Thema 6 Flashcards
abrupt
Heel plotseling.
allengs
Langzamerhand.
het dialect
Een taal die in een bepaalde streek wordt gesproken.
de standaardtaal
De officiële taal van een land. Deze taal wordt bijvoorbeeld gebruikt in kranten en in het journaal.
grotendeels
Voor het grootste gedeelte.
krampachtig
Met meer inspanning of moeite dan nodig is.
aanvaardbaar
Iets wat je kunt aannemen of accepteren.
verwant zijn aan
Familie zijn van.
afleiden van
Woorden maken van andere woorden, vaak uit een andere taal.
de wereldtaal
Een taal die in landen over de hele wereld wordt gesproken.
je groen en geel ergeren
Je heel erg aan iets of iemand storen.
een koekje van eigen deeg krijgen
Vervelend behandeld worden, nadat je hetzelfde bij iemand anders hebt gedaan.
de uitdrukking
Een vast groepje van woorden of een zin met een figuurlijke betekenis.
het gezegde
Een vast groepje woorden met een figuurlijke betekenis
lyrisch zijn over
Iets heel geweldig of fantastisch vinden.
walgen van
Iets heel vies of heel vervelend vinden.
de dwaas
iemand die gekke dingen doet
bizar
Heel erg vreemd.
beschaafd
Goed opgevoed, volgens de regels.
de suggestie
het voorstel
bekakt
overdreven deftig
genant
Om je voor te schamen.
tevens
ook
iemand op het verkeerde been zetten
Je geeft iemand een verkeerde indruk van iets, waardoor hij iets gaat denken wat helemaal niet klopt.
de verrijking
Iets waar je als persoon beter van wordt, in de vorm van geld of een ervaring.
de verarming
Iets waar je als persoon slechter, armer van wordt
de straattaal
een taal met eigen woorden en zinnen die jongeren onder elkaar gebruiken
de codetaal
De geheimtaal.
de vaktaal
De taal die mensen met hetzelfde beroep (vak) met elkaar gebruiken.
teren op
Genoeg hebben aan.
de mengelmoes
van alles door elkaar
stellen
Beweren, zeggen dat iets zo is.
absurd
Heel erg raar, belachelijk.
wijten aan
De schuld leggen bij.
stukje bij beetje
Langzaam en geleidelijk.
naar hartenlust
Zoveel je maar wilt.