Thema 6: Grondrechten Flashcards

1
Q

Ontwikkeling van grondrechten

A

Het idee van grondrechten is ontstaan vanuit de Middeleeuwse gedachte. Vanuit deze gedachte bestonden grondrechten doordat zij werden neergelegd in een overeenkomst tussen de staat en een bepaalde groep burgers. Uit deze overeenkomst vloeide grondrechten voort, een voorbeeld is de overeenkomst ‘Magna Charta’ uit 1215. Vanuit deze Middeleeuwse gedachte ontwikkelde grondrechten zich naar het idee van de moderne gedachte. Grondrechten waren volgens deze gedachte natuurlijke, onschendbare rechten die bestonden vanwege het mens zijn. Het bestaan van grondrechten was niet afhankelijk v/e bepaald document. Het codificeren van grondrechten bood handvatten voor rechter, bestuur en wetgeving voor de toepassing van grondrechten. ‘Declaration des Droits de L’Homme et du Citoyen uit 1789’ is hier een voorbeeld van.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

soorten grondrechten

A

klassieke en sociale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Klassieke grondrechten

A

dit zijn grondrechten die vrijheden bevatten. Ze creëren een vrijheidssfeer die de overheid niet mag aantasten. Denk aan het kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid en het discriminatieverbond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken van klassieke grondrechten zijn

A
  • Negatieve competentiebepaling (verplichting tot overheidsonthouding): de overheid mag iets niet doen;
  • Directe (verticale) rechtswerking: een concreet afdwingbaar recht;
  • Democratische functie/afweerfunctie: grondrechten zijn van belang voor het functioneren van een democratie;
  • Afweerfunctie: grondrechten houden overheidsoptreden op een afstand.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale grondrechten

A

zien met name op de verplichting tot prestatie of acteren in naam van een zorgplicht. Het is een taakoplegging aan de overheid met bepaalde bevoegdheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kenmerken van sociale grondrechten zijn

A
  • Positieve competentiebepaling: de overheid moet iets doen; (verplichting tot prestatie, zorgplicht)
  • Rechtswerking via uitvoeringsregelingen: een recht is niet direct afdwingbaar;
  • Presterende functie: grondrechten zetten aan tot het presteren van de overheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

type grondrechten

A

nationale en internationale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Legaliteitsbeginsel

A

grondrechten kunnen beperkt worden door de formele wetgever op grond van de beperkingsclausule in de grondwet bij wetten in formele zin. Dit kan af en toe ook plaats vinden door lagere wetgevers aan de hand van delegatie. Om deze grondrechten te waarborgen is er een onafhankelijke rechter nodig, namelijk alleen bij de wet beperkt worden. Belangrijk om te weten is dat grondrechten een onderdeel van het democratische rechtstaatbeginsel is.
Grondrechten hebben een rechtstatelijk waarborgkarakter. De rechten en vrijheden van de burgers moeten gewaarborgd worden, anders verliest zij haar bestaansreden. Bovendien is het ook een verplichting voor het staatsgezag. Grondrechten voorkomen een te grote macht door de overheid.
Je kan je niet direct op een sociaal grondrecht beroepen. Je kunt je wel beroepen op de uitvoeringsregelingen van deze sociale grondrechten.
Sommige sociale grondrechten: stand-stil verplichting: eens een bepaald beschermingsniveau is bereikt mag zij niet meer zakken onder dat beschermingsniveau. Dit niveau moet worden aangehouden. De overheid mag niet minder gaan beschermen. Dit verbiedt de overheid om onder een eenmaal bereikt voorzieningen of beschermingsniveau te zakken. Een recht van de burger correspondeert bij de grondrechten dus altijd met een plicht met de overheid ofwel tot onthouding, ofwel tot prestatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ontwikkeling van grondrechten 3 theorieën

A
  1. liberale theorie
  2. democratisch - functionele theorie
  3. sociaalstatelijke theorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Liberale theorie

A

Burgers en individuen hebben vrijheden: het gaat om bescherming van de burgers tegen overheidsbemoeienis. Dus denk bijvoorbeeld aan artikel 8 van het EVRM -> vrijheid om eigen keuzes te maken met betrekking tot je eigen leven. De overheid mag hier niets over zeggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Democratisch-functionele theorie

A

Hier kan je artikel 10 van het EVRM als voorbeeld gebruiken. Dit houdt in sterkere rechtsbeschermingen voor uitingen die bijdragen aan publiek debat en uitingen van publieke figuren. De grondrechten hebben een bepaalde functie bij het waarborgen van de democratische functies van de rechtstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sociaalstatelijke theorie

A

Actieve rol van de overheid zoals voorzieningen voor ontplooiing van de burger en belemmeringen bij uitoefeningen van het wegnemen van grondrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

soorten grondrechten

A
  1. bodemnormen
  2. klassieke vrijheidsrechten
  3. het gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod
  4. politieke participatierechten
  5. rechtsbescherming 6 EVRM
  6. sociale grondrechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

werking van grondrechten

A

ziet op de vraag wat grondrechten beschermen, wat de reikwijdte van grondrechten zijn. De grondslag van de bepaling van de werking van grondrechten vloeit voort uit de rechtspraak (HR Zusters van Walburg).
horizontale en verticale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bodemnormen

A

normen waaraan absoluut nooit geraakt mag worden. Bijvoorbeeld art 2 en 3 EVRM (recht op leven en verbod op foltering) er zijn geen beperkingen mogelijk op deze normen. Normen die de mens beschermen in zijn fysieke en psychische kern tegen aantasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Klassieke vrijheidsrechten

A

waarborgen voor de vrijheden van groepen en individuen. Verplichten tot overheidsonthouding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Politieke participatierechten

A

passief en actief kiesrecht; het waarborgen van vrije en geheime verkiezingen 53-55 Gw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Rechtsbescherming 6 EVRM

A

logisch want grondrechten zouden niets betekenen zonder controle door onafhankelijke rechter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sociale grondrechten (mbt soorten grondrechten)

A

aanspraak op actief handelen van de overheid art 18-23 Gw.

20
Q

grondrechten horizontale werking

A

betreft de werking van grondrechten tussen burgers onderling

21
Q

grondrechten verticale werking

A

betreft de werking van grondrechten tussen overheid en burger.

22
Q

Competentievoorschrift

A

welk orgaan is bevoegd? Een competentievoorschrift moet in elke beperkingsclausule opgenomen zijn

23
Q

Elementen van een beperkingsclausule

A
  1. competentievoorschrift
  2. doelcriteria
  3. procedurevoorschrift
  4. proportionaliteitseis
24
Q

Beperking grondrechten Gw

A

is vaak nodig, doordat het handelen van de een (burger of overheid) het recht van de ander (burger) beperkt. Grondrechten kunnen slechts beperkt worden voor zover zij terug te voeren zijn op de Grondwet. Hierin schuilt de gedachte van het legaliteitsbeginsel. De Grondwet bevat beperkingsclausules die de beperking van een grondrecht toestaan.

25
Procedurevoorschrift
volgens welke procedure is beperking mogelijk? Procedurevoorschriften komen bijvoorbeeld tot uiting in art. 12 Gw
26
Doelcriteria
met welk doel wordt beperkt? Doelcriteria kunnen opgenomen zijn in een beperkingsclausule, zie art. 8 Gw
27
Proportionaliteitseis
hoe ver mag beperking gaan? Dit is niet opgenomen in de Grondwet. Er bestaat een vertrouwen in de Grondwet dat de wetgever dit niet beperkt tot de verdwijning van grondrechten. Het controlemechanisme van de wetgever op dit gebied vindt plaats via de verkiezingen.
28
Algemene beperking
hebben niet in het bijzonder betrekking op de uitoefening van een grondrecht. Algemene rechtsregels die buiten de sfeer van grondrechten liggen, maar wel als neveneffect hebben de uitoefening ervan een grondrecht beperkt. Bijvoorbeeld APV over hinder beperkt godsdienst omdat ze roepingen verbieden.
29
Bijzondere beperkingen
beperking op grond van beperkingsclausule in de grondwet, op grond van WIFZ.
30
aantal zaken van de beperkingsclausule voldaan worden
1. competentievoorschrift 2. doelcriteria 3. procedurevoorschrift 4. proportionaliteit
31
Competentievoorschrift (bijzondere beperkingclausule)
welk orgaan bevoegd? Alleen de wetgever in formele zin of delegatie?
32
Doelcriteria (bijzondere beperkingclausule)
met welk doel wordt beperkt? Art. 8 Gw
33
Procedurevoorschrift (bijzondere beperkingclausule)
volgens welke procedure is beperking mogelijk? Art. 12 Gw
34
Proportionaliteit (bijzondere beperkingclausule)
dit is niet opgenomen in de grondwet: er bestaat een groot vertrouwen in de nationale democratische wetgever
35
Het EVRM
bevat grondrechten waarbij in de beperkingsclausules een proportionaliteitseis is opgenomen. De rechter vult deze proportionaliteitseis is, dit is vaak de nationale rechter. Een voorbeeld van deze proportionaliteitseis staat opgenomen in art 8 lid 2 EVRM.
36
Behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet (bv. art. 7 eerste lid Gw)
WIFZ
37
Bij de wet Bv. art. 8 Gw
WIFZ
38
Bij of krachtens wet Bv. art. 12 eerste lid Gw
WIFZ, delegatie mogelijk
39
De wet stelt regels Bv. art. 10 tweede lid Gw.
WIFZ, delegatie mogelijk
40
delegatie mogelijk
dan kunnen grondrechten niet alleen bij WIFZ beperkt worden, maar ook in lagere regelgeving. Dit moet wel uitdrukkelijk weergegeven worden. = afzwakking van de strikte beperkingssystematiek.
41
Beperkingsclausule van het EVRM
Bij het EVRM betekent de term “bij wet voorzien” niet dat beperkingen alleen door de formele wetgever mogen worden opgelegd, zoals in de Nederlandse Grondwet. Het EVRM vereist slechts een grondslag in het recht, wat ook lagere regelgeving, jurisprudentie en zelfs gewoonterecht kan omvatten. Wel moet de grondslag voldoende toegankelijk en nauwkeurig geformuleerd zijn, zodat burgers de norm kunnen voorzien en begrijpen, wat meestal wordt bereikt door publicatie. Het EHRM beoordeelt de doelcriteria voor beperkingen vaak ruim, aangezien het EVRM bredere doelen stelt dan de Nederlandse Grondwet. Bij de beoordeling van beperkingen moet een “fair balance” worden bereikt tussen alle betrokken belangen, waarbij staten een grote beoordelingsruimte, oftewel “margin of appreciation”, krijgen. Hoewel beperkingen op EVRM-rechten onderworpen zijn aan controle door de rechter (art. 94 Gw), geldt dit vaak niet voor beperkingen op grondwettelijke rechten, aangezien deze doorgaans alleen door de formele wetgever mogen worden beperkt (art. 120 Gw).
42
Werking van grondrechten
Grondrechten werken in beginsel verticaal, wat betekent dat ze gelden in de verhouding tussen de burger en de overheid. Als burger kun je rechten van de overheid afdwingen of haar verplichtingen inroepen. Bij horizontale werking van grondrechten spelen deze echter een rol in de rechtsbetrekkingen tussen burgers onderling. Dit komt voort uit het idee dat de overheid altijd grondrechten moet respecteren, zelfs wanneer zij als privaatrechtelijk persoon optreedt, en zich niet op grondrechten kan beroepen.
43
horizontale werking v. grondrechten 2 vormen
directe en indirecte werking
44
horizontale directe werking grondrechten
grondrechten direct door de rechter worden toegepast, waarbij de rechter de beperkingsclausule beoordeelt.
45
horizontale indirecte werking grondrechten
gebruikt de rechter grondrechten om vage normen, zoals goed werknemerschap, de goede zeden of billijkheid, nader in te vullen. Op deze manier krijgen grondrechten indirecte invloed op de verhoudingen tussen burgers, doordat de rechter deze in de belangenafweging meeneemt.
46
Dragers van grondrechten
De specifieke drager verschilt per grondrecht. Het kunnen zowel natuurlijke personen (een individu en een groep) zijn als privaatrechtelijke rechtspersonen. Sommige grondrechten gelden alleen voor natuurlijke personen (“recht op leven, kiesrecht”). Sommige grondrechten gelden voor ook rechtspersonen (vereniging, onderwijs, woning, betoging). Echter, er kunnen op grond van wettelijke beperkingsclausules beperkingen voor deze personen worden vastgesteld. Let wel op: daar waar een persoon primair als ambt optreedt komt hem geen beroep op grondrechten toe. Dit enkel als hij optreedt als burger. Voorbeeld: art 15 lid 4 Gw, art 11 lid 2 EVRM.