Thema 3: Regeringsstelsels Flashcards

1
Q

Regeringsstelsel

A

geeft weer hoe het centrale gezag is ingedeeld, daarbij is de verhouding tussen regering en volksvertegenwoordiging van belang. Het parlement wordt ook wel de Staten-Generaal genoemd, en bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 soorten stelsels

A
  1. conventionele stelsel
  2. parlementaire stelsel
  3. presidentiële stelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Conventionele stelsel

A

eenheid v. macht tussen regering en volksvertegenwoordiging (Zwitserland). Ter voorkoming van een nieuwe dictatuur wordt in dit stelsel de uitvoerende en wetgevende macht neergelegd bij de volksvertegenwoordiging. Dit zorgt voor absolute volkssoevereiniteit.

kent geen machtenscheiding en vertrouwensregel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Parlementair stelsel

A

gedeelde macht tussen regering en volksvertegenwoordiging (Engeland en Nederland). In het parlementair stelsel is er sprake van een gedeelde macht van wetgeving en bestuur tussen de regering en het parlement.

het parlement het laatste woord, dit komt tot uiting in de vertrouwensregel. Dit houdt in dat de regering of een minister alleen kunnen functioneren, indien zij het vertrouwen hebben van tweederdemeerderheid van het parlement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Presidentiële stelsel

A

scheiding v. machten tussen regering en volksvertegenwoordiging (Amerika). Bij het presidentiële stelsel wordt de leer van de trias politica het meest zuiver toegepast. Wetgeving en bestuur zijn strikt gescheiden (dualisme).
Dit stelsel veronderstelt dat het staatshoofd een president is. Let op, niet ieder land die een president als staatshoofd heeft, heeft een presidentieel stelsel. Het staatshoofd is ook regeringsleider en wordt rechtstreeks gekozen door de bevolking. Daarnaast wordt het parlement ook door de bevolking gekozen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Monisme

A

betrekking op het regeringsstelsel, eenheid van parlement en regering, waarbij binnen die eenheid de een de ander overheerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dualisme

A

betrekking op het regeringsstelsel, er is een duidelijke scheiding tussen regering en parlement. Ze hebben beide eigen bevoegdheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het Amerikaanse regeringsstelsel

A

De wetgevende macht neergelegd bij het parlement, dit wordt ‘Congres’ genoemd in Amerika.
Bestuurlijke macht is neergelegd bij de president. Een presidentieel stelsel kent geen vertrouwensregel, waardoor het Congres de president nooit kan ontheffen uit zijn functie door een politiek conflict.
Bestaat geen ontbindingsrecht op grond waarvan de president het Congres kan ontbinden en nieuwe verkiezingen kan uitschrijven. Politieke conflicten worden beslecht door onderhandelingen.
Een pressiemiddel van de president is het feit dat de president zijn veto kan gebruiken wanneer er een wet dient te worden ondertekend. Echter, het Congres kan deze wet toch invoeren indien een tweederdemeerderheid van het Congres goedkeuring verleent. Kent ook impeachment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

impeachment

A

waarbij minister of president moet aftreden wanneer hij schuldig bevonden wordt door twee derde van de meerderheid van het Congres. Anders dan een vertrouwensregel kan een impeachment alleen bij landverraad, omkoping en andere misdrijven van hoge orde. Het gaat hier enkel om strafrechtelijke vervolging en niet om politieke conflicten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het Franse regeringsstelsel

A

het semi-presidentieel regeringsstelsel, het staatshoofd tevens regeringsleider indien het om zaken gaan die een internationaal aspect hebben. De regeringsleider geeft leiding aan een kabinet, deze berust op een parlementaire meerderheid. Waarbij er twee regeringsleiders zijn (tweehoofdige executieve):
* De president houdt zich bezig met de buitenlandse politiek;
* De premier zich bezighoudt met de binnenlandse politiek, het leidende figuur van de meerderheid in het parlement.

kent vertrouwensregel, waardoor het parlement een minister uit zijn functie kan ontheffen. Het parlement kan echter niet wegens beroep op de vertrouwensregel de president uit zijn functie ontheffen. De vertrouwensregel geldt alleen tussen het parlement en regering en niet tussen het parlement en de president. Als de president strafbare feiten van hoge orde pleegt, dan kan hij net als in het Amerikaanse stelsel weggestuurd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vertrouwensregel Fr

A

het parlement een minister uit zijn functie kan ontheffen. Het parlement kan echter niet wegens beroep op de vertrouwensregel de president uit zijn functie ontheffen. De vertrouwensregel geldt alleen tussen het parlement en regering en niet tussen het parlement en de president. Als de president strafbare feiten van hoge orde pleegt, dan kan hij net als in het Amerikaanse stelsel weggestuurd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het Nederlandse regeringsstelsel

A

Een parlementair stelsel, maar werkt niet hetzelfde als het regeringsstelsel in Engeland. De ministers hebben in Nederland geen bestuurlijke taken, dit door de machtenscheiding.
Het Engelse stelsel hebben de ministers bestuurlijke taken en maken de ministers onderdeel uit van de volksvertegenwoordiging.
Zowel monistische als dualistische trekjes. Art. 81 Gw stelt dat de vaststelling van wetten geschiedt door de regering en Staten-Generaal gezamenlijk, wat duidt op monisme. Daarnaast kent Nederland een meerderheidskabinet: partijen die de meerderheid vormen in het parlement, vormen de regering, voorbeeld van monisme. Echter ook dualistische trekken: Kamerontbinding op grond van Art. 64 Gw. De regering heeft het recht om het parlement te ontbinden, met nieuwe (vervroegde) verkiezingen tot gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wetgevende macht parlementair stelsel

A
  • Staten-Generaal: Art. 50-72 Gw
  • Samengesteld ambt: bestaat uit twee kamers Art. 51 Gw
  • 2e en 1e kamer, afzonderlijke ambten op zich: gezamenlijke en afzonderlijke bevoegdheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uitvoerende macht parlementair stelsel

A
  • De regering: samengesteld ambt bestaat uit koning en ministers
  • De koning is ook een ambt op basis van Art. 24-4 Gw en is onschendbaar Art. 42 lid 2 Gw
  • De ministers en de staatsecretarissen Art. 43-49 Gw
  • Ministers met portefeuille: met leiding van ministerie
  • Ministers zonder portefeuille: verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein, maar geen leiding over ministerie Art. 44 lid 2 Gw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Constitutionele monarchie

A

Nederlandse stelsel met een parlementair regeringsstelsel, waarbij de regering wordt gevormd door de Koning en ministers volgens Art. 42 lid 1 Gw.

Bovendien zijn de ministers verantwoordelijk voor de handelingen van de Koning krachtens Art. 42 lid 2 Gw. Als een Koning mentaal of fysiek niet in staat is om zijn functie uit te oefenen, dan kan de Koning ‘buiten staat van regeren’ worden verklaard op grond van Art. 35 Gw. De Koning kan ook zelf besluiten om afstand te doen van zijn kroon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

monarchie

A

ziet op de erfelijkheid van een staatshoofd, namelijk de Koning. De constitutie omvat de bevoegdheden en de rol van de Koning, die door de Grondwet kan worden beperkt. Dit zorgt voor koninklijke onschendbaarheid: de Koning is niet aanspreekbaar op handelen op strafrechtelijk aard en politieke overtuigingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ministeriële verantwoordelijkheid
gebaseerd op de vertrouwensregel, en bestaat uit

A
  1. Individuele verantwoordelijkheid
  2. Collectieve verantwoordelijkheid
  3. Afgeleide verantwoordelijkheid
  4. informatieplicht
  5. geen informatie geven
  6. Verschoningsgrond
18
Q

Individuele verantwoordelijkheid

A

van een minister, deze richt zich op de aanspreekbaarheid van de minister op zijn/haar eigen beleidsterrein. Elke minister is verantwoordelijk voor zijn departement

19
Q

Collectieve verantwoordelijkheid

A

deze richt zich op de algemene beleidslijnen van het hele kabinet en strekt zich uit over alle ministers;

20
Q

Afgeleide verantwoordelijkheid

A

deze richt zich op de handelingen van de gehele koninklijke familie. Hoe dichter de Koning bij de ministers staat, hoe groter de verantwoordelijk.

21
Q

informatieplicht

A

De controle op ministers vindt plaats op grond van de informatieplicht die ministers hebben krachtens Art. 68 Gw. Er gelden wel een aantal weigeringsgronden:

22
Q

geen informatie geven

A

Ministers kunnen geen informatie geven die het geheim van de kroon zouden schenden, de positie van het staatshoofd moet beschermd blijven;

23
Q

verschoningsgrond

A

dat wil zeggen dat een minister een antwoord kan weigeren met een beroep op het belang van de staat.

24
Q

vertrouwensregel

A

Een sanctie op de ministeriële verantwoordelijkheid. Indien het vertrouwen in het kabinet of een minister wegvalt bij de meerderheid in het parlement dan dient dit kabinet of deze minister af te treden. De vertrouwensregel geldt dus jegens de regering (art. 42 lid 2 Gw), individuele ministers (art. 45 lid 3 Gw) en staatssecretarissen (art. 46 lid 2 Gw). En is een ongeschreven rechtsregel.
Gebruikt om inlichtingen te vragen aan kabinet. Beoordeeld of minister nog wel te vertrouwen is.

25
Samenhang vertrouwensregel en ministeriële verantwoordelijkheid
Op basis van de vertrouwensregel kan de verantwoordelijke minister worden ondervraagd of weggestuurd, waardoor het een mogelijkheid biedt om sancties te verbinden aan het handelen van een minister. De ministeriële verantwoordelijkheid is het aanspreekpunt voor problemen en op grond van de vertrouwensregel kunnen daaraan gevolgen worden verbonden. Bovendien is de ministeriële verantwoordelijkheid mogelijk zonder de vertrouwensregel, waardoor er alleen geen sanctie aan hetgeen kan worden verbonden. De vertrouwensregel is echter niet mogelijk zonder de ministeriële verantwoordelijkheid. De ministeriële verantwoordelijkheid gekoppeld aan het ambt (functie bij de overheid) en de vertrouwensregel is gekoppeld aan de persoon die het ambt bekleed.
26
Kabinetsformatie
De kabinetsformatie is voor het Nederlandse staatsrecht een zeer problematische periode, dit is het moment dat er een nieuw kabinet moet komen. De Koning treedt persoonlijk en alleen op en neemt beslissingen zonder de ministeriële verantwoordelijkheid. De procedure van een kabinetsformatie kent geen regels, maar vloeit voort uit de geschiedenis.
27
verloop kabinetsformatie
1. zittende kabinet ontslag heeft aangeboden 2. de 2e kamer wijst informateur en/of formateur aan 3. onderhandelingen tussen fractievoorzitters uit de 2e kamer over een eventueel te maken regeerakkoord 4. ontslag en benoeming bewindslieden 5. nieuwe kabinet buigt zich over de opstelling van een regeringsverklaring
28
wanneer demissionair
1. zittende kabinet ontslag heeft aangeboden 2. motie van wantrouwen 3. interne crisis in het kabinet
29
zittende kabinet ontslag aangeboden
Een ontslag kan pas worden ingediend als er een nieuw (missionair) kabinet is. Dit demissionair kabinet moet de nieuwe verkiezingen in werking stellen voor het nieuwe kabinet. Het demissionair kabinet dient formele taken te behandelen
30
informateur
onderzoekt de mogelijkheden tot het vormen van een nieuw kabinet en bekijkt welke partijen samen kunnen regeren, kijken voor een meerderheidskabinet. nodig want er is altijd een samenwerking/coalitie nodig voor een meerderheidskabinet gelet op het stelsel van evenredige vertegenwoordiging eerst benoemde de koning de informateur, nu benoemd de tweede kamer deze = de tweede kamer krijgt een actievere rol in de kabinetsformatie.
31
formateur
benoemd door de tweede kamer de formateur kiest dus de ministers en is eigenlijk altijd de toekomstige minister-president (Fractievoorzitter van partij met meeste stemmen), de koning benoemd deze vervolgens art 43 Gw =regelement van orde voor de tweede kamer
32
regeerakkoord of coalitieakkoord
een overeenkomst tussen de fracties van twee of meer politieke partijen in het parlement die een coalitieregering vormen. Altijd ook bij minderheidskabinet akkoord is juridisch niet bindend voor de betrokken fracties en ministers: naleving van de afspraken kan niet juridisch worden afgedwongen. Wel politieke consequenties hebben als afspraken uit het akkoord niet worden nagekomen. Als er op grond van de Kamermeerderheid een kabinet is gevormd vormen zij een regeringsverklaring met daarin de hoofdlijnen van het regeerakkoord. Als de tweede kamer het hier uiteindelijk nog niet mee eens is kunnen zij een motie van wantrouwen indienen de tweede kamer heeft een grote invloed op het te voeren beleid (parlementair kabinet) Is ook belangrijk want het kabinet moet immers het vertrouwen van de tweede kamer genieten; dit is de reden waarom we die monistische evolutie bij de kabinetsformatie terugvinden.
33
het ontslag en benoeming van bewindslieden
Op grond van het eindrapport van de formateur gaat de Koning over tot het ontslag en benoeming van bewindslieden, dit zijn de minister-president en ministers
34
kabinet buigt zich vervolgens over de opstelling van een regeringsverklaring,
waarin de benoeming van het kabinet wordt verantwoord en het programma van het kabinet uiteen wordt gezet. Deze regeringsverklaring wordt in de Tweede Kamer afgelegd. Als de Tweede Kamer het niet eens is met de vorming van het kabinet kan zij opnieuw een motie van wantrouwen aannemen en moet het nieuwe kabinet aftreden. De aangewezen personen stappen dan uit de tweede kamer (gelet op de incompabiliteiten) de ministers/de regering wordt dus gevormd door de Kamermeerderheid en niet direct democratisch.
35
Meerderheidskabinet/ missionair kabinet
een kabinet dat gevormd wordt door een politieke partij of politieke partijen gezamenlijk een meerderheid van ten minste de helft plus één van het totaal aantal zetels in het parlement hebben
36
Minderheidskabinet
bij dit kabinet ontbreekt er een absolute meerderheid, maar er zijn toch partijen die een regering willen vormen in de minderheid
37
4 verschillende kabinets vormen
1. minderheidskabinet 2. interimkabinet 3. meerderheidskabinet/ missionair kabinet 4. demissionair kabinet
38
Demissionair kabinet
het kabinet treedt af op grond van motie van wantrouwen, maar wordt pas weggestuurd als er een nieuw kabinet is.
38
Interimkabinet
dit is een kabinet dat ook de minderheid bezit, maar die tijdelijk zal regeren (bijvoorbeeld de val van een kabinet). Hierbij is de mogelijkheid om dit kabinet nog naar huis te sturen, bij een demissionair kabinet is dit niet mogelijk
39
Tweede kamer
1. bestaat uit 150 leden 2. gekozen door kiesgerechtigde Nederlanders voor 4 jaar. Na aftreden direct herkiesbaar 3. werkzaamheden vast in een Reglement van Orde van de Tweede Kamer, hierin is zij onafhankelijk 4. fulltimebaan 5. leden kunnen niet vervolgd worden voor uitingen of schriftelijke overleggingen in de vergadering, dit is de parlementaire onschendbaarheid 6. stemmen zonder enige vorm van last (ook niet van hun eigen fractie
40
Eerste kamer
1. bestaat uit 75 leden 2. gekozen door getrapte verkiezingen, door de leden van de Provinciale Staten voor 4 jaar. 3. geen fulltimebaan 4. de beslissingen van de Tweede Kamer nog eens heroverwegen. 'kamer v. revisie' 5. stemmen zonder enige vorm van last (ook niet van hun eigen fractie