thema 6 deel 2 Flashcards

1
Q

intramoleculaire krachten

A

elektrische krachten die atomen binnen een molecule samenhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bij welke studie zijn de intramoleculaire krachten van toepassing?

A

studie van de chemische binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

met wat houden we bij de studie van fysische eigenschappen van stoffen rekening?

A

met intramoleculaire krachten maar ook met intermoleculaire krachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

intermoleculaire krachten

A

krachten die de moleculen onderling samenhouden -> zijn ook elektrische krachten maar minder sterk dan intramoleculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de zwakste intermoleculaire krachten

A

heersen tussen moleculen waar geen permanente ladingsverschuivingen voorkomen -> enkel bij apolaire stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

grotere intermoleculaire krachten

A

zijn aanwezig bij moleculen waarin deelladingen optreden -> deze krachten zijn werkzaam in polaire stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sterkste intermoleculaire krachten

A

vind je tussen deeltjes met tegengestelde totale ladingen die zich op kleine afstanden van elkaar bevinden -> ionverbindingen en metalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

we kunnen de intermoleculaire krachten indelen in 5 groepen

A
  • dispersiekrachten
  • dipoolkrachten
  • waterstofbruggen
  • ion-dipoolkrachten
  • ion-ionkrachten
  • ion-elektronkrachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dispersiekrachten

A

zeer zwakke intermoleculaire krachten die voorkomen tussen apolaire moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe werken dispersiekrachten?

A

door verplaatsing van elektronen in de ladingswolk worden de apolaire moleculen omgevormd tot tijdelijk geïnduceerde dipolen waartussen een zwakke aantrekkingskracht plaatsvind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarvoor zijn dispersiekrachten verantwoordelijk?

A

voor homogene menging van apolaire stoffen in een mengsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de grootte van de dispersiekrachten neemt toe naarmate

A
  • er meer elektronen in de molecule voorkomen = als de massa toeneemt
  • moleculen elkaar beter kunnen benaderen -> groot contactoppervlak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

grote apolaire moleculen met een groot contactoppervlakte

A

hebben sterkere dispersiekrachten dan kleine moleculen met grillige en vertakte structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bij wat komen dipoolkrachten voor?

A

polaire atoomverbindingen waarbij een permanente dipool aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat ontstaat er bij dipoolkrachten?

A

aantrekking tussen de ladingscentra + de dipolen zijn georiënteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

van wat is de grootte van de dipoolkracht afhankelijk?

A

het verschil in EN

17
Q

waterstofbruggen

A

sterke intermoleculaire krachten

18
Q

waar ontstaan waterstofbruggen?

A

tussen dipoolmoleculen waarin een waterstofatoom gebonden is aan een niet-metaalatoom met een grote elektronegatieve waarde

19
Q

hoe oriënteren de dipoolmoleculen zich in een netwerk dat ontstaat tussen de brugmoleculen?

A

door het grote verschil in EN wordt het H-atoom sterk gepositiveerd en het niet-metaal sterk genegativeerd.
Het sterke Δ+ H-atoom oefent een sterke aantrekkingskracht uit op het sterke Δ- niet-metaal van de buurmolecule zodat een H-brug ontstaat

20
Q

zie pg 221

A
21
Q

dissociatieproces

A

als dedipoolmolecule

22
Q

dissociatieproces

A

als de dipoolmolecule een vloeistof is dan kan het ionrooster uit elkaar getrokken worden en lost de verbinding op in de vloeistof

23
Q

van wat is het dissociatieproces een gevolg?

A

van ion-dipoolkrachten

24
Q

complexe ionen

A

sommige dipoolmoleculen vormen sterke bindingen met het ion zodat de dipoolmoleculen alleen door toevoegen van energie verwijderd kunnen worden

25
Q

waarom worden deze bindingen complexe ionen genoemd?

A

de bindingen tussen het ion en de polaire molecule zijn vaak complex

26
Q

een ligand

A

een complex is een deeltje aangeduid als een centraal atoom waarop een of meerdere moleculen gebonden zijn

27
Q

hydraten

A

complexen waarbij de dipoolmolecule het ligand water is