezigheid van polaire bindingen?

A

ΔEN van betrokken atomen

23
Q

ΔEN apolaire covalente binding

A

0 ≤ ΔEN ≤ Δ

24
Q

ΔEN polaire covalente binding

A

0,4 ≤ Δ ≤ 1,9

25
ΔEN ionbinding
1,9 ≤ ΔEN ≤ 3,3
26
2de voorwaarde
goniometrie
27
goniometrie: de molecule is polair als
in de molecule de centra voor positieve en negatieve ladingswolken niet samenvallen -> molecule heeft asymmetrische structuur
28
goniometrie: de molecule is apolair als
als in de molecule de centra voor positieve en negatieve ladingswolken wel samenvallen -> molecule heeft symmetrische structuur
29
zie kader pg 216
30
is de geometrie van toepassing bij ionbindingen?
nee
31
atoomverbindingen of covalente bindingen zijn polaire stoffen als
- de moleculen polaire bindingen bezitten -> minstens één binding met een grote ΔEN - de moleculen een asymmetrie bezitten -> er kan een scheidingslijn getrokken worden tussen de positieve en negatieve ladingswolken
32
verbindingen met apolaire bindingen zijn altijd
apolair
33
waarom zijn apolaire bindingen altijd apolair?
in de molecule komt geen of bijna geen ladingverschuiving voor in de gemeenschappelijke elektronenparen