Groep 8 - Thema 3 Flashcards

1
Q

impressie

A

indruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bezienswaardigheid

A

iets wat bijzonder de moeite waard is om te bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tafereel

A

een afbeelding van een situatie waar je een tijdje naar kijkt op een schilderij, een foto of in het echt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitvoerig

A

uitgebreid, met veel woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beknopt

A

kort, met zo min mogelijk woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

overblijfsel

A

iets wat over is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

legendarisch

A

net als in een legende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

afdruipen

A

weggaan omdat je bang bent of omdat je je schaamt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

rampzalig

A

ellendig, heel erg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mentaliteit

A

de manier waarop je denkt en voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verontreiniging

A

vervuiling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het niet breed hebben

A

weinig geld hebben, arm zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

onderschatten

A

denken dat iemand of iets minder goed is dan hij of het eigenlijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

overschatten

A

denken dat iemand of iets beter is dan hij of het eigenlijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dashboard

A

een bord met knoppen en meters rond het stuur van een auto of een vliegtuig trekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pook

A

met deze hendel bedien je de versnelling van een auto

17
Q

contactsleutel

A

sleutel die je gebruikt om de auto te starten

18
Q

negeren

A

net doen alsof iemand of iets er niet is, er geen aandacht aan schenken

19
Q

exclusief

A

bijzonder, speciaal

20
Q

documentaire

A

verslag in beeld en/of geluid over iets wat echt gebeurd is

21
Q

ontglippen

A

glijdend ontsnappen

22
Q

hakkelen

A

met moeite praten, met onderbrekingen, bijvoorbeeld omdat je verlegen bent

23
Q

manoeuvreren

A

een voertuig van richting doen veranderen

24
Q

de knoop doorhakken

A

een beslissing nemen

25
Q

comfortabel

A

gemakkelijk en fijn

26
Q

luxueus

A

extra gemakkelijk en fijn

27
Q

primitief

A

eenvoudig

28
Q

overbruggen

A

een tijd doorbrengen of een afstand afleggen

29
Q

verstrijken

A

voorbijgaan

30
Q

tijdspanne

A

tijdsduur, hoe lang iets duurt

31
Q

euforisch

A

heel blij

32
Q

eropuit trekken

A

ergens naartoe gaan

33
Q

ontrafelen

A

oplossen, ontcijferen

34
Q

gedachtegang

A

manier van denken

35
Q

in beslag nemen

A

in bezit nemen

36
Q

de tijd vliegt

A

de tijd gaat heel snel voorbij