Thema 4: Federalisme en Decentralisatie Flashcards
4 staatsvormen
- de eenheidsstaat
- de confederatie (statenbond)
- de federatie (bondsstaat)
- de geregionaliseerde staat
eenheidsstaat
gezag ligt bij één centraal niveau (Nederland en Engeland). Er is één staat met één centraal bestuur waar wetgeving wordt gemaakt. Geen autonome deelstaten, wel provincies, gemeenten en regio’s die middels decentralisatie bepaalde bevoegdheden hebben verkregen. Centrale wetgever bepaalt welke bevoegdheden de decentrale besturen kunnen hebben staat in de Grondwet. De Grondwet geeft aan dat er één centraal punt is waar overheidsmacht voortvloeit;
De confederatie (statenbond)
samenwerking tussen verschillende staten op grond van een verdrag. Verbond van soevereine staten, die gaan samenwerken om bepaalde taken gezamenlijk uit te kunnen oefenen. Fuseren niet tot één grote staat, maar dragen bepaalde taken op aan een gezamenlijke organisatie. In een confederatie hebben soevereine staten zich vrijwillig gebonden aan de gezamenlijke organisatie, waardoor zij niet tegen hun wil in aan iets gebonden kunnen zijn (Unie van Utrecht). Kenmerken van een confederatie zijn:
* Verschillende soevereine staten;
* Centrale coördinerende instantie;
* Gebaseerd op een verdrag;
De federatie (bondsstaat)
één staat met aparte ‘deelstaten’ (Verenigde Staten). In een federatie is er sprake van autonomie en de deelstaten hebben eigen bevoegdheden (‘distribution of powers’). Deze bevoegdheden worden exclusieve bevoegdheden genoemd en kunnen over wetgeving, bestuur en rechtspraak gaan. Kenmerkend dat een geschreven grondwet deze bevoegdheden verdeeld, zodat deze zijn vastgelegd in een rigide document. De federale grondwet regelt dus de bevoegdheden van de deelstaten (in een eenheidsstaat is de wetgever verantwoordelijk). Bij concurrerende bevoegdheden geldt dat ze in beginsel door de deelstaten worden uitgeoefend, tenzij het federale gezag een dergelijke bevoegdheid aan zich trekt. Een federatie heeft een parlement met twee kamers. In 1/2 kamers zijn altijd de deelstaten vertegenwoordigd. Biedt de deelstaten de garantie om betrokken te zijn bij het maken van wetgeving op overheidsniveau en bij eventuele grondwetswijziging. Sommige landen hanteren de staatsvorm van federatie omwille van hun omvang, terwijl andere landen deze staatsvorm hanteren omwille van regionale verschillen en meertaligheid. Federatie is een manier om staat effectief te besturen. Kenmerken federatie zijn:
* Eén staat met min of meer zelfstandige deelstaten;
* Veelal exclusieve bevoegdheden (soms concurrente bevoegdheden);
* Gebaseerd op een federale grondwet.
rigide document
refereert naar een document welke moeilijk te wijzigen zijn
De geregionaliseerde staat
geen eenheidsstaat en geen federatie (Spanje en Schotland). Dit zijn ‘eenheidsstaten’ die geen echte deelstaten hebben, maar wel autonome regio’s. Voorbeeld hiervan is Spanje met een autonome regio in de vorm van Catalonië. Catalonië heeft eigen geschiedenis, taal en cultuur. Deze geregionaliseerde eenheidsstaat bezit een nationale grondwet en bijzondere wetten voor regionale bevoegdheden. Deze wetten dienen om de eigen identiteit tot uitdrukking te brengen. Kenmerken van een geregionaliseerde staat zijn:
* Eenheidsstaat;
* Geen deelstaten, maar deels autonome regio’s;
* Nationale grondwet, bijzondere wetten voor regionale bevoegdheden;
* Soms regionale grondwetten.
Is de Europese Unie een confederatie?
De Europese Unie kun je schetsen als een confederatie, omdat de Europese Unie aan een aantal eisen van de confederatie voldoet. Het zijn soevereine Europese staten die een verband aangegaan zijn op grond van verdragen. Bovendien is er sprake van een centrale coördinerende instantie. Er zijn een aantal organen die samen de Europese Unie vormen: de Commissie, Raad van Ministers, Hof van Justitie, Parlement etc. Echter, na de jaren 60 heeft de Europese Unie veel meer taken gekregen, die een dusdanig vergaande invloed heeft op de staten. Nu kan Europese Unie besluiten nemen waarmee lidstaten het oneens kunnen zijn. Terwijl bij een confederatie de lidstaten vrijwillig gebonden zijn. Betekent dat als een confederatie een besluit wil nemen, elk lid van die confederatie moet instemmen met dat besluit. De Europese Unie is een mengvorm van een confederatie en een federatie vandaag de dag.
Decentralisatie
toedeling van bevoegdheden aan lagere publiekrechtelijke lichamen of organen van de staat. Zo wordt het gezag zo dicht mogelijk bij de burger uitgeoefend. Er kan zo gekeken worden wat wenselijk is voor de burger. Er worden namelijk beslissingen genomen op een plek waar burgers invloed uit kunnen oefenen (gemeenten en provincies). De gemeenten en provincies kunnen in vrijheid onder hun eigen verantwoordelijkheid de aan hen toevertrouwde taken en bevoegdheden uitoefenen. Weliswaar binnen bepaalde grenzen.
vormen decentralisatie
- Territoriale decentralisatie
- Functionele decentralisatie
- mengvormen
- Territoriale decentralisatie
- Functionele decentralisatie
Territoriale decentralisatie
bij territoriale decentralisatie krijgen de organen van een openbaar lichaam een algemene bevoegdheid tot wetgeving en bestuur op een deel van het grondgebied van de staat. Territorium wordt hier beperkt
Functionele decentralisatie
bij functionele decentralisatie wordt niet het territorium beperkt, maar wordt het takenpakket beperkt. De overheidsorganisatie heeft hier één bepaalde functie (of doel) die door verschillende openbare lichamen op diverse niveaus worden uitgeoefend
mengvormen
waterschappen hebben zowel beperkte taken als een beperkt territorium. Waterschappen art. 133 Gw.
Territoriale decentralisatie
Algemeen takenpakket op beperkt territoir gebied Provincies en gemeenten art. 124 Gw: regelgeving en bestuur inzake hun ‘huishouding’ ter behartiging van lokale en provinciale belangen.
Functionele decentralisatie
Specifieke taken (voor een sector, beroepsgroep of complexe overheidstaak) in heel Nederland Openbare lichamen voor een beroep en bedrijf art. 134 Gw; bv. Ned. Orde van Advocaten) Zelfstandige bestuursorganen
Deconcentratie
verwijst naar de manier waarop de centrale overheid haar bestuursbevoegdheden uitoefent door deze niet zelf uit te voeren, maar te laten uitvoeren door min of meer zelfstandige diensten of ambtenaren. Ondanks de deconcentratie blijft de taak bij de staat. Er zijn twee manieren waarop deconcentratie kan plaatsvinden: door toebedeling van taken en bevoegdheden aan ambtenaren via attributie of delegatie. Bij deconcentratie is er echter altijd sprake van hiërarchische ondergeschiktheid; centrale aanwijzingen en verantwoordingsplicht blijven bestaan. De gedeconcentreerde ambtenaren zijn niet volledig zelfstandig, maar blijven gebonden aan de instructies en controle van de centrale overheid. De centrale overheid verliest zijn bevoegdheid tot optreden iet. Bij decentralisatie daarentegen is er geen ondergeschiktheid. De provincies en gemeentes kunnen niet ter verantwoording geroepen worden.
Allerlei vestigingen verspreid over het hele land: de Belastingdienst zit door heel Nederland en staat onder toezicht van de Minister van Financiën, dit weergeeft de ondergeschiktheid;
Het vestigingen van een onderdeel van de centrale overheid op een plek die niet in Den Haag ligt: DUO is gevestigd in Groningen en werkt vanuit deze plek.
Decentralisatie (territoriaal/functioneel)
- Bevoegdhedenspreiding: regelgeving en bestuur door centraal gezag + door lagere, gedecentraliseerde publieke lichamen/organen.
- Geen ondergeschiktheid: in vrijheid en eigen verantwoordelijkheid (via attributie of delegatie) toevertrouwde taken en bevoegdheden uitoefenen ‘binnen bepaalde grenzen’.
- Bestuurlijk toezicht
Deconcentratie
- Bevoegdhedenspreiding: toebedeling van taken en bevoegdheden aan ambtenaren.
- Hiërarchische ondergeschiktheid: centrale aanwijzingen en verantwoordingsplicht
- Ambtelijk toezicht
machtenscheiding
de lagere overheden zijn ook verdeeld in wetgevend en uitvoerend om zo toe te komen aan het idee van de machtenscheiding!
Checks and balances
er ligt net als op centraal niveau meer macht bij het bestuur, maar als tegenhanger verantwoording en controle!
Democratiebeginsel
bij decentralisatie worden bepaalde bevoegdheden dichter bij de burger uitgeoefend, dit vergroot de kans dat de burger iets meekrijgt van deze bevoegdheidsuitoefening en betrokken raakt in het democratieproces. + de burger krijgt zo meer inzicht in het bestuur om zo uiteindelijk een mening te kunnen vormen.
Subsidiariteitsbeginsel
bevoegdheden moeten in principe uitgeoefend worden door de kleinste overheid die het dichtst bij de burger staat. Kunnen deze niet uitgeoefend worden door de lagere overheden, dan mogen de hogere overheden de bevoegdheden uitoefenen art 117 lid 2 Gemw, art 115 lid 2 PW.
Spanning met legaliteitsbeginsel
legaliteitsbeginsel zou ervoor moeten zorgen dat gelijke gevallen gelijk behandeld zouden moeten worden. Bij decentralisatie wordt regelgeving en bestuur uitgeoefend door verschillende gemeente en dit staat natuurlijk in strijd met het gelijkheidsbeginsel en daarmee het legaliteitsbeginsel.
Ontwikkeling van het decentrale bestuur
Gw 1848: uniformering en democratisering van het decentrale bestuur. De diverse vormen van lokaal werden vervangen door één uniform type= gemeente. De plaatselijke besturen hadden daarnaast ook niet meer de bevoegdheid om hun eigen samenstelling, inrichting en competentie te bepalen: ze werden voortaan rechtstreeks verkozen! Er werd een conventioneel stelsel geïntroduceerd. Aan het hoofd van de gemeente kwam een rechtstreeks gekozen raad te staan= de gemeenteraad= de volksvertegenwoordiging. Aan het hoofd van de provincie stonden de provinciale staten = de volksvertegenwoordiging. De grootste macht lag dus bij de volksvertegenwoordiging= conventioneel. Langzamerhand groeide er echter een bestuurspraktijk die niet goed paste binnen het conventionele stelsel.
Het dagelijks bestuur: college en gedeputeerde staten werden steeds belangrijker en voerde steeds meer medebewindstaken uit. Zij vormden het daadwerkelijke bestuur. De vertegenwoordigende organen konden nauwelijks meer waarmaken dat zij de hoogste bestuursorganen waren en het college en de gedeputeerde staten ondergeschikt aan hen waren. De praktijk liet meer het omgekeerde zien. Wet 2020; vooral de colleges binnen de gemeente waren erg machtig: monisme! Men wilde de positie van de gemeenteraad versterken. Het werd gedualiseerd (elk beslissingsvrijheid) Bv mochten de wethouders niet meer in de gemeenteraad zitten. Strikte scheiding tussen wetgevend en uitvoerend ambt na de dualisering. Het bestuur werd bij het college neergelegd. Maar als tegenhanger: de raad is controleur van het college en mag het college dan ook ter verantwoording roepen.
Autonomie art. 124 lid 1 Gw
zelfstandige, wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden worden geattribueerd aan de organen van de lagere gemeenschappen. De lagere overheden kunnen dus naar eigen inzicht besturend en regelend optreden. Dit mag niet strijdt zijn met de hogere regeling;