Thema 6 Cellulaire communicatie en signaaltransductie Flashcards
Noem de vier pathways, waarmee cellen kunnen communiceren/
ENDOCRIEN: communicatie op lange afstand middels signaalstoffen
NEURONAAL: het afgeven van elektrische signalen via axonen. De neurotransmitter bindt aan een receptor van de target cel.
PARACRIEN: cellen geven een signaalstof, zoals een lokale mediator, af aan hun directe omgeving, in plaats van aan de bloedbaan.
CONTACTAFHANKELIJK: cellen met een membraan-gebonden signaalmolecuul binden aan een receptor van een andere cel.
De cellulaire context bepaalt het effect van een extracellulair signaalmolecuul. Wat is de cellulaire context?
De aan- of afwezigheid van de specifieke receptor van dat molecuul in/op de cel. Niet iedere cel heeft dezelfde receptoren en daarmee kunnen cellen verschillende functies hebben.
De aanwezige intracellulaire signaal- en effector moleculen
Welke verschillende effecten heeft acetylcholine op de pacemaker cellen, de skeletspiercellen en speekselklieren?
Pacemaker cellen: verlaging van de hoeveelheid elektrische impulsen, verlaging van de hartslag
Skeletspiercellen: cel gaat samentrekken.
Speekselkliercellen: secretie van de verteringssappen.
Wanneer een extracellulair signaal molecuul zal binden aan zijn receptor dan bindt er of een snelle of een langzaam effect plaats. Wat is het verschil tussen deze twee?
SNEL: verandering in eiwitfunctie (sec-min). Eiwit wordt hierbij gefosforyleerd.
LANGZAAM: veranderen van de eiwitsynthese (min-uren) dit moet via de synthese van nieuw mRNA.
Noem drie voorbeelden van steroïde hormonen.
Cortisol, estradiol en testosteron.
Waar zorgt het gas NO voor?
Voor de activatie van guanylyl cyclase, wat zorgt voor de hydrolyse van GTP in cGMP.
Noem vier verschillende membraan-geassocieerde eiwitten:
- Transmembraan
- Enkelllaag verbinding
- Lipide-gebonden
- Eiwit-gebonden
Noem drie klassen van celoppervlakte receptoren.
Ion-kanaal gekoppelde receptoren
Enzym-gekoppelde receptoren
G-proteïn gekoppelde receptoren.
Welke groepen eiwitten fosforyleren eiwitten?
Kinases (threonine/serine en tyrosine)
In welke vormen kan glycogeen synthase voorkomen?
Glycogeen synthase a, actief, gedefosforyleerde vorm
Glycogeen synthase b, inactief, gefosforyleerde vorm
Door welk eiwit wordt glycogeen synthase gefosforyleerd? En door welk eiwit gedefosforyleerd?
Synthase kinase, proteïn kinase.
Wat zijn hetero-trimere G-eiwitten?
Deze G-eiwitten bestaan uit drie delen, de alfa, bèta en gamma subunits. De alfa en gamma subunits zijn met lipiden verbonden aan het membraan. De hetero-trimaire G-eiwitten kunnen aan GPCRs binden en geactiveerd worden.
Wat zijn monomere G-eiwitten?
De G-eiwitten bestaan uit een enkel deel. Een voorbeeld hiervan is Ras. Ras heeft een intrinsieke GTP-ase activiteit.
Wat doet het eiwit GEF?
(Guanine nucleotide exchange factors): deze zorgt ervoor dat GDP uit het G-eiwit weggaat en er een plaats vrij komt voor GTP waardoor het G-eiwit actief wordt.
Wat doet het eiwit GAP?
(GTP-ase activating proteins): stimuleert de intrinsieke GTP-ase activiteit waardoor GTP weer GDP wordt en het G-eiwit inactief is.