Thema 5, 6, 7 Flashcards

1
Q

Criterium:

A

binnen de context van regressieanalyse wordt criterium gebruikt om de afhankelijke variabelen aan te duiden. De onafhankelijke variabelen worden dan vaak covariaten genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Errorvariantie/residuele variantie

A

in de context van variantieanalyse is de errorvariantie of residuele variantie dat deel van de variantie in de afhankelijke variabele dat niet wordt verklaard door een factor (een onafhankelijke variabele).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

F-verdeling:

A

De verdeling van de F-waarde, bepaald door beide vrijheidsgraden van de F-waarde. De F-waarde die wordt berekend in een steekproef is per definitie afkomstig uit deze verdeling. Deze steekproevenverdeling kan gebruikt worden om de kans op een gegeven F-waarde te berekenen onder aanname van de nulhypothese (dat is, de p-waarde). Deze verdeling ziet er als volgt uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Helling, hellingscoëfficiënt:

A

de hellingscoëfficiënt drukt uit hoe steil een lijn in een grafiek stijgt. De helling is de toename in de variabele op de y-as (meestal, maar niet altijd, de afhankelijke variabele) als de variabele op de x-as met 1 toeneemt. Deze helling kan ook negatief zijn. In dat geval is de toename in de variabele op de y-as dus een afname, oftewel, de variabele op de y-as neemt met een bepaald getal af als de variabele op de x-as met 1 toeneemt. Binnen regressieanalyse geldt dat de regressiecoëfficiënten de hellingscoëfficiënten zijn die corresponderen met de voorspellers, behalve de eerste regressiecoëfficiënt, het intercept.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intercept:

A

in de context van regressieanalyse is het intercept de waarde die de afhankelijke variabele heeft als de onafhankelijke variabele de waarde 0 heeft. Het is de eerste term in het regressiemodel: β0 (in de populatie, of als gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt), B0 of b0 (als ruwe oftewel ongestandaardiseerde *regressiecoëfficiënt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Predictor, predictoren:

A

met de term predictor of voorspeller wordt gebruikelijk naar onafhankelijke variabelen verwezen in de context van regressieanalyse. Het is belangrijk om te beseffen dat deze termen niet impliceren dat er sprake is van een causaal verband. In tegendeel: voor de analyse van data uit experimenten wordt vaak juist variantieanalyse gebruikt, terwijl data uit observationele studies eerder met regressieanalyse worden geanalyseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

R2:

A

het kwadraat van de multipele correlatie in regressieanalyse. Dit is de proportie verklaarde variantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Regressieanalyse:

A

een statistische analyse waarbij een regressiemodel wordt geschat waarin een of meer predictoren een afhankelijke variabele voorspellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Regressiemodel:

A

het regressiemodel is de verzameling van alle regressiecoëfficiënten in een regressieanalyse. Om voor een gegeven combinatie van waarden van de voorspellers de beste voorspelling van de afhankelijke variabele te krijgen, worden deze waarden in het regressiemodel ingevuld, waardoor die beste voorspelling berekend kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Regressiecoëfficiënt, regressiecoëfficiënten:

A

het intercept en de hellingscoëfficiënten van de voorspellers in een regressieanalyse. De hoogte van de regressiecoëfficiënten geeft aan hoeveel de afhankelijke variabele (het criterium) toe- of afneemt als de voorspeller waar de regressiecoëfficiënt bij hoort met 1 toeneemt. Als de regressiecoëfficiënten gestandaardiseerd zijn, betreft dit niet de toename van 1 eenheid op de schaal waarop de voorspeller is gemeten, maar drukt de regressiecoëfficiënt uit hoeveel standaarddeviaties de afhankelijke variabele toeneemt als de betreffende voorspeller met 1 standaarddeviatie toeneemt. Regressiecoëfficiënten kunnen zowel positief als negatief zijn en hun waarde is niet begrensd. Dus ook gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten kunnen kleiner zijn dan −1 of groter dan 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

t, t-waarde:

A

ook wel Student’s t genoemd; de toetsingsgrootheid die gebruikt wordt om de p-waarde van Cohen’s d te berekenen. De t-waarde is verdeeld volgens de t-verdeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

t-toets:

A

een toets die gebruikt kan worden binnen de nulhypothese-significantietoetsing om de p-waarde te berekenen voor het verband tussen een dichotome variabele en een continue variabele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

t-verdeling:

A

een specifieke verdeling; een variatie op de normaalverdeling die rekening houdt met de extra onzekerheid wanneer de data uit een steekproef afkomstig zijn. De t-waarde die berekend wordt in een steekproef is per definitie afkomstig uit deze verdeling. Deze steekproevenverdeling kan gebruikt worden om de kans op een gegeven t te berekenen onder aanname van de nulhypothese. Deze verdeling ziet er als volgt uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Afhankelijke/gepaarde t-toets

A

de gepaarde t-toets is een t-toets waarbij twee datareeksen vergeleken worden waarin elke datapunt in de ene datareeks te koppelen is aan precies één datapunt in de andere datareeks. Dit gebeurt als beide datareeksen niet onafhankelijk (maar afhankelijk, of gepaard) zijn, bijvoorbeeld als ze herhaalde metingen betreffen bij dezelfde onderzoekseenheden (zoals dezelfde deelnemers), of als de onderzoekseenheden in de twee datareeksen met elkaar in verband te brengen zijn, bijvoorbeeld als ze uit hetzelfde gezin komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cohen’s d

A

een effectmaat wordt die gebruikt om het verschil tussen twee gemiddelden uit te drukken op een manier die onafhankelijk is van de schaal waarop de afhankelijke variabele gemeten is. Cohen’s d is gedefinieerd als het verschil tussen twee gemiddelden, gedeeld door de standaarddeviatie. De tentatieve kwalitatieve labels die worden gebruikt om Cohen’s d waarden te duiden, zijn:

triviaal: tussen −.20 en .20
klein / zwak: tussen −.20 en −.50 of tussen .20 en .50
middelgroot / middelsterk: tussen −.50 en −.80 of tussen .50 en .80
groot / sterk: tussen −.80 en −1.30 of tussen .80 en 1.30
zeer groot / zeer sterk: kleiner dan −1.30 of groter dan 1.30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cohen’s d-verdeling

A

de verdeling van Cohen’s d, het gestandaardiseerde* verschil tussen twee gemiddelden. De Cohen’s d die in een steekproef berekend wordt, is per definitie afkomstig uit deze verdeling. Deze steekproevenverdeling kan gebruikt worden om de kans op een gegeven d te berekenen onder aanname dat de nulhypothese klopt. Deze verdeling ziet er als volgt uit.

17
Q

Onafhankelijke t-toets:

A

De onafhankelijke t-toets is een t-toets die wordt uitgevoerd op twee datareeksen die niet aan elkaar te koppelen zijn. Dit is bijna altijd het geval, maar soms zijn de datapunten in de ene datareeks te koppelen aan corresponderende datapunten in de andere datareeks, bijvoorbeeld als de twee datareeksen herhaalde metingen betreffen. In dat geval wordt de gepaarde t-toets gebruikt.

18
Q

ANOVA/variantieanalyse

A

een analysetechniek om het verband tussen een categorische variabele met meer dan twee mogelijke meetwaarden en een continue variabele te analyseren. Bij variantieanalyse wordt de effectmaat omega2 berekend en wordt de F-verdeling gebruikt om de corresponderende p-waarde te berekenen.

19
Q

Eenweg-variantieanalyse:

A

bivariate variantieanalyse, waarbij het verband tussen twee variabelen wordt onderzocht en er dus maar één onafhankelijke variabele is.

20
Q

Effectvariantie:

A

in de context van variantieanalyse is de effectvariantie dat deel van de variantie in de afhankelijke variabele dat wordt verklaard door de factor (de onafhankelijke variabele). De effectvariantie van alle factoren samen wordt wel de modelvariantie genoemd.

21
Q

Eta2

A

(η2: een effectmaat die gebruikt kan worden om het verband tussen een categorische variabele en een continue variabele weer te geven. Het gebruik van η2 wordt afgeraden: in plaats daarvan is het beter om ω2 (omega2) te gebruiken.

22
Q

F, F-waarde:

A

de F-waarde is het quotient van de effectvariantie (MSeffect) en de errorvariantie (MSerror) in de context van variantieanalyse. Deze F-waarde is verdeeld volgens de F-verdeling die het mogelijk maakt om voor een gegeven F-waarde en de beide bijbehorende vrijheidsgraden de p-waarde uit te rekenen.

23
Q

Factor, factoren

A

: een factor is in de context van variantieanalyse een categorische onafhankelijke variabele. In de context van designs is een factor een variabele die in een experiment wordt gemanipuleerd.

24
Q

Homoscedastiteit:

A

homoscedastiteit wordt gebruikt in de context van variantieanalyse, en geldt als de varianties van alle groepen gelijk zijn. Het antoniem is heteroscedastiteit: de situatie waarin verschillende groepen verschillende spreiding vertonen.

25
Q

Multipele correlatie:

A

in de context van regressieanalyse is de multipele correlatie R, oftewel de correlatie van alle voorspellers samen met de afhankelijke variabele. Bij enkelvoudige regressieanalyse, met maar één voorspeller, is de multipele correlatie gelijk aan de bivariate correlatie. Als er meerdere voorspellers in het regressiemodel zitten (dit valt buiten de stof van Onderzoekspracticum inleiding onderzoek) kan R berekend worden door het regressiemodel in te vullen voor elke onderzoekseenheid en de resulterende voorspellingen voor de afhankelijke variabele op te slaan. R is dan gelijk aan de correlatie van die voorspellingen (y^) met de geobserveerde waarde van de afhankelijke variabele (y). Door R te kwadrateren (R2), wordt de proportie verklaarde variantie berekend.

26
Q

Omega2 (ω2):

A

de effectmaat die het verband aangeeft tussen een categorische variabele, meestal met drie of meer categorieën, en een continue variabele. Deze effectmaat wordt berekend als een variantieanalyse wordt uitgevoerd. Net als R2, de gekwadrateerde multipele correlatie in regressieanalyse, drukt ω2 de proportie verklaarde variantie uit. De volgende tentatieve kwalitatieve labels worden gebruikt om ω2 waarden te duiden:

triviaal: lager dan .01
klein / zwak: tussen .01 en .06
middelgroot / middelsterk: tussen .06 en .14
groot / sterk: groter dan .14
zeer groot / zeer sterk: hier is geen richtlijn voor bij ω

27
Q

ω2-verdeling (Omega2-verdeling)

A

: de verdeling van ω2, bepaald door beide vrijheidsgraden van ω2. De ω2-waarde die in een steekproef wordt berekend is per definitie afkomstig uit deze verdeling. Deze steekproevenverdeling kan gebruikt worden om de kans op een gegeven ω2-waarde* te berekenen onder aanname van de nulhypothese (dat is, de p-waarde). \

28
Q

ω2-waarde:

A

een specifieke waarde van ω2. De ω2-waarden zijn verdeeld volgens de ω2-verdeling.