Thema 7: De ontwikkeling van T-lymfocyten Flashcards
- Aangeven in welke lymfoïde organen de ontwikkeling van T- lymfocyten (T-cellen) en B-lymfocyten (B-cellen) plaatsvindt.
- Ontwikkeling van T-lymfocyten vindt plaats in de thymus, de alfa- en beta T-cellen.
- Een functionele T-cel receptor (TCR) is een complex alfa keten + beta keten + CD3.
- CD3 is een complex van 4 verschillende polypeptiden. De ketens zijn een uniek hyervariabel antigeen bindend domein dat antigene fragmenten bind. Dit zijn stukjes (korte peptide) van een anitgeen nadat het intacte antigeen is afgebroken/gedenatureerd.
- Er zijn 2 ketens voor signaal transductie bij TCR’s.
- Het TCR bindt een antigeen peptide fragmenten in de groeven van een MHC eiwitmolecuul + enkele aminozuren van de groeve van het MHC eiwitmolecuul
o Dendritische cellen fagocyteren en degraderen een pathogeen
o Pathogenen eiwitten geknipt tot eiwitfragmenten (antigeen peptiden)
o Dendritische cellen presenteren een antigeen peptide in MHC molecuul - Een T-cel receptor bindt MHC+antigeen peptide
- Het proces van T- cel rijping uitleggen en hierbij de processen van positieve selectie en negatieve selectie in de thymus kunnen beschrijven
- Elk individu heeft een unieke set MCH moleculen.
- Elke MHC molecuul kan tot 10.000 verschillende peptiden binden in de groeve.
- Er is een co-dominante expressie van MHC I en II moleculen op het celmembraan.
- Onrijpe prescursor (voorloper) T-lymfocyten ontstaan in het beenmerg uit de haematopoietische stamcel en differentiëren in de thymus tot rijpe T-lymfocyten.deze kunnen alleen lichaamscreemde antigenen herkenne, migreren naar de secundaire lymfoide organen en circuleren daarna voortdurend door het lichaam via de lymfe-en bloedvaten.
- Uit de onrijpe precursor T-cel ontstaan twee lijnen, beide soorten TCR, dit is 95% de alfa-beta TCR.
- Het proces van T- cel rijping uitleggen en hierbij de processen van positieve selectie en negatieve selectie in de thymus kunnen beschrijven
- Fase 1:
o een dubbele-negatieve T-lymfocyt heeft geen CD4 en CD8 en geen TCR, de dubbele negatieve T-lymfocyt krijgt eerst een pre-TCR en krijgt dan een CD4 en/of CD8.
o Krijgt de T-lymfocyt een CD4 en CD8 dan is het een dubbele-positieve T-lymfocyt en die ontwikkeld zich later tot een enkel-positieve T-lymfocyt die alleen een CD4 of CD8 heeft.
o De diversiteit van de TCR vindt ook plaats in deze fase.
o De pre-TCR groeit natuurlijk tot een mature TCR.
- Het proces van T- cel rijping uitleggen en hierbij de processen van positieve selectie en negatieve selectie in de thymus kunnen beschrijven
- Fase 2 en 3:
o Selectie van geschikte T-lymfocyten
o Een geschikte T-lymfocyt heeft een TCR die met voldoende affiniteit bint aan een eigen MHC molecuul en die niet bindt aan peptiden afkomstig van lichaamseigen eiwitten.
o Er zijn 2 stappen:
Negatieve selectie en positieve selectie
o Positieve selectie (fase 2): dit vindt plaats in de cortex, de cellen in de cortex hebben zowel MHC I als MHC II moleculen.
o De dubbel-positieve T-cel overleefd als deze bindt aan een MHC molecuul op een dubbel-positieve T-cel overleefd als deze bindt aan en MHC molecuul op een corticale epitheliale cel (een cel in de cortex van de thymus), gebeurd dit niet dan gaat de T-cel in apoptose.
o Als een T-cel zicht heeft gebonden aan een MHC II molecuul, dan ontwikkelt de dubbel-positieve T-cel zich tot een enkel positieve T-cel met een CD8 .
o Als een T-cel zich heeft gebonden aan een MHC II molecuul, dan ontwikkeld de dubbele-positieve T-cel zich tot een enkel-positieve T-cel met een CD4.
o Negatieve selectie: dit gebeurd voornamelijk in de medulla (onderdeel thymus).
o Lokale macrofagen, dendritische cellen en andere cellen in de thymus presenteren lichaamseigen peptiden via MCH I of MHC II moleculen.
o Enkel-positieve T-lymfocyten die met hun TCR met een sterke affiniteit binden aan het lichaamseigen peptiden (via MHC complex) gaan in apoptose.
o Wordt er gebonden met een zwakkere binding overleven de cellen het.
- Face 4:
o Na positieve en negatieve selectie.
o Enkel-positieve T-lymfocyten verlaten de thymus via de bloedvernules in de medula en migreren via het bloed naar de secundaire lymfoide organen.
o Daarna circuleren ze via de lymfe- en bloedvaten voortduren in het lichaam.
o Naast de T-lymfocyten ontwikkelen zich ook Treg cellen (regulatoire T-cel), deze heeft een TCR die specifiek is voor lichaamseigen antigenen.
o Een Treg cel gaat na binding niet delen, maar onderdrukt de T-cellen die in de thymus aan de negatieve selectie zijn ontsnapt.
- Primaire centrale lymfoide organen
o thymus en beenmerg
o De thymus is een primair lymfoid orgaan
o De voorloper T-lymfocyten differentieren in rijpe CD4+ en CD8+ T-lymocuyten.
o De thymus scheidt chemotactische factoren die thymocyten aantrekken
o De thymus verdwijnt bij een toenemende leeftijd.
o Hij bestaat uit meerdere lobben, bestaande uit cortex en medulla en hij is omgeven door kapsel.
- Digeorge’s syndrome:
o Thymus is niet ontwikkeld, geen functionele T-lymfocyten.
o De patient mist een stukje van chromosoom 22 3e kiewboog niet goed ontwikkeld hartproblemen thymus mist/werk slecht, bijschildklieren missen, gezicht asymmetrisch
o Verschijnselen: ernstige hartafwijking, slechte immunologische afweer, typisch gezicht, ogen staan ver uit elkaar de ooghoeken naar beneden. Vraag vaak vroeg overlijden door hartafwijking of infecties.
- Secundaire perifere lymfoide organen:
o Neus amandelen, keel amandelen, milt, lymfeknopen nabij darm/ lies/ oksel/ hals / long, beenmerg, MALT.
- Beenmerg
: vorming alle cellen van het haematopoietisch systeem & vorming/ rijping en opleiding van B-lymfocyten.
- Thymus
rijping en opleiding (niet de vorming) van T-lymfocyten
- Opleidingsdoel
onderscheid ‘self’ en ‘non-self’ (lichaamseigen moleculen onderscheiden van niet-eigenlichaamsmoleculen)
- Aangeven hoe (re)circulatie van lymfocyten plaatsvindt.
- Enkel positieve rijpe Th of Tc lymfocyten verlaten de thymus via de bloedvenules in de medulla.
- Ze migreren via het bloed naar de secundaire lymfoide organen.
- Ze circuleren daarna via lymfe-bloedvaten voortdurend door het lichaam.
- T-lymfocyten bereiken de lymfeknoop via de bloedarterie.
- T-lymfocyten verlaten de lymfeknoop vai de bloedvene of via de efferente lymfevaten die uitmonden in de vena subclavia sinistra van het hart.
- Van bloed naar lymfeknoop:
o selectie via HEV
- Van lymfeknoop naar lymfeknoop:
o niet selectief via de efferente en afferente lymfevaten
- De hoog endotheliale venule (HEV):
o Lymfocyten in het bloed hechten aan de hoog endotheliale venule die bestaat uit speciale endotheelcellen.
o De lymfocyten migreren door de bloedvatwand naar de T- of B-cel gebieden in de lymfeknoop