Thema 4: Federalisme en Decentralisatie Flashcards

1
Q

4 staatsvormen

A
  1. de eenheidsstaat
  2. de confederatie (statenbond)
  3. de federatie (bondsstaat)
  4. de geregionaliseerde staat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

eenheidsstaat

A

gezag ligt bij één centraal niveau (Nederland en Engeland). Er is één staat met één centraal bestuur waar wetgeving wordt gemaakt. Geen autonome deelstaten, wel provincies, gemeenten en regio’s die middels decentralisatie bepaalde bevoegdheden hebben verkregen. Centrale wetgever bepaalt welke bevoegdheden de decentrale besturen kunnen hebben staat in de Grondwet. De Grondwet geeft aan dat er één centraal punt is waar overheidsmacht voortvloeit;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De confederatie (statenbond)

A

samenwerking tussen verschillende staten op grond van een verdrag. Verbond van soevereine staten, die gaan samenwerken om bepaalde taken gezamenlijk uit te kunnen oefenen. Fuseren niet tot één grote staat, maar dragen bepaalde taken op aan een gezamenlijke organisatie. In een confederatie hebben soevereine staten zich vrijwillig gebonden aan de gezamenlijke organisatie, waardoor zij niet tegen hun wil in aan iets gebonden kunnen zijn (Unie van Utrecht). Kenmerken van een confederatie zijn:
* Verschillende soevereine staten;
* Centrale coördinerende instantie;
* Gebaseerd op een verdrag;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De federatie (bondsstaat)

A

één staat met aparte ‘deelstaten’ (Verenigde Staten). In een federatie is er sprake van autonomie en de deelstaten hebben eigen bevoegdheden (‘distribution of powers’). Deze bevoegdheden worden exclusieve bevoegdheden genoemd en kunnen over wetgeving, bestuur en rechtspraak gaan. Kenmerkend dat een geschreven grondwet deze bevoegdheden verdeeld, zodat deze zijn vastgelegd in een rigide document. De federale grondwet regelt dus de bevoegdheden van de deelstaten (in een eenheidsstaat is de wetgever verantwoordelijk). Bij concurrerende bevoegdheden geldt dat ze in beginsel door de deelstaten worden uitgeoefend, tenzij het federale gezag een dergelijke bevoegdheid aan zich trekt. Een federatie heeft een parlement met twee kamers. In 1/2 kamers zijn altijd de deelstaten vertegenwoordigd. Biedt de deelstaten de garantie om betrokken te zijn bij het maken van wetgeving op overheidsniveau en bij eventuele grondwetswijziging. Sommige landen hanteren de staatsvorm van federatie omwille van hun omvang, terwijl andere landen deze staatsvorm hanteren omwille van regionale verschillen en meertaligheid. Federatie is een manier om staat effectief te besturen. Kenmerken federatie zijn:
* Eén staat met min of meer zelfstandige deelstaten;
* Veelal exclusieve bevoegdheden (soms concurrente bevoegdheden);
* Gebaseerd op een federale grondwet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rigide document

A

refereert naar een document welke moeilijk te wijzigen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De geregionaliseerde staat

A

geen eenheidsstaat en geen federatie (Spanje en Schotland). Dit zijn ‘eenheidsstaten’ die geen echte deelstaten hebben, maar wel autonome regio’s. Voorbeeld hiervan is Spanje met een autonome regio in de vorm van Catalonië. Catalonië heeft eigen geschiedenis, taal en cultuur. Deze geregionaliseerde eenheidsstaat bezit een nationale grondwet en bijzondere wetten voor regionale bevoegdheden. Deze wetten dienen om de eigen identiteit tot uitdrukking te brengen. Kenmerken van een geregionaliseerde staat zijn:
* Eenheidsstaat;
* Geen deelstaten, maar deels autonome regio’s;
* Nationale grondwet, bijzondere wetten voor regionale bevoegdheden;
* Soms regionale grondwetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is de Europese Unie een confederatie?

A

De Europese Unie kun je schetsen als een confederatie, omdat de Europese Unie aan een aantal eisen van de confederatie voldoet. Het zijn soevereine Europese staten die een verband aangegaan zijn op grond van verdragen. Bovendien is er sprake van een centrale coördinerende instantie. Er zijn een aantal organen die samen de Europese Unie vormen: de Commissie, Raad van Ministers, Hof van Justitie, Parlement etc. Echter, na de jaren 60 heeft de Europese Unie veel meer taken gekregen, die een dusdanig vergaande invloed heeft op de staten. Nu kan Europese Unie besluiten nemen waarmee lidstaten het oneens kunnen zijn. Terwijl bij een confederatie de lidstaten vrijwillig gebonden zijn. Betekent dat als een confederatie een besluit wil nemen, elk lid van die confederatie moet instemmen met dat besluit. De Europese Unie is een mengvorm van een confederatie en een federatie vandaag de dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Decentralisatie

A

toedeling van bevoegdheden aan lagere publiekrechtelijke lichamen of organen van de staat. Zo wordt het gezag zo dicht mogelijk bij de burger uitgeoefend. Er kan zo gekeken worden wat wenselijk is voor de burger. Er worden namelijk beslissingen genomen op een plek waar burgers invloed uit kunnen oefenen (gemeenten en provincies). De gemeenten en provincies kunnen in vrijheid onder hun eigen verantwoordelijkheid de aan hen toevertrouwde taken en bevoegdheden uitoefenen. Weliswaar binnen bepaalde grenzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vormen decentralisatie

A
  1. Territoriale decentralisatie
  2. Functionele decentralisatie
  3. mengvormen
  4. Territoriale decentralisatie
  5. Functionele decentralisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Territoriale decentralisatie

A

bij territoriale decentralisatie krijgen de organen van een openbaar lichaam een algemene bevoegdheid tot wetgeving en bestuur op een deel van het grondgebied van de staat. Territorium wordt hier beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functionele decentralisatie

A

bij functionele decentralisatie wordt niet het territorium beperkt, maar wordt het takenpakket beperkt. De overheidsorganisatie heeft hier één bepaalde functie (of doel) die door verschillende openbare lichamen op diverse niveaus worden uitgeoefend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mengvormen

A

waterschappen hebben zowel beperkte taken als een beperkt territorium. Waterschappen art. 133 Gw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Territoriale decentralisatie

A

Algemeen takenpakket op beperkt territoir gebied Provincies en gemeenten art. 124 Gw: regelgeving en bestuur inzake hun ‘huishouding’ ter behartiging van lokale en provinciale belangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functionele decentralisatie

A

Specifieke taken (voor een sector, beroepsgroep of complexe overheidstaak) in heel Nederland Openbare lichamen voor een beroep en bedrijf art. 134 Gw; bv. Ned. Orde van Advocaten) Zelfstandige bestuursorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Deconcentratie

A

verwijst naar de manier waarop de centrale overheid haar bestuursbevoegdheden uitoefent door deze niet zelf uit te voeren, maar te laten uitvoeren door min of meer zelfstandige diensten of ambtenaren. Ondanks de deconcentratie blijft de taak bij de staat. Er zijn twee manieren waarop deconcentratie kan plaatsvinden: door toebedeling van taken en bevoegdheden aan ambtenaren via attributie of delegatie. Bij deconcentratie is er echter altijd sprake van hiërarchische ondergeschiktheid; centrale aanwijzingen en verantwoordingsplicht blijven bestaan. De gedeconcentreerde ambtenaren zijn niet volledig zelfstandig, maar blijven gebonden aan de instructies en controle van de centrale overheid. De centrale overheid verliest zijn bevoegdheid tot optreden iet. Bij decentralisatie daarentegen is er geen ondergeschiktheid. De provincies en gemeentes kunnen niet ter verantwoording geroepen worden.

Allerlei vestigingen verspreid over het hele land: de Belastingdienst zit door heel Nederland en staat onder toezicht van de Minister van Financiën, dit weergeeft de ondergeschiktheid;

Het vestigingen van een onderdeel van de centrale overheid op een plek die niet in Den Haag ligt: DUO is gevestigd in Groningen en werkt vanuit deze plek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Decentralisatie (territoriaal/functioneel)

A
  • Bevoegdhedenspreiding: regelgeving en bestuur door centraal gezag + door lagere, gedecentraliseerde publieke lichamen/organen.
  • Geen ondergeschiktheid: in vrijheid en eigen verantwoordelijkheid (via attributie of delegatie) toevertrouwde taken en bevoegdheden uitoefenen ‘binnen bepaalde grenzen’.
  • Bestuurlijk toezicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Deconcentratie

A
  • Bevoegdhedenspreiding: toebedeling van taken en bevoegdheden aan ambtenaren.
  • Hiërarchische ondergeschiktheid: centrale aanwijzingen en verantwoordingsplicht
  • Ambtelijk toezicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

machtenscheiding

A

de lagere overheden zijn ook verdeeld in wetgevend en uitvoerend om zo toe te komen aan het idee van de machtenscheiding!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Checks and balances

A

er ligt net als op centraal niveau meer macht bij het bestuur, maar als tegenhanger verantwoording en controle!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Democratiebeginsel

A

bij decentralisatie worden bepaalde bevoegdheden dichter bij de burger uitgeoefend, dit vergroot de kans dat de burger iets meekrijgt van deze bevoegdheidsuitoefening en betrokken raakt in het democratieproces. + de burger krijgt zo meer inzicht in het bestuur om zo uiteindelijk een mening te kunnen vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Subsidiariteitsbeginsel

A

bevoegdheden moeten in principe uitgeoefend worden door de kleinste overheid die het dichtst bij de burger staat. Kunnen deze niet uitgeoefend worden door de lagere overheden, dan mogen de hogere overheden de bevoegdheden uitoefenen art 117 lid 2 Gemw, art 115 lid 2 PW.

22
Q

Spanning met legaliteitsbeginsel

A

legaliteitsbeginsel zou ervoor moeten zorgen dat gelijke gevallen gelijk behandeld zouden moeten worden. Bij decentralisatie wordt regelgeving en bestuur uitgeoefend door verschillende gemeente en dit staat natuurlijk in strijd met het gelijkheidsbeginsel en daarmee het legaliteitsbeginsel.

23
Q

Ontwikkeling van het decentrale bestuur

A

Gw 1848: uniformering en democratisering van het decentrale bestuur. De diverse vormen van lokaal werden vervangen door één uniform type= gemeente. De plaatselijke besturen hadden daarnaast ook niet meer de bevoegdheid om hun eigen samenstelling, inrichting en competentie te bepalen: ze werden voortaan rechtstreeks verkozen! Er werd een conventioneel stelsel geïntroduceerd. Aan het hoofd van de gemeente kwam een rechtstreeks gekozen raad te staan= de gemeenteraad= de volksvertegenwoordiging. Aan het hoofd van de provincie stonden de provinciale staten = de volksvertegenwoordiging. De grootste macht lag dus bij de volksvertegenwoordiging= conventioneel. Langzamerhand groeide er echter een bestuurspraktijk die niet goed paste binnen het conventionele stelsel.
Het dagelijks bestuur: college en gedeputeerde staten werden steeds belangrijker en voerde steeds meer medebewindstaken uit. Zij vormden het daadwerkelijke bestuur. De vertegenwoordigende organen konden nauwelijks meer waarmaken dat zij de hoogste bestuursorganen waren en het college en de gedeputeerde staten ondergeschikt aan hen waren. De praktijk liet meer het omgekeerde zien. Wet 2020; vooral de colleges binnen de gemeente waren erg machtig: monisme! Men wilde de positie van de gemeenteraad versterken. Het werd gedualiseerd (elk beslissingsvrijheid) Bv mochten de wethouders niet meer in de gemeenteraad zitten. Strikte scheiding tussen wetgevend en uitvoerend ambt na de dualisering. Het bestuur werd bij het college neergelegd. Maar als tegenhanger: de raad is controleur van het college en mag het college dan ook ter verantwoording roepen.

24
Q

Autonomie art. 124 lid 1 Gw

A

zelfstandige, wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden worden geattribueerd aan de organen van de lagere gemeenschappen. De lagere overheden kunnen dus naar eigen inzicht besturend en regelend optreden. Dit mag niet strijdt zijn met de hogere regeling;

25
Medebewind art. 124 lid 2 Gw
een hoger orgaan kan bij of krachtens de wet een lager orgaan verplichten tot medewerking aan de uitvoering van de hogere regeling. Bij de taken voor provincie en gemeente die niet uitdrukkelijk in de provinciewet of de gemeentewet zijn opgenomen, maar in een andere wet, is er sprake van medebewind.
26
Grenzen van autonome bevoegdheden
1. Territoriale grens 2. Bovengrens 3. Ondergrens 4. Zijgrens
27
Territoriale grens
een gemeentebestuur heeft niet de bevoegdheid om zaken te regelen die zich afspelen binnen de grenzen van andere gemeenten
28
Bovengrens
vordering moet altijd in overeenstemming zijn met hogere regelgeving zoals ministeriële verordeningen, AMvB, Grondwet, AVV etc.
29
Ondergrens
een gemeentebestuur mag alleen iets regelen waar algemeen belang (publieke belang) in zit. De gemeente mag dus geen privébelangen van de burgers beschermen, zie arrest Wilnisser Visser
30
Zijgrens
een gemeente mag geen taken aantasten die behoren tot een ander bestuursorgaan, bijvoorbeeld bij waterschap en gemeente
31
Bestuurlijk toezicht
Decentralisatie heeft als voordelen dat de taakverdeling efficiënter verloopt en dat de kloof tussen bestuur en burger kleiner wordt. Echter, decentralisatie brengt ook nadelen met zich mee. Door spreiding van de functies wordt het risico gelopen dat lagere organen regelgeving maken die de regelgeving van hogere organen aantasten. Hierdoor is het nodig dat er door de hogere organen toezicht wordt gehouden op de lagere organen. Dit toezicht kan preventief of repressief zijn
32
Preventief
in dit geval moet een hoger orgaan vooraf goedkeuring verlenen aan het lagere orgaan over het betreffende besluit of een verklaring van geen bezwaar afgeven. In de wet staat beschreven in welke gevallen dit noodzakelijk is. De bevoegdheid om besluiten goed te keuren moet dus bij of krachtens de wet aan het hogere orgaan zijn verleend, zie artikel 132 lid 3 Gw De goedkeuring kan niet voor bepaalde tijd of onder voorwaarden worden verleend. Ook mag deze niet worden ingetrokken
33
Repressief
een hoger orgaan heeft de bevoegdheid om een bepaald besluit of regelgeving van een lager orgaan achteraf te schorsen of te vernietigen. De regering kan op eigen initiatief besluiten vernietigen art. 261 Provinciewet en art. 268 Gemeentewet. Dit gebeurt altijd bij Koninklijk Besluit (KB). Vernietiging van bepaalde besluiten kan plaatsvinden wegens ‘strijd met de wet of het algemeen belang’ (art. 132 lid 4 Gw). De Provinciewet en de Gemeentewet geven de mogelijkheid om tegen een vernietigingsbesluit in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
33
Taakverwaarlozing
Een verdere vorm van toezicht op provincies of gemeenten wordt genoemd in art. 132 lid 5 Gw. Gaat hier om voorzieningen bij taakverwaarlozing door de besturen v. provincies en gemeenten. Indien het betrokken bestuur zijn taken ernstig verwaarloost, kan er een voorziening bij wet worden getroffen. De gemeente of provincie wordt dan tijdelijk op non-actief gesteld. Gaat hierbij vooral om autonome taken, maar kan ook plaatsvinden bij medebewind. Bij medebewind kunnen bijv. de gemeentelijke taken door de provinciale organen worden overgenomen als de gemeente zijn taak niet uitvoert of verwaarloost. Een provinciaal bestuur kan er in feite voor kiezen om beleid van de landelijke bestuurders niet uit te voeren, zoals het geval was bij de stikstofcrisis in 2022. De regering mag de provincie vervolgens niet verplichten om het beleid alsnog uit te voeren. Dit kan namelijk alleen bij wet (in formele zin). Dit is een actueel voorbeeld van taakverwaarlozing en wat de regering daaraan kan doen.
34
Autonome taken
Alleen bij grove verwaarlozing
35
Medebewindstaken
In gebreke blijven (licht/grove verwaarlozing) inzake gevorderde regeling/bestuur In principe indeplaatsstelling door de hogere overheid
36
Huis van Thorbecke
vormt de basis van het huidige Nederlandse staatsrecht en heeft ook invloed gehad op de inrichting van de bestuurslagen in Nederland. De grondwetsherzieningen van 1848, geïnitieerd door Thorbecke, hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van een gestructureerd en gelaagd bestuursmodel.
37
Huis v. Thorbecke bestaat uit verschillende bestuurslagen
1. centraal bestuur 2. provinciaal bestuur 3. gemeentelijk bestuur
38
Centraal Bestuur
Dit omvat de nationale overheid, bestaande uit de koning en de ministers. Het centrale bestuur is verantwoordelijk voor landelijke wetgeving en nationale politiek.
39
Provinciaal Bestuur
Nederland is onderverdeeld in twaalf provincies, elk met een eigen bestuur dat verantwoordelijk is voor regionale wetgeving en uitvoering van beleid dat specifiek is voor de provincie.
40
Gemeentelijk Bestuur
De gemeenten vormen de laag van het lokale bestuur en zijn verantwoordelijk voor lokale aangelegenheden zoals stadsplanning, openbare orde, en lokale belastingheffing.
41
De Provincie
Provincies zijn regionale rechtsgemeenschappen die bevoegdheden hebben voor zover de centrale overheid die niet op zich heeft genomen. Hun taak bestaat uit het regelen en besturen vd. huishouding vd. provincie en het verrichten v. medebewindstaken. Het werkterrein vd. provincie omvat onder andere water- en milieubeheer, het beheer v. wegen, regionaal sociaaleconomisch beleid, ruimtelijke ordening en volkshuisvesting en het toezicht op gemeenten. Het provinciaal bestuur bestaat uit de provinciale staten (het hoofd), gedeputeerde staten en de commissaris vd. Koning; dit zijn zelfstandige organen die geen bevelen van de centrale overheid hoeven af te wachten. Inrichting v/h provinciebestuur komt in veel overeen met die van het gemeentebestuur.
42
Provinciale staten
het vertegenwoordigende lichaam in de provincie, de leden worden rechtstreeks gekozen door de burgers voor periode van 4 jaar. De commissaris van de Koning zit de vergaderingen voor, die wel aan de beraadslagingen kan deelnemen maar daarin geen stemrecht heeft.
43
De bevoegdheden van het provinciale bestuur
* Het instellen van Statencommissies die besluitvorming van provinciale staten kunnen voorbereiden en met gedeputeerde staten of de commissaris kunnen overleggen; * Het instellen van bestuurscommissies en daaraan eigen bevoegdheden overdragen; * Het instellen van adviescommissies; * Het vaststellen van provinciale verordeningen; Het kiezen van de leden van de Eerste Kamer op grond van art. 55 Gw
44
De commissaris van de Koning
wordt bij Koninklijk Besluit benoemd en is voorzitter van de provinciale staten en gedeputeerde staten.
45
Gedeputeerde staten
Het dagelijks bestuur van de provincie ligt in handen van de gedeputeerde staten, die bestaat uit de commissaris van de Koning (die voorzitter en lid is) en de gedeputeerden. De gedeputeerden worden benoemd door de provinciale staten. Het dagelijks bestuur van de provincie is een dagtaak die bestaat uit het voorbereiden en uitvoeren van besluiten van provinciale staten en het zorgen voor een goede dagelijkse gang van zaken. De leden van gedeputeerde staten zijn verantwoording schuldig aan provinciale staten voor het door hen gevoerde bestuur. De gedeputeerde staten zijn eigenlijk vergelijkbaar met het college van B&W op lokaal niveau.
46
De commissaris van de Koning heeft een aantal taken
* Bevordering van de samenwerking met andere provincies en andere overheden, bewaking van de kwaliteit van procedures met betrekking tot burgerparticipatie en de afhandeling van bezwaarschriften en klachten; * Jaarlijks uitbrengen v. burgerjaarverslag over provinciale dienstverlening & burgerparticipatie; * Bevordering van een goede behartiging van de provinciale aangelegenheden; * Vertegenwoordiging van de provincie; * De commissaris wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de collegeonderhandelingen en kan zijn mening over het ontwerp-collegeprogramma kenbaar maken; * Hij moet besluiten van het provinciebestuur dat naar zijn oordeel voor vernietiging in aanmerking komen, melden bij de minister die het aangaat; * Tevens is de commissaris op zichzelf een Rijksfunctionaris op grond van art. 126 Gw (anders dan de burgemeester). Zijn belangrijkste taak daarbij is het benoemen van burgemeesters. De commissaris van de Koning heeft een volledige verantwoordingsplicht jegens provinciale staten
47
Het college van burgemeester en wethouders
wordt door de raad benoemd. De burgemeester is voorzitter van het college van B&W en heeft daarin volledig stemrecht. Het dagelijks bestuur van de gemeente berust bij het college van B&W, voor zover de burgemeester hier niet bij of krachtens de wet mee is belast. Tot het dagelijks bestuur hoort het voorbereiden en uitoefenen van beslissingen van de raad, de raad kan eigen bevoegdheden aan het college overdragen. De raad kan geen bevoegdheid delegeren tot het vaststellen van AVV’s aan de burgemeester. Wel heeft het college van B&W een belangrijke medebewindstaak, aangezien diverse vergunningen door hen worden afgegeven. Tenslotte is een belangrijke bevoegdheid de uitoefening van bestuursdwang. De leden van het college van B&W zijn verantwoording schuldig aan de gemeenteraad.
47
De gemeenteraad
staat aan het hoofd van de gemeente (art. 125 Gemeentewet). De raad wordt rechtstreeks gekozen door de inwoners en telt 9 tot 45 leden, afhankelijk van de omvang van de gemeente. Het stelsel van bevoegdheidsverdeling tussen de raad en de overige organen wijkt in de Gemeentewet niet wezenlijk af van het provinciale bestel. De raad vervult wetgevende en bestuurlijke taken.
47
De burgemeester
wordt op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij Koninklijk Besluit benoemd voor een periode van zes jaar. Taken van de burgemeester zijn de zorgplicht ten aanzien van de samenwerking met andere gemeenten en met betrekking tot de relatie tussen gemeentebestuur en de burgerij. De burgemeester is verantwoording verschuldigd aan de raad voor het door hem gevoerde bestuur.
48
De Gemeentewet
zorgt ervoor dat er een eenduidig bestuurssysteem voor alle gemeenten in het land wordt ingevoerd. De organen van de gemeente zijn de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders (college van B&W) en de burgemeester. Zij zijn bestuursorganen die van niemand instructies in ontvangst behoeven te nemen, in tegenstelling tot ambtenaren van de gemeente.
49
Waterschappen
hebben publiekrechtelijke bevoegdheden van bestuur en wetgeving. De waterschappen zijn openbare lichamen, welke de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied tot doel hebben. Het bestuur van een waterschap bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Taken van de waterschappen zijn de zorg voor de waterkering, de waterhuishouding en de zorg voor een of meer andere waterstaatsaangelegenheden. Waterschappen zijn een mengvorm van territoriale en functionele decentralisatie.