Thema 2. Modellen, designs en onderzoeksvragen Flashcards

1
Q

Afhankelijke variabele, afhankelijke:

A

de afhankelijke variabele in een onderzoek is een variabele waarvan de onderzoeker verwacht dat deze (deels) wordt bepaald door een onafhankelijke variabele. In experimenteel onderzoek is dit effect causaal; in observationeel onderzoek kan over causaliteit niets gezegd worden. het zou dan net zo goed kunnen dat de afhankelijke variabele de onafhankelijke variabele veroorzaakt, of dat beide veroorzaakt worden door een derde variabele. De termen ‘onafhankelijke variabele’ en ‘afhankelijke variabele’ hebben dus betrekking op de verwachtingen van de onderzoekers, niet noodzakelijk op de opzet van de studie of de conclusies die getrokken kunnen worden. Bij observationeel onderzoek, waarbij dus geen variabele wordt gemanipuleerd, is het onderscheid tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen vrij arbitrair; alle variabelen hebben dan namelijk vaak dezelfde rol in het design van de studie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Attritie:

A

attritie is uitval van onderzoekseenheden (meestal deelnemers) tussen de verschillende meetmomenten in een longitudinale studie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bias:

A

een verstoring, vertekening, bij het meten van een variabele of een proces. Biases komen ook voor in onderzoek; als een variabele gebiased is, is de validiteit aangetast. Stel dat deelnemers in de experimentele conditie verteld wordt dat zij een nieuwe behandeling krijgen, terwijl deelnemers in de controleconditie verteld wordt dat zij de controleconditie zijn. Die informatie kan tot verwachtingen leiden die de onderzoeksresultaten verstoren en dus bias introduceren. Confounders leiden ook tot bias in een studie. Verder lijden mensen zelf aan vertekeningen in de informatieverwerking (wat ook biases zijn), waardoor ze niet goed zijn in introspectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bivariate analyse, bivariaat, bivariate:

A

een analyse waarbij het verband tussen twee variabelen wordt geanalyseerd, zoals de correlatie, Cohen’s d en de t-toets, en eenweg-variantieanalyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Blinderen, blindering:

A

blinderen is het afschermen van elementen van een studie voor deelnemers, onderzoekers (proefleiders) of beiden (dat heet dubbel blinderen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Confounder, confounders:

A

een confounder is een verstorende variabele. Als een onderzoeker een uitspraak wil doen over een verband tussen twee variabelen, vooral over een causaal verband, moeten alle confounders zijn uitgeschakeld. Dit kan alleen door middel van een experiment. Als een experimenteel design niet mogelijk is, kan een onderzoeker proberen in kaart te brengen wat mogelijke confounders zijn, en deze meten, zodat ervoor gecorrigeerd kan worden in de analyses. Maar het is niet mogelijk uit te sluiten dat er nog onbekende confounders resteren. Uitspraken over causaliteit vereisen daarom altijd een experimenteel design.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Conditie, condities:

A

de waarde van een variabele in een manipulatie. Als bijvoorbeeld “blootstelling aan geweld in de media” wordt gemanipuleerd zoals in het klassieke experiment van Bandura met de Bobo-doll, kan die variabele twee waarden hebben: “geen blootstelling” en “wel blootstelling”. Elk van deze waarden correspondeert vervolgens met een conditie in de manipulatie die de operationalisatie van die variabele is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Controleconditie:

A

in een experiment is een controleconditie een conditie waarin er geen manipulatie plaatsvindt. De inhoud van de controleconditie wordt daarom zo vastgesteld dat deze gematched is met de experimentele condities, in alle aspecten behalve de te manipuleren onafhankelijke variabele(n).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Covariaat, covariaten:

A

covariaat kan twee betekenissen hebben. Binnen deze cursus wordt vooral de betekenis gebruikt van onafhankelijke variabele in de context van regressieanalyse (de afhankelijke variabele wordt dan vaak het criterium genoemd). Een covariaat kan ook een variabele zijn die wordt meegenomen in een meerweg (multivariate) variantieanalyse om te corrigeren voor een variabele op het continue meetniveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Criterium:

A

binnen de context van regressieanalyse wordt criterium gebruikt om de afhankelijke variabelen aan te duiden. De onafhankelijke variabelen worden dan vaak covariaten genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cross-sectioneel onderzoek, cross-sectioneel design, cross-sectionele opzet, cross-sectioneel:

A

in een cross-sectionele studie is er maar één meetmoment. Alle data wordt dus min of meer gelijktijdig verzameld, dus in dezelfde sessie, zonder dat er noemenswaardig veel tijd verstrijkt tussen de metingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Doelstelling, doelstellingen:

A

de doelstelling van een onderzoek betreft het uiteindelijke doel. Het primaire doel van een studie is om de relevante onderzoeksvraag of -vragen te beantwoorden, maar om toestemming te krijgen van de ethische commissie moet die onderzoeksvraag of -vragen ook ergens toe leiden. Iets onderzoeken omdat het nu eenmaal wel grappig lijkt, is namelijk meestal geen verstandige besteding van de schaarse onderzoeksmiddelen. Doelstellingen van onderzoek verschillen soms per veld. Onderwijskwaliteit verbeteren is een algemeen geaccepteerde uiteindelijke doelstelling in de onderwijswetenschappen, productiviteit verhogen in de arbeids- en organisatiepsychologie, en gezondheid en welzijn verhogen in de gezondheids- en klinische psychologie. Doelstellingen zijn meestal specifiekere versies van dit soort uiteindelijke ‘globale doelstellingen’. Uit de doelstelling van een onderzoek volgen een of meer onderzoeksvragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dubbel Blinderen, dubbelblind:

A

er is sprake van dubbele blindering als zowel de deelnemers als de onderzoekers (proefleiders) niet weten welke condities worden onderzocht, in welke conditie de deelnemers zitten, en/of welke theoretische verwachtingen er zijn over condities. Dubbele blindering is een manier om invloed van verwachtingen te minimaliseren, en het liefst te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Effectgrootte, effectgroottes:

A

een getal dat de sterkte van het verband tussen twee variabelen weergeeft. Door middel van een effectmaat zoals Pearson’s r, Cohen’s d of ω2 kan de effectgrootte uitgedrukt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ethische toetsing:

A

wetenschappelijk onderzoek met levende wezens moet ethisch getoetst worden voordat het kan worden uitgevoerd. Bij de Open Universiteit gebeurt dit door de commissie Ethische Toetsing Onderzoek (de cETO). Deze commissie beoordeeld of het onderzoek kans van slagen heeft, door bijvoorbeeld naar de poweranalyses te kijken, en of het niet te belastend is voor haar deelnemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Experiment, experimenten, experimenteel design:

A

in een experiment wordt de onafhankelijke variabele geoperationaliseerd door middel van een of verschillende manipulatie(s) . Vervolgens worden de onderzoekseenheden (meestal deelnemers) gerandomiseerd in verschillende condities, waarbij in elke conditie andere manipulaties worden toegepast. Hierna wordt de afhankelijke variabele gemeten. Deze opzet maakt het mogelijk om een causaal** verband tussen de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele te onderzoeken.

17
Q

Hypothese, hypothesen:

A

een hypothese is een onderzoeksvraag die als een stelling geformuleerd is. Als een onderzoeksvraag bijvoorbeeld is “Hoe sterk is het verband tussen extraversie en sociale steun?”, dan zou een bijbehorende hypothese kunnen zijn “Tussen extraversie en sociale steun bestaat een middelsterk verband”. Onderzoekers die NHST toepassen formuleren hypothesen vaak als “Extraversie en sociale steun hangen samen” en beschouwen een significante p-waarde dan als evidentie voor die samenhang.

18
Q

Longitudinaal onderzoek, longitudinaal design, longitudinale opzet, longitudinaal, longitudinale:

A

in een longitudinale studie zijn meerdere meetmomenten. Er zijn dus meerdere sessies waarin operationalisaties van constructen gemeten worden Het kan ook zijn dat er maar één sessie is met daarin meerdere meetmomenten. Hierbij is er reden om aan te nemen dat de te meten variabele tussen de meetmomenten veranderd is, bijvoorbeeld met een noemenswaardige hoeveelheid tijd of een manipulatie tussen de meetmomenten.

19
Q

Matching:

A

matching is de algemene term voor het streven naar equivalentie van verschillende condities of deelnemers in verschillende condities. In een experiment is het bijvoorbeeld cruciaal dat de condities uitsluitend verschillen op de te manipuleren variabele. Als de condities ook op een andere manier verschillen, kunnen deze verschillen namelijk ook verantwoordelijk zijn voor eventuele verschillen in de afhankelijke variabele. Het zo gelijk mogelijk houden van de condities, behalve op de te manipuleren variabele, heet het matchen van de condities. Bovendien is het bij een experiment belangrijk dat de deelnemers in alle condities gemiddeld genomen hetzelfde zijn. Selectie van deelnemers om dit te bereiken heet ook matching.

20
Q

Multivariaat, multivariate, Multivariate analyses:

A

de term multivariate analyses kan voor twee dingen gebruikt worden. Ten eerste wordt de term multivariaat gebruikt voor analyses waar meer dan twee variabelen tegelijk in zitten. Deze betekenis complementeert de termen univariaat, voor analyses waar maar één variabele in zit, en bivariaat, voor analyses waar twee variabelen in zitten. Ten tweede wordt de term multivariate analyse gebruikt voor analyses met meerdere afhankelijke variabelen tegelijk. Deze analyses worden niet in dit curriculum behandeld.

21
Q

Observationeel onderzoek, observationeel design of observationele opzet:

A

onderzoek waarbij alle operationalisaties meetinstrumenten zijn. Hier wordt dus geen variabele gemanipuleerd en er kunnen dus geen conclusies getrokken worden over causaliteit. Observationele designs worden ook wel correlationele designs genoemd. Omdat correlaties voor alle typen designs berekend kunnen worden, is dit een misleidende term die in deze cursus verder niet gebruikt wordt.

22
Q

Onafhankelijke variabele

A

de onafhankelijke variabele in een onderzoek is een variabele waarvan de onderzoeker een effect verwacht op een afhankelijke variabele. In experimenteel onderzoek is dit effect causaal; in observationeel onderzoek kan over causaliteit niets gezegd worden. Het is mogelijk dat de afhankelijke variabele de onafhankelijke variabele veroorzaakt. De termen ‘onafhankelijke variabele’ en ‘afhankelijke variabele’ hebben dus betrekking op de verwachtingen van de onderzoekers, niet noodzakelijk op de opzet van de studie of de conclusies die getrokken kunnen worden.

23
Q

Onderzoeksprotocol, onderzoeksprotocollen:

A

het onderzoeksprotocol is een gedetailleerde beschrijving van de procedures die gevolgd moeten worden in een studie. De protocollen bevatten bijvoorbeeld de letterlijke uitspraken van de proefleider(s) en eventuele andere betrokkenen bij het onderzoek, richtlijnen voor de afstand tussen de ogen van de deelnemers en het beeldscherm en de procedure voor de debriefing waarmee deelnemers na afloop van de studie opgevangen worden en eventueel volledig geïnformeerd worden over de studie.

24
Q

Onderzoeksvraag, onderzoeksvragen:

A

een onderzoeksvraag is bijna altijd de vraag naar het verband tussen twee variabelen, bijvoorbeeld hoe sterk extraversie en sociale steun samenhangen. Heel soms betreft een onderzoeksvraag de vraag naar de waarde van een variabele, bijvoorbeeld de gemiddelde mate van extraversie in een populatie.

25
Q

Opzet:

A

de opzet of het design van een studie betreft de operationalisaties en hoe deze zich tot elkaar verhouden. Een studie kan bijvoorbeeld kwalitatief of kwantitatief zijn; correlationeel of experimenteel; en cross-sectioneel of longitudinaal.

26
Q

Proefleiders:

A

onderzoekers of medewerkers aan een onderzoek die interacteren met de deelnemers. Er worden vaak proefleiders ingezet die niet op de hoogte zijn van het onderzoek omdat het belangrijk is de proefpersonen en de proefleiders te blinderen.

27
Q

Randomisatie:

A

het proces waarmee onderzoekseenheden (meestal deelnemers aan een studie) willekeurig worden verdeeld over twee of meer condities. Als het aantal onderzoekseenheden voldoende groot is, resulteert dit proces in equivalente groepen.

28
Q

Representatief, representatieve:

A

representativiteit van een steekproef betreft de mate waarin de steekproef gegeneraliseerd kan worden naar de populatie. Een voorwaarde voor representativiteit is dat de steekproef aselect uit de populatie gekozen wordt. Als een steekproef niet willekeurig (random) wordt gekozen uit de populatie, hangt de kans dat een onderzoekseenheid in de steekproef belandt af van bepaalde variabelen. Kortom, de steekproef is dan geworven uit een subpopulatie, waarvan niet precies bekend is hoe die subpopulatie zich verhoudt tot de bedoelde populatie. Uitspraken op basis van die steekproef hoeven in dat geval niet op te gaan voor de populatie, maar gelden uitsluitend voor de (onbekende) subpopulatie.

29
Q

Univariate analyse, univariaat, univariate

A

een analyse waarbij slechts één variabele betrokken is, zoals de berekening van de beschrijvingsmaten (zoals het gemiddelde, de standaarddeviatie en de scheefheid van een variabele). Naast univariate analyses zijn er ook bivariate en multivariate analyses. Overigens wordt de term univariaat soms ook gebruikt als multivariate analysemethoden worden toegepast maar er toch slechts één voorspeller wordt geanalyseerd. Tot slot hebben de termen univariaat, bivariaat en multivariaat niet alleen betrekking op het aantal voorspellers in de analyse. De term multivariate analyses wordt ook gebruikt voor analyses met meerdere afhankelijke variabelen tegelijk. Dit wordt niet in dit curriculum behandeld.

30
Q

Voorspeller, voorspellers:

A

de term voorspeller wordt vaak gebruikt als synoniem voor een onafhankelijke variabele, vooral in de context van regressieanalyse. De term voorspeller wordt soms ook iets breder gebruikt, namelijk voor een variabele waaruit een andere variabele voorspeld kan worden. Een afhankelijke variabele kan dus ook een voorspeller zijn van een onafhankelijke variabele. In een studie waarin de onafhankelijke variabele niet gemanipuleerd is, is er geen implicatie dat een voorspeller ook een causaal effect heeft op de afhankelijke variabele.