Thema 4 Membranen en transportprocessen Flashcards

1
Q

Welke fosfolipiden hebben een knik in hun staart>

A

Onverzadigde vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem vier manieren waarop lipiden in membranen kunnen bewegen.

A
  • Laterale diffusie
  • Rotatie van één fosfolipide
  • Flexie
  • Flipflop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zorgt cholesterol voor rigiditeit van het celmembraan?

A

Het past precies in de knik die ontstaat bij onverzadigde vetzuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem vier verschillende membraaneiwitten?

A
  • Transporters
  • Ankers
  • Receptoren
  • Enzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom komen beta sheets alleen voor in het membraan als een porie?

A

Het is een blakke structuur en de ruimte in het membraan moet groot zijn/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke moleculen gaan via passieve diffusie door het celmembraan heen?

A

KLeine hydrofobe moleculen, kleine ongeladen polaire moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten transporters voeren secundair actief transport uit?

A

Symporters en antiporters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welke klasse van CF worden de chlooreiwitten niet goed gevouwen?

A

Klasse II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij welke klasse van CF zorgt alternatieve splicing voor minder goede kanalen?

A

KLasse V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe heten de eiwitsystemen in de binnenste en buitenste membraan van het mitochondrium?

A

TOM1 en TOM2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe reageren cellen als er teveel niet goed gevouwen eiwit in het ER bevindt?

A

De cellen die gestimuleerd worden om veel eiwitten te maken, kunnen in de stress raken. Er is dan een cellulaire stress response, dat leidt tot een unfolded protein response. De eiwitten worden dan niet meer gevouwen, ook kan het zijn dat de ER-grootte wordt aangepast. Dit kan uiteindelijk leiden tot apoptose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de trans-zijde van het Golgi-apparaat?

A

De kant naar het celmembraan toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is constitutieve exocytose?

A

Constitutieve exocytose is niet gereguleerd. Het gebeurt altijd om de membraan te onderhoduen en om receptoren in het membraan te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een belangrijke schakel in gereguleerde exocytose?

A

Cytosolisch Ca2+. De concentratie Ca2+ wordt in eht cytosol erg laag gehouden door Ca2+-pompen in het plasmamembraan, ER en mitochondrium. Een hoge [Ca2+] stimuleert processen als sarcomeercontactie en exocytose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de stimuli voor de afgifte van insuline?

A

De stijging van ATP in de cel (door een verhoogde glycolyse), waardoor K+ naar buiten stroomt, Ca2+ naar binnenstroomt en waardoor blaasjes migreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke drie soorten endocytose kunnen er worden onderscheiden?

A

FAGOCYTOSE: door macrofagen en neutrofiele granulocyten
PINOCYTOSE: het membraan knopt vesicles naar binnen toe af zodat een cel bepaalde vloeistoffen kan opnemen
RECEPTOR-MEDIATED ENDOCYTOSE

17
Q

Via endocytose komen LDL-blaasjes met cholesterol de cel binnen. Waar gaan ze dan naartoe?

A

Naar lysosomen. Hier worden lipoproteïnen afgebroken door hydrolytische enzymen.

18
Q

Wat is het endosoom?

A

Een sorteerstation bij endocytose (te vergelijken met Golgi).

19
Q

Wat is een lysosoom?

A

Een lysosoom verteert (hydrolyseert) opgenomen materiaal tot losse bouwstenen, als aminozuren, nucleotiden en suikers. Ook speelt het een rol bij autofagie van de versletten organellen. Een lysosoom zit vol hydrolytische enzymen en een lysosoom is een zure omgeving.

20
Q

Wat is Hapmap?

A

Een catalogus waarin de genetische variatie die in mensen voorkomt, is weergegeven.

21
Q

Wat is linkage disequilibrium?

A

Twee genvarienten die dicht bij elkaar liggen op hetzelfde chromosoom hebben een lkleine kans dat er recombinatie plaatsvindt.