Thema 9: B-cel en antistof gemedieerde immuniteit Flashcards

1
Q
  • TI-Ag, T-onafhankelijke antigenen:
A

o Thymus-independent (TI) antigens.
o Dit zijn antigenen die B-lymfocyten kunnen activeren via alleen sinaal 1.
o Dit is dus zonder de hulp van Tfh lymfocyten.
o TI- antigenen zijn grote antigenen met repeterende apitopen > activeren antigeen-specifiek B-lymfocyt produceert de cel TI-Ag specifieke antilichamen (altijd IgM).
o Ze produceren geen geheugen B-lymfocyten en er is geen isotype switch mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
    • T-afhankelijke antigenen:
A

o Zijn de meest voorkomenede antigenen.
o Ze activeren B-lymfocyten met de hulp van Tfh-lymfocyten (dus via signaal 1+ 2 voor B-cel activatie)
o De meeste lichaamsvreemde antigene zijn ‘normale’ eiwitten.
o Ze hebben een heterogene stuctuur, worden door APC opgenomen en afgebroken.
o Worden door een APC gepresenteerd via MHCII aan Tho-lymfocyt > geactiveerde Tc-lymfocyten differentiëren in effector Tfh- lymfocyten die de B-cel activatie helpen/sturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Beschrijven hoe B-cellen door directe interactie met TFH-cellen geactiveerd kunnen worden. Hierbij specifiek kunnen uitleggen wat het eerste en tweede signaal van activatie voor de B-cel
A

Effector TFH-lymfocyten ontwikkelen zich in de lymfoide organen (na antigeen presentatie). Ze binden
en activeren (‘helpen’) B-lymfocyten tot differentiatie in plasmacellen. De plasmacellen produceren
vervolgens antistoffen. De antistoffen bereiken het antigeen op de plek van infectie via lymfe en
bloed. De lymfeknoop is het trefpunt voor T- en B-cellen van het adaptieve immuunsysteem. De
antistoffen van geactiveerde B-cellen vinden hun weg naar het pathogeen op de plaats van infectie.
Geactiveerde T-cellen (Th of Tc) vinden hun weg naar de plaats van infectie. Het gevolg voor de B-cel
na activatie van de TFH-lymfocyt is dat hij meer en betere antistoffen
gaat produceren, en dat hij een ander isotype dan IgM aanmaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Volledige activatie en differentiatie van de B-lymfocyt vereist twee
signalen.

A
  1. Antigeen specifieke activatie: de BCR bindt antigeen. Hulp
    van co-receptoren CD19/CR2/CD81.
  2. Sturing van activatie door effector TFHlymfocyten. Membraanexpressie eiwit CD40L.
    CD40L bindt op CD40 op doelcel (B-lymfocyt).
    B-lymfocyt wordt geactiveerd tot efficiënter
    produceren van antilichamen.
    Antigeen bindt het BCR via cross-linking van meerdere
    BCR en binding van co-receptoren CD19/CR2/CD81 aan
    complement factor C3d op pathogeen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Het proces en de locatie van de vorming van een primaire follikel, secundaire follikel met kiemcentrum in de lymfeknoop beschrijven.
A
  • Centroblasten = centrocyten (op andere plekken andere namen)
  • B-lymfocyten worden geactiveerd door effector Tfh-lymfocyten in de lymfoide organen bijv. de lymfeknoop.
  • De exacte plaats is in de paracortec en in de primaire en secundaire follikeles die in de cortex liggen.
  • Secundair follikel: in een primair follikel gevormd door clonale deling van geactiveerde B-lymfocyten en kiemcentrum (germinal center)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • FDC: antigeen-presenterende folliculair dendritische cel.
A

o Bevinden zich in de primaire follikels van secundaire lymfoide weefsels. De antigenen bevinden zich op de membraan van de uitlopers van de FDC.
o B-lymfocyten binden antigeeen dat is gebonden aan de celmembraan van de FDC.
o > activatie (signaal 1). Het derde plaatje van bovenstaande afbeelding geeft de sturing van de verdere activatie aan (=signaal 2 door Tfh-cel)
o De immunologische synaps tussen B-lymfocyt en Tfh-lymfocyt levert het additioneel tweede signaal.
o Het vereist antigeen presentatie door de B-lymfocyt aan de Tfh-lymfocyt.
o De cytokinen van de Tfh-lymfocyt geven sturing aan de B-cel activatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • Wat gebeurt er met de door de Tfh-lymfocyt geactiveerde B-lymfocy
A

o Migratie naar de medulla en snelle 1e productie Ab (altijd IgM) gevolgd door migratie naar de primaire follikels (cortex). Hier behouden ze het contact met de Tfh-lymfocyt. Vervolgens is er een clonale deling en differentieren ze zich in plasmacellen ? snelle productie antistof IgM.
o Clonale deling in de primaire follikels> vorming kiemcentrum. Verder houden ze contact met Tfh-lymfocyten. In deze stap vindt er een isotype switch plaats.
o Somatische hypermuatie van de Bcr
o Selectie van de beste dochtercel door de FDC (follikel dendritische cel)
o Verdere activatie van de geselecteerde dochtercel door geactiveerde Tfhlymfocyt en isotype switch.
o Rijping tot plasmacel (> 2e productie Ab: alle isotypen mogelijk) of geheugen B-cel (geen ab-productie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Aangeven dat cytokines geproduceerd door een TFH-cel van invloed zijn op B-cel proliferatie en differentiatie.
A
  • De cytokinen geproduceerd door de geactiveerde Tfh2-lymfocyten bepalen:
    o De differentiatie B-lymfocyt in plasmacel of geheugen B-lymfocyt
    o Naar welk isotype een B-lymfocyt switcht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. De functie van een germinal center beschrijven.
A
  • Het kiemcentrum van een lymfoid follikel word ook wel een germinal center genoemd.
  • Dit bestaat uit snel delende geactiveerde B-lymfocyten (centroblasten) die een kiemcentrum vormen.
  • In de lichte zonde van het kiemcentrum hopen de gedeelde centroblasen (centrocyten) zich op.
  • In de lichte zone van een kiemcentrum bevinden zich ook wel FDC.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Het proces van B-cel affiniteitsmaturatie in germinal centers beschrijven.
A

Samenvattend: processen in het kiemcentrum van een secundaire follikel
- B-lymfocyten arriveren in het kiemcentrum in de paracortex, een centroblast deelt snel in de dark zone.
- In de light zone deelt de B-cel net meer en wordt hij geselecteerd door FDC.
- Aan het eind is de rijpe B-lymfocyt geactiveerd en geselecteerd.
- Light zone: B-cel (centrocyt)
o Selectie van de beste B-cel (door FD)
o Contact met Tfh-cel
o Isotype switch naar IgG, IgA of IgE.
- Dark zone: B-cel (centroblast)
o Clonale deling
o Somatische hypermutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. De functie van een Folliculaire Dendritische Cel (FDC) tijdens dit proces beschrijven.
A
  • Door de FDC wordt er een selectie gemaakt van de beste B-lymfocyten.
  • De B-lymfocyten met een BCR die een lage affiniteit heeft voor het antigeen op de FDC bindt niet en stert.
  • De B-lymfocyten met een BCR die een hoge affiniteit heeft voor de antigenen bindt goed aan de FDC en overleeft > Tfh-lymfocyten bindt en stimuleert verder tot antistof productie.
  • FDC: filteren alle cellen wat binnen komt, soort vis net, alles wat binnen komt uitgefilterd wordt. Geen fagocytose.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  • Somatische hypermutatie:
A

o Tijdens clonale expansie van B-lymfocyten.
o Spontane mutaties in he thypervariabel VL+CH gebied van de BCR.
o Hierbij verandert de affiniteit voor het antigeen.
o Elke dochtercel bindt hetzelfde antigeen maar met een andere affiniteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • Centrocyten:
A

o Elke met een BCR me ten iets andere affiniteit voor het antigeen.
o Vervolgens worden de beste B-lymfocyten door het FDC in het germinal center gekozen.
o B-lymfocyten met een BCR met lage affiniteit voor het antigeen bindt niet aan FDC en sterft.
o B-lymfocyten met BCR met hoogst affiniteit voor antigeen bindt goed aan FDC en overleeft > Tfh lymfocyt bindt en stimuleert verder tot antistof productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Uitleggen wat de processen van somatische hypermutatie en immuunglobuline isotype switch inhouden en uitleggen welke factoren daarop van invloed kunnen zijn.
A
  • Een B-lymfocyt die gevormd is in het beenmerg brengt altijd isotype IgM en IgG (liggen direct op het gen acter VDJ) als expressie op het BCR, ze produceren na activatie door een antigeen altijd eerst een antistof IgM isotype.
  • Ze kunnen switchen van isotype naar de productie van IgG, IgE of IgA door antigeen en Tfh-lymfocyten.
  • Pas na hulp van de Tfh-lymfocyten wordt de B-lymfocyt aangestuurd tot de prodyctie van antistoffen van andere isotypen.
  • > isotype switch (of klasse switch) en vindt plaats in de lymfeknoop.
  • Isotype switches worden veroorzaakt door veranderingen in he tCh gebied van een bepaald isotype. Na de isotype switch kan een B-lymfcoty veelal geen IgM antistoffen meer produceren maar wel IgG, IgA of IgE antistoffen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Uitleggen onder welke omstandigheden er plasma- en geheugen B-cellen ontstaan.
A
  • B memory cellen hebben een hogere affiniteit, daarom zullen ze sneller reageren op de pathogenen.
  • Dit is na de somatische hypermutatie
  • Tijdens een immuunreactie ontstaan effector en geheugen T- en B-lymfocyten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Het verloop van de primaire en secundaire antistof respons in de tijd beschrijven en de termen lag fase, log fase, plateau fase en afname fase hierbij toelichten.

Primaire immuunreactie:

A
  • Treedt op bij een eerste contact met een antigeen
  • T- en B- lymfocyten woredn voor het eerst geactiveerd > primarie T-cel respons en primaire antistof (b-cel) respons.
  • Doel: eliminatie van antigeen door effector T- en B-lymfocyten en vorming van lang levende geheugen T en B-lymfocyten.
17
Q
  1. Het verloop van de primaire en secundaire antistof respons in de tijd beschrijven en de termen lag fase, log fase, plateau fase en afname fase hierbij toelichten.
    Secundaire immuunreactie:
A
  • Treedt op bij herhaald contact met een antigeen
  • Snele activatie van een geheugen T- en B-lymfocyten > secundaire T-cel respons en secundaire B-cel antistof respons.
  • Doel: zeer snelle eliminatie van antigeen door effector T- en B-lymfocyten gevormd uit de geheugen T- en B-lymfocyten en vorming vanb nieuwe geheugen T- en B-lymfocyten.
18
Q
  • Primaire immuunreactie:
    1. Lag Fase:
    2. Log Fase
    3. Plateau fase
    4. Afname fase
A
  • Primaire immuunreactie:
    1. Lag Fase: periode tussen infectie en 1e detectie van antistoffen in het bloed. Duurt enkele dagen bij primaire reactie.
    Ag moet eerst nog de lymfeknoop bereiken en via APC de T-cel activeren. B-cel moet Ag en Tfh-cel ontmoeten en hierdoor geactiveerd raken en differentieren in plasmacellen, dan pas 1e Ab productie.
    2. Log Fase: antistof productie in volle gang. Antistofconcentratie in het bloed stijgt Fh-logaritmisch.
    3. Plateau fase: productie Ab heeft een maximum bereikt.
    4. Afname fase: Ab binden Ag en verwijderen Ag. Hierdoor verdwijnt Ag en aanleiding voor B-cel activatie.
    Rest Ab>afgebroken.
19
Q
  • Secundaire immuunreactie:
A

o geen lag fase want de antistoffen zijn al eens eerder geproduceerd. Er is dus geen Tfh-cel nodig.